GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 9 november 2006 in de zaak onder rekestnummer 727/2006 NOT van:
IR. [X],
wonende te [plaats],
APPELLANT
MR. [Y]
oud-notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder te noemen klager, is bij een op 8 mei 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 13 april 2006, waarbij de klacht gericht tegen geïntimeerde, hierna te noemen de notaris, ongegrond is verklaard.
1.2. Klager heeft zijn verzoekschrift voorts aangevuld met brieven - met bijlagen – bij het hof ingekomen op 11 mei 2006, 15 mei 2006, 20 mei 2006, 30 mei 2006, 31 mei 2006, 7 juni 2006, 23 juni 2006, 28 juni 2006, 20 juli 2006, 2 augustus 2006, 4 augustus 2006, 9 augustus 2006, 14 augustus 2006, 22 augustus 2006, 28 augustus 2006 en op 11 september 2006.
1.3. Van de zijde van de notaris is op 30 augustus 2006 een verweerschrift - met bijlagen - ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 14 september 2006. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld.
4. Het standpunt van klager
4.1. De klacht spitst zich er - kort en zakelijk weergegeven - op toe dat de notaris heeft geweigerd te voldoen aan het verzoek van klager en mevrouw A.F. [Z] – [R], hierna: [Z], om laatstgenoemde te beëdigen en vervolgens haar verklaring op te nemen in een akte dat zij haar benoeming tot executeur-testamentair over de nalatenschap van mevrouw A. [R] niet heeft aanvaard. Door de herhaalde weigeringen van de notaris om de eed af te nemen en de verklaring op te stellen heeft de notaris haar onnodig op kosten gejaagd.
4.2. In hoger beroep heeft klager een aantal nieuwe klachten ingediend tegen zowel de notaris als andere notarissen en heeft hij zich beklaagd over de gang van zaken in eerste aanleg.
4.3. Tenslotte heeft klager het hof verzocht een raadsheer-commissaris te benoemen.
5. Het standpunt van de notaris
De notaris stelt dat zij op 6 en 30 september 2005 klager en [Z] heeft ontvangen op haar kantoor. Na het gesprek van 30 september 2005 heeft de notaris een verklaring van executele voorbereid en deze akte is op 21 oktober 2005, na wederom een persoonlijk gesprek met klager en [Z], met uitdrukkelijke instemming van klager gepasseerd. Tijdens genoemde gesprekken viel het de notaris op dat [Z] niet veel zei, behalve dat zij de standpunten van klager bevestigde. Tijdens het gesprek op 21 oktober 2005 vroeg [Z] aan de notaris waarom zij haar niet een eed of belofte liet afleggen.
De notaris stelt in haar verweer dat zij een dergelijke verklaring nog wel had willen overwegen doch dat zij zich afvroeg wat de zin was van een dergelijke verklaring. De notaris was van oordeel dat de documentatie die klager inmiddels had verzameld voldoende was om zijn gerechtigdheid als erfgenaam en executeur genoegzaam aan te tonen in Uruguay. De notaris wijst er voorts op dat zij klager nog heeft aangeboden om via een relatie van haar te komen tot een oplossing, mocht de documentatie niet afdoende blijken. Van dit aanbod heeft klager geen gebruik gemaakt.
6.1. Voor zover klager bezwaar heeft gemaakt tegen de gang van zaken in eerste aanleg behoeven deze bezwaren geen bespreking nu de door hem gestelde tekortkomingen tengevolge van de behandeling in hoger beroep zijn hersteld.
6.2. Met betrekking tot de klachten die door klager voor het eerst in hoger beroep naar voren zijn gebracht wijst het hof erop dat in zijn algemeenheid hiervan geen kennis kan worden genomen. Reeds om die reden zal het hof niet tot behandeling van deze klachten overgaan.
6.3. Voorts zal het hof het verzoek van klager om tot het benoemen van een raadsheer-commissaris over te gaan afwijzen nu het daartoe geen aanleiding ziet.
6.4. Voor het overige heeft het onderzoek in hoger beroep naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel andere beschouwingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.5. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven
6.6. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang en A.M.A. Verscheure en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 9 november 2006 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE AMSTERDAM
Beslissing van 13 april 2006 – bij vervroeging – op de klacht
met nummers 332539 / NT 05-85 Pee van:
Ir. [X],
wonende te [plaats],
mr. [Z],
notaris te [plaats].
Het verloop van de procedure
De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:
- klaagschrift met bijlage, ingekomen 19 december 2005;
- verweerschrift met bijlagen van 11 januari 2006.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 23 februari 2006, waar de notaris is verschenen. Klager is, hoewel tijdig en behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De notaris heeft het woord gevoerd en haar standpunt nader toegelicht. Uitspraak is bepaald op 27 april 2006. Klager en de notaris zijn er na afloop van de zitting schriftelijk van in kennis gesteld dat bij vervroeging uitspraak wordt gedaan op 13 april 2006.
De feiten
1. Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a. Bij testament van 8 april 1991 heeft mevrouw A. [R], hierna erflaatster, bepaald:
“III. ERFSTELLING
Ik benoem (..) tot enige en algehele erfgename van mijn nalatenschap mijn nicht, mevrouw Astrid Ferial [Z]-[R] (...) en wel onder de voorwaarden dat zij mijn nalatenschap binnen drie maanden na mijn overlijden aanvaardt en zij zonder enige beperking vrij over haar vermogen kan beschikken (...). Indien één van deze voorwaarden in vervulling is gegaan zal zij géén erfgenaam zijn en benoem ik (...) Ir Willem Evert [X] tot mijn enige en algehele erfgenaam.
IV. EXECUTELE
Ik benoem tot executrice-testamentair (..) mevrouw Astrid Ferial [Z]-[R] (...) bij haar vooroverlijden, bedanken of ontstentenis (...) Ir Willem Evert [X]”
b. Op 17 oktober 1999 is erflaatster overleden.
c. Klager heeft de notaris verzocht een akte van executele op te stellen. De notaris heeft aan dit verzoek voldaan en zij heeft deze akte gepasseerd op 21 oktober 2005.
d. Een brief van de notaris aan klager van 25 november 2005 luidt, voorzover van belang:
“In uw fax van 8 november 2005 geeft u nog aan dat mevrouw [Z] wel bereid zou zijn een verklaring onder ede af te geven dat zij het executeurschap en de erfstelling in het geheel nimmer heeft aanvaard. Een dergelijke verklaring zou ik wellicht nog wel hebben willen overwegen, echter ik vraag mij af wat de zin is van een dergelijke verklaring.”
e. Een brief van [Z]-[R] aan de notaris van 31 december 2005 bevat de volgende
passage:
“Uw onjuiste mededelingen noodzaakten mij een andere feitelijke lezing aan een notaris elders te overleggen en met de eed te bekrachtigen. Uw herhaalde weigeringen mij de eed af te nemen hebben mij dus onnodige kosten veroorzaakt (...). ”
De klacht
2.1 Samengevat luidt de klacht dat de notaris heeft geweigerd te voldoen aan het herhaalde
verzoek van klager en [Z]-[R] om laatstgenoemde te beëdigen en haar verklaring, dat zij haar benoeming tot executeur van begin af aan heeft geweigerd, op te nemen.
Het verweer
3.1 Voorzover van belang stelt de notaris ter afwering van de klacht dat [Z]-[R]
slechts éénmaal heeft verzocht om onder ede een verklaring af te mogen leggen. De notaris heeft haar toen meegedeeld dat dit volgens haar niet nodig was, omdat de stukken op dat moment voldoende waren om het door klager gestelde doel te verwezenlijken. De notaris verwijst naar haar brief van 25 november 2005, waaruit blijkt dat zij wel zou willen overwegen om alsnog de beëdigde verklaring van [Z]-[R] op te nemen.
De beoordeling
4.1 Op grond van artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen en kandidaat-
notarissen aan tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. Thans staat ter beoordeling of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 Klager kan als belanghebbende worden aangemerkt nu hij tot executeur is benoemd in de
nalatenschap waarin [Z]-[R] haar beëdigde verklaring heeft willen afleggen. Hij kan dan ook in zijn klacht worden ontvangen.
4.3 De notaris heeft onweersproken gesteld dat [Z]-[R] slechts éénmaal heeft verzocht om een beëdigde verklaring af te leggen. De brief waarin [Z]-[R] melding maakt van de herhaalde weigeringen van de notaris dateert van 31 december 2005 en derhalve van na het indienen van de klacht. Uit de brief van de notaris van 25 november 2005 blijkt haar bereidheid om te overwegen om alsnog de beëdigde verklaring van [Z]-[R] op te nemen, zodat niet is gebleken van een definitieve weigering aan het verzoek te voldoen. Onder deze omstandigheden kan niet worden gesproken van dienstweigering door de notaris. Derhalve is geen sprake van een verwijtbare gedraging in de zin van artikel 98 lid 1 Wna, zodat de klacht ongegrond zal worden verklaard.
4.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2006 door mrs. J.A.J. Peeters, voorzitter, M. Bijkerk, S.G. Ellerbroek, A.J.W.M. van Hengstum en A.J.H.M. Janssen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van Bennekom, secretaris.
mr. E. van Bennekom, mr. J.A.J. Peeters,
secretaris. voorzitter.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312,
1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.