ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ2206

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
761/2006 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht over vermeende onbruikbaarheid van de akte en tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van de notaris

In deze zaak gaat het om een klacht van Ir. [X] tegen notaris mr. [Y] over de vermeende onbruikbaarheid van een akte van executele. Klager had zich tot de notaris gewend voor het opstellen van deze akte, maar was ontevreden over de gang van zaken. Klager had eerder al contact gehad met meerdere notariskantoren en had de notaris gevraagd om extra zorgvuldigheid. De notaris heeft op 6 juni 2005 de akte van executele gepasseerd, maar klager stelde later dat de akte niet correct was. Klager had een betaling van € 500 gedaan, maar dit bedrag stond niet in verhouding tot de verrichte werkzaamheden. Klager diende een klacht in bij de kamer van toezicht, die op 13 april 2006 de klacht ongegrond verklaarde.

In hoger beroep heeft het Gerechtshof Amsterdam de zaak behandeld. Klager voerde aan dat de notaris een onbruikbare akte had opgesteld en opzettelijk had gedwarsboomd bij het opstellen van de verklaring van executele. De notaris verweerde zich door te stellen dat hij had voldaan aan de verzoeken van klager en dat de handgeschreven toevoegingen niet noodzakelijk waren. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen en vastgesteld dat de notaris niet verwijtbaar had gehandeld. De klachten van klager werden ongegrond verklaard, en het hof heeft de beslissing van de kamer van toezicht bevestigd. De notaris was verantwoordelijk voor de gang van zaken op zijn kantoor, inclusief de werkzaamheden van de kandidaat-notaris, maar het hof oordeelde dat klager niet kon klagen over de vermeende onbruikbaarheid van de akte, aangezien deze in samenspraak met hem was opgesteld. De beslissing van het hof werd op 9 november 2006 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 9 november 2006 in de zaak onder rekestnummer 761/2006 NOT van:
IR. [X],
wonende te [plaats],
APPELLANT
t e g e n
MR. [Y]
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder te noemen klager, is bij een op 11 mei 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 13 april 2006, waarbij de klacht gericht tegen geïntimeerde, hierna te noemen de notaris, ongegrond is verklaard.
1.2. Klager heeft zijn verzoekschrift aangevuld met brieven - met bijlagen – bij het hof ingekomen op 15 mei 2006, 30 mei 2006, 31 mei 2006, 7 juni 2006, 9 juni 2006, 23 juni 2006, 28 juni 2006, 4 juli 2006, 2 augustus 2006, 4 augustus 2006, 7 augustus 2006, 9 augustus 2006, 14 augustus 2006, 16 augustus 2006 en 22 augustus 2006 en een brief gedateerd 28 augustus 2006.
1.3. Van de zijde van de notaris is op 28 juni 2006 een verweerschrift ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 14 september 2006. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld.
4. Het standpunt van klager
4.1. De klacht van klager spitst zich - kort en zakelijk weergegeven - op het navolgende toe.
4.2. In de eerste plaats heeft de notaris een voor klager onbruikbare akte opgesteld door de handgeschreven toevoegingen betreffende de paspoortnummers niet ter goedkeuring te paraferen.
4.3. Voorts heeft de notaris, en de onder zijn verantwoordelijkheid opererende kandidaat-notaris mr. D.W. [D], opzettelijk niet willen meewerken aan het opstellen van een verklaring van executele. Tot drie maal toe heeft de notaris een conceptakte opgesteld dan wel laten opstellen waar fouten in stonden. Deze fouten bleken onder meer overgenomen te zijn uit een eerder door oud-notaris mr. A.J. [K] opgestelde akte van executele van 14 juni 2000, terwijl klager de kandidaat-notaris had gevraagd om geen contact te zoeken met het kantoor van genoemde oud-notaris, en geen gebruik te maken van de door deze opgestelde akte.
4.4. Ook heeft de notaris geweigerd verklaringen van mevrouw A.F. [Z] – [R], hierna: [Z], en klager te legaliseren omtrent de verwerping respectievelijk aanvaarding van de executele. Klager had een aanbetaling op de kosten gedaan ten bedrage van € 500,--.
4.5. Voorts heeft klager in hoger beroep een aantal nieuwe klachten ingediend zowel tegen de notaris als tegen andere notarissen.
4.6. Tevens heeft klager zich in zijn verzoekschrift, inclusief bijlagen, beklaagd over de gang van zaken in eerste aanleg.
4.7. Tenslotte heeft klager het hof verzocht een raadsheer-commissaris te benoemen.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris stelt dat al snel nadat klager zich tot het kantoor van de notaris had gewend bleek dat klager zich reeds eerder tot vier à tot vijf andere notariskantoren had gewend. Om die reden heeft de betrokken kandidaat-notaris de zaak met extra zorg behandeld en na de diverse gebruikelijke onderzoeken bij het centraal testamentenregister en het bevolkingsregister een verklaring opgemaakt die zowel door klager als door [Z] op 1 juni 2005 is getekend. Dit heeft er vervolgens toe geleid dat op 6 juni 2005 in opdracht van klager de akte van executele door de notaris is gepasseerd. Op uitdrukkelijk verzoek van klager werd de akte mede-ondertekend door [Z] en voorts werden onder het afschrift van de akte verklaringen van [Z] en klager opgenomen ten blijke van het niet - respectievelijk wel aanvaarden van de executele. Ook zijn de handtekeningen van [Z] en klager gelegaliseerd door de notaris.
Vervolgens is klager akkoord gegaan met de declaratie, waarvoor hij een acceptgiro tekende ten kantore van de notaris.
De notaris was verbaasd dat, ondanks de eerdere uitdrukkelijke instemming van klager, vervolgens bleek dat de akte toch niet correct zou zijn. De notaris heeft hierop zelf de behandeling van het dossier op zich genomen en klager laten weten dat er geen werkzaamheden zouden worden verricht zonder dat er duidelijkheid was over de betaling van de openstaande declaratie. Klager had namelijk buiten de notaris om de betaling van de door hem getekende acceptgiro tegengehouden. Uiteindelijk heeft klager een betaling van € 500,-- gedaan, hetgeen niet in verhouding stond tot de inmiddels voor klager verrichte werkzaamheden. In een van de laatste telefoongesprekken die de notaris met klager voerde, in augustus 2005, heeft de notaris aangegeven dat hij bereid was op het verzoek van klager tot het opmaken van een speciale akte van executele te willen ingaan, doch dat hij hiertoe niet onmiddellijk in staat was vanwege een vakantie. Die heeft klager echter niet afgewacht: hij heeft in september 2005 een klacht tegen de notaris bij de kamer ingediend.
5.2. Ten aanzien van de overige klachtonderdelen stelt de notaris dat de handgeschreven toevoegingen van de legitimatiebewijzen van [Z] en klager niet noodzakelijk waren en door de kandidaat-notaris overbodig zijn geparafeerd. Voorts stelt de notaris dat het aan zijn eigen kantoororganisatie is om al dan niet intercollegiaal contact te hebben over een bepaalde zaak. Klager staat hier buiten. De notaris wijst er wel op dat het in het algemeen juist in belang van cliënten is dat een dergelijk contact plaatsvindt.
6. De beoordeling
6.1. Voor zover klager bezwaar heeft gemaakt tegen de gang van zaken in eerste aanleg, waaronder het verwijt dat de voorzitter en leden van de kamer zich partijdig zouden hebben opgesteld, behoeven deze bezwaren geen bespreking nu de door hem gestelde tekortkomingen tengevolge van de behandeling in hoger beroep zijn hersteld.
6.2. Met betrekking tot de klachten die door klager voor het eerst in hoger beroep naar voren zijn gebracht wijst het hof erop dat in zijn algemeenheid hiervan geen kennis kan worden genomen. Reeds om die reden zal het hof niet tot behandeling van deze verzoeken overgaan.
6.3. Voorts zal het hof het verzoek van klager om tot het benoemen van een raadsheer-commissaris over te gaan afwijzen nu het daartoe geen aanleiding ziet.
6.4. Voor het overige heeft het onderzoek in hoger beroep naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel andere beschouwingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.5. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven
6.6. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang en A.M.A. Verscheure en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 9 november 2006 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE AMSTERDAM
Beslissing van 13 april 2006 – bij vervroeging – op de klacht
met nummers 324706 / NT 05-52 Pee van:
Ir. [X],
wonende te [plaats],
tegen:
mr. [Y],
notaris te [plaats].
Het verloop van de procedure
De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:
- klaagschrift met bijlagen van 8 juni 2005, ingekomen 9 september 2005;
- aanvulling op klaagschrift met bijlagen van 8 juni 2005, ingekomen 16 september 2005;
- aanvulling op klaagschrift met bijlagen van 17 september 2005;
- aanvulling op klaagschrift met bijlagen, ingekomen 4 oktober 2005;
- verweerschrift van 7 november 2005;
- repliek met bijlage, ingekomen 14 november 2005;
- dupliek van 12 december 2005.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 23 februari 2006, waar de notaris is verschenen. Klager is, hoewel tijdig en behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De notaris heeft het woord gevoerd en zijn standpunt nader toegelicht. Uitspraak is bepaald op 27 april 2006. Klager en de notaris zijn er na afloop van de zitting schriftelijk van in kennis gesteld dat bij vervroeging uitspraak wordt gedaan op 13 april 2006.
De feiten
1. Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a. Bij testament van 8 april 1991 heeft mevrouw A. [R], hierna erflaatster, bepaald:
“III. ERFSTELLING
Ik benoem (..) tot enige en algehele erfgename van mijn nalatenschap mijn nicht, mevrouw Astrid Ferial [Z]-[R] (...) en wel onder de voorwaarden dat zij mijn nalatenschap binnen drie maanden na mijn overlijden aanvaardt en zij zonder enige beperking vrij over haar vermogen kan beschikken (...). Indien één van deze voorwaarden in vervulling is gegaan zal zij géén erfgenaam zijn en benoem ik (...) Ir Willem Evert [X] tot mijn enige en algehele erfgenaam.
IV. EXECUTELE
Ik benoem tot executrice-testamentair (..) mevrouw Astrid Ferial [Z]-[R] (...) bij haar vooroverlijden, bedanken of ontstentenis (...) Ir Willem Evert [X]”
b. Op 17 oktober 1999 is erflaatster overleden.
c. Op 6 juni 2005 heeft de notaris een akte van executele gepasseerd waarin hij heeft verklaard dat [Z]-[R] haar benoeming niet heeft aanvaard en dat klager zijn benoeming wel heeft aanvaard. Onder een kopie van deze akte heeft kandidaat-notaris
mr. D.W. [D], kandidaat-notaris op het kantoor van de notaris en behandelaar van het dossier, met de hand de paspoortnummers van klager en [Z]-[R] toegevoegd en deze toevoeging voorzien van zijn paraaf.
De klacht
2.1 De notaris heeft een onbruikbare akte opgesteld door de handgeschreven toevoegingen
betreffende de paspoortnummers niet ter goedkeuring te paraferen.
2.2 De notaris heeft opzettelijk dwars gelegen bij het opstellen van een verklaring van
executele. De eerste conceptakte bevatte een onjuiste vermelding over de aan de executeur-testamentair toegekende rechten en plichten. In het tweede concept stonden de rechten van de executeur-testamentair verkeerd vermeld. In beide aktes bleken ook vele andere fouten te zijn overgenomen uit een eerder door oud-notaris mr. A.J. [K] opgestelde akte van executele, die eveneens onbruikbaar is gebleken. Het derde concept bevatte een niet goed lopende zin, waardoor de akte niet in het Spaans zou kunnen worden vertaald, hetgeen nodig is omdat een deel van de erfenis zich in Uruguay bevindt.
2.3 Ondanks een door klager gedane aanbetaling van € 500,= heeft de notaris geweigerd zorg te dragen voor het legaliseren van de verklaringen van [Z]-[R] en klager omtrent de verwerping respectievelijk aanvaarding van de executele.
Het verweer
3.1 De kandidaat-notaris die het dossier in behandeling had heeft de parafen op uitsluitend en
uitdrukkelijk verzoek van klager gesteld, nadat de akte van erfrecht was opgesteld en afgegeven zoals door klager gevraagd, een en ander naar volle tevredenheid van klager op dat moment.
3.2 De notaris stelt op adequate wijze gehoor te hebben gegeven aan de verzoeken van
klager. Hij is daarbij tegemoet gekomen aan de door klager gewenste bijzonderheden en spoed. Klager stond erop het door de notaris afgegeven afschrift van de akte van executele mede te ondertekenen samen met [Z]-[R], ten blijke van de aanvaarding c/q niet-aanvaarding van de executele. Die verklaringen zijn op uitdrukkelijk verzoek van klager onder het afschrift van de akte van executele opgenomen en door hen getekend, waarna de notaris hun handtekeningen heeft gelegaliseerd. Deze afwijkende, bijzondere gang van zaken is op uitdrukkelijk verzoek van klager geschied en had toen zijn volledige instemming.
3.3 Aanvankelijk had klager ingestemd met de declaratie van de notaris van € 1.023,40.
Klager heeft ter betaling van deze declaratie een acceptgiro ondertekend, maar hij heeft deze acceptgiro nadien geblokkeerd. De uiteindelijk met klager afgesproken betaling van € 500,= staat in geen verhouding tot de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden. Toen klager zich enige weken later meldde met de boodschap dat er fouten in de stukken stonden en dat hij met die stukken in deze vorm niet verder kon, heeft de notaris klager meegedeeld dat hij het verzoek van klager tot opmaak van de door hem gewenste speciale akte van executele/akte van erfrecht na zijn vakantie zou beoordelen aan de hand van alle daarbij door hem gegeven instructies en aanwijzingen. Klager heeft de reactie van de notaris kennelijk niet afgewacht, maar de onderhavige klacht ingediend.
De beoordeling
4.1 Op grond van artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen en kandidaat-
notarissen aan tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. Thans staat ter beoordeling of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 Hoewel de verweten gedraging is uitgevoerd door de kandidaat-notaris, kan de notaris daarvoor tuchtrechtelijk worden aangesproken, nu hij verantwoordelijk is voor de gang van zaken op zijn kantoor, daaronder begrepen de werkzaamheden van de onder zijn gezag werkzame kandidaat-notaris. De notaris heeft dat ook niet bestreden.
4.3 Klachtonderdelen 2.1 en 2.2 zullen tezamen worden besproken. De notaris heeft onweersproken gesteld dat de tekst van de akte is opgesteld in samenspraak met en naar de wensen van klager, alsmede dat de toevoeging op het afschrift daarop is geschreven op uitdrukkelijk verzoek van klager. Klager heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de akte niet bruikbaar is. Daarvan is verder ook niet gebleken. Onder deze omstandigheden kan klager achteraf niet klagen over de vermeende onbruikbaarheid van de akte. Klachtonderdelen 2.1 en 2.2 zullen daarom ongegrond worden verklaard.
4.4 Met betrekking tot het door de notaris gevraagde voorschot wordt opgemerkt dat dit een gangbare praktijk is in het notariaat. De notaris had gegronde redenen om van klager te verlangen dat hij een voorschot zou voldoen alvorens de notaris aanvullende werkzaamheden voor klager zou verrichten. Hij had immers al veel werkzaamheden verricht, waarvoor klager naderhand de betaling heeft geblokkeerd. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
4.5 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
Beslissing
De kamer van toezicht:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2006 door mrs. J.A.J. Peeters, voorzitter, M. Bijkerk, S.G. Ellerbroek, A.J.W.M. van Hengstum en A.J.H.M. Janssen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van Bennekom, secretaris.
mr. E. van Bennekom, mr. J.A.J. Peeters,
secretaris. voorzitter.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312,
1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.