ECLI:NL:GHAMS:2007:BC1869

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/00018
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de zuiverheid van chitosan als afslankmiddel en douanerechten

In deze zaak gaat het om de zuiverheid van chitosan, een stof die wordt gebruikt als afslankmiddel. De inspecteur van de Belastingdienst/Douane heeft betoogd dat de toevoegingen van 3% vitamine C en 1% wijnsteenzuur aan chitosan verhinderen dat het product kan worden opgenomen in de INN-lijst van de Wereldgezondheidsorganisatie, die alleen farmaceutische producten in zuivere vorm toelaat. De Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam heeft echter geoordeeld dat de toevoegingen niet substantieel zijn en de zuiverheid van het product niet aantasten. De Douanekamer verwijst naar eerdere rechtspraak en concludeert dat de toevoegingen slechts dienen ter conservering en geen therapeutische betekenis hebben.

De belanghebbende, een besloten vennootschap, had eerder bezwaar gemaakt tegen een uitnodiging tot betaling van douanerechten, die was opgelegd op basis van de inspecteur's standpunt. De rechtbank had de inspecteur in het gelijk gesteld, maar de Douanekamer heeft deze uitspraak vernietigd. De Douanekamer heeft geoordeeld dat het product onder de juiste tariccode kan worden gerangschikt, waardoor het vrijgesteld is van douanerechten. De uitnodiging tot betaling is met een bedrag van €14.321,05 verminderd en de inspecteur is veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak van de Douanekamer is op 18 december 2007 gedaan en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. De belanghebbende heeft recht op vergoeding van griffierechten en proceskosten, die door de Staat der Nederlanden aan de belanghebbende moeten worden voldaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Kenmerk 06/18 DK
uitspraak van de Douanekamer van 18 december 2007
op het hoger beroep van
de besloten vennootschap A B.V.,
gevestigd te B, belanghebbende,
gemachtigde mr.C van D advocaten te E
tegen de uitspraak in de zaak no. AWB 05/532 van de meervoudige douanekamer van de rechtbank Haarlem van 24 november 2005
in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane P, de inspecteur.
1. Uitnodiging tot betaling, bezwaar en geding voor de rechtbank
1.1. Op 19 oktober 2004 is aan belanghebbende onder nummer xxxx een gecombineerde uitnodiging tot betaling uitgereikt voor een bedrag aan douanerechten groot € 15.119,45 met betrekking tot 9 aangiften ten invoer Im 4.
1.2. Op 29 oktober 2004 is belanghebbende ten aanzien van de eerste 7 aangiften waar de uitnodiging tot betaling op ziet, vertegenwoordigend een bedrag van € 14.321,05 aan douanerechten, in bezwaar gekomen. Met kenmerk xxxx heeft de inspecteur dat bezwaar bij uitspraak van 19 januari 2005 afgewezen.
1.3. Tegen voornoemde uitspraak heeft belanghebbende op 18 februari 2005 een beroepschrift ingediend, geadresseerd aan de inspecteur. Deze heeft het geschrift doorgezonden naar de rechtbank Haarlem, alwaar het op 23 februari 2005 is ingekomen en in behandeling is genomen. Met de in de aanhef hierboven vermelde uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
2. De procedure voor de Douanekamer van het Gerechtshof
2.1. Tegen de uitspraak van de rechtbank heeft belanghebbende op 5 januari 2006 per fax en daarna op 6 januari 2006 per brief hoger beroep ingesteld bij de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer).
De gronden van dat beroep zijn aangevuld bij geschrift van 6 februari 2006.
2.2. Van de zijde van de inspecteur is op 27 maart 2006 een verweerschrift ingekomen.
2.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2007. Aldaar zijn verschenen namens belanghebbende mr. F van D advocaten, G van H, en I van J B.V.;
namens de inspecteur zijn verschenen K en dr. ing. L, scheikundige bij het Douanelaboratorium.
Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgelezen.
3. De feiten en het geschil
3.1. De Douanekamer verwijst allereerst naar de feiten zoals die door de rechtbank zijn weergegeven. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting stelt de Douanekamer vast dat de volgende feiten de wezenlijke elementen van het geschil uitmaken.
Ingevoerd is een product, geheten Chitosan, dat wordt gebruikt als afslankmiddel. De samenstelling is: 96% zuivere Chitosan, 3% ascorbic acid (vitamine C) en 1% tartaric acid (wijnsteenzuur).
3.2. De tariefpost van de gecombineerde nomenclatuur, post 3913 90 80, is op zich niet in geschil. Dat is wel het geval ten aanzien van de nadere tariccode. Indien aan de post code 2500 mag worden toegevoegd zijn geen douanerechten verschuldigd, omdat het product dan kan worden aangemerkt als “Poliglusam”, dat onder nr. Cas RN 9012-76-4 is opgenomen in de lijst van door de Wereldgezondheidsorganisatie vastgestelde internationale generieke benamingen (INN) voor farmaceutische stoffen waarop geen rechten van toepassing zijn, welke lijst is opgenomen in het Derde deel (bijlagen), afdeling II, bijlage 3, van de gecombineerde nomenclatuur in de versie van Verordening (EG) nr. 1832/2002, Pb L290, blz. 767 e.v.
Indien tariccode 2501 op het product van toepassing is, duidt dat erop dat het niet in de vrijgestelde lijst is opgenomen, en dat het gewone percentage aan douanerecht, te weten 7,1% van de douanewaarde, bij invoer verschuldigd is.
3.3. De inspecteur is van mening dat de toevoeging aan Chitosan van 3% vitamine C en 1% wijnsteenzuur opname in de INN-lijst verhindert, omdat hierdoor niet meer van een “zuiver product” kan worden gesproken.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de toevoegingen de zuiverheid en de opname in de vrijgestelde lijst niet aantasten.
De rechtbank heeft de inspecteur in het gelijk gesteld.
4. Het standpunt van partijen
- Belanghebbende
De toevoegingen hebben geen therapeutische betekenis, maar zijn bedoeld als anti-oxydant.
Om het probleem met de douane te vermijden, worden de toevoegingen thans weggelaten en wordt oxydatie bestreden door de goederen zo goed als mogelijk vacuüm te verpakken.
- De inspecteur
Op de INN-lijst komen alleen maar farmaceutische producten in zuivere vorm voor.
De toevoegingen in casu zijn in strijd met de bedoelingen van de INN-lijst, en verhinderen derhalve dat het product in die lijst kan worden opgenomen. Anti-oxydatie kan ook met behulp van vervoer onder stikstof - dus zonder toevoegingen - worden bereikt.
Tariccode 2500 is dan ook niet van toepassing, zodat de uitnodiging tot betaling terecht is uitgereikt.
5. De overwegingen van de Douanekamer
5.1. Ten aanzien van het criterium van de zuiverheid van een stof, dat hier in geding is, bevat de “Guidance on INN” van de World Health Organization de navolgende passage:
“INN are selected in principle only for single, well-defined substances that can be unequivocally characterized by a chemical name (or formula). It is the policy of the INN programme not to select names for mixtures of substances, while substances that are not fully characterized are included in the INN system in exceptional cases only. INN are not selected for herbal substances (vegetable drugs) or for homoeopathic products. It is also the policy of the INN programme not to select names for those substances that have a long history of use for medical purposes under well-established names such as those of alkaloids (e.g. morphine, codeine), or trivial chemical names (e.g. acetic acid).”
In deze tekst leest de Douanekamer niet een absoluut verbod van enige onzuiverheden of van bepaalde, zeer geringe toevoegingen ter conservering van het eigenlijke product.
5.2. In rechtsoverweging 6.1. van de uitspraak van Douanekamer van 19 februari 2004, nr. 01/90144 DK, Douanerechtspraak 2004/34*, wordt geoordeeld dat “de aanwezigheid van een substantiële hoeveelheid eetbare plantaardige oliën in het ingevoerde product” veroorzaakt dat het niet als een stof in zuivere vorm als bedoeld bij de INN-lijst kan worden beschouwd.
De litigieuze toevoegingen van 3% ascorbinezuur en 1% wijnsteenzuur beschouwt de Douanekamer niet als substantiële hoeveelheden. Het gaat om zeer geringe percentages, het karakter van het elementaire product (Chitosan) wordt er niet door gewijzigd, en tussen partijen is in confesso - de Douanekamer heeft geen reden daaraan te twijfelen - dat de toevoegingen slechts dienen om de houdbaarheid van het product te bevorderen.
5.3. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het ingevoerde product onder nr. CAS RN 9012-76-4 van de INN-lijst gerangschikt kan worden (tariccode 2500), zodat het is vrijgesteld van douanerechten. Het gelijk is derhalve aan belanghebbende.
Gelet op het sub 1.1. en 1.2. vermelde moet de uitnodiging tot betaling met €14.321,05 worden verminderd.
Het hoger beroep is derhalve gegrond:
De uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd en het beroep dient alsnog gegrond te worden verklaard.
6. Proceskosten en griffierecht
6.1. De Douanekamer acht termen aanwezig de inspecteur te veroordelen in de proceskosten van het beroep en het hoger beroep.
Deze worden vastgesteld op 4 (proceshandelingen) x 1,5 (gewicht) x € 322,-- = € 1.932,--.
6.2. Ook het griffierecht van beide instanties, € 276,-- en € 414,--, dient aan belanghebbende te worden vergoed.
7. De beslissing
De Douanekamer:
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep bij de rechtbank alsnog gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de inspecteur;
- vermindert de uitnodiging tot betaling met een bedrag groot € 14.321,05;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten en wijst de Staat der Nederlanden aan deze kosten, groot € 1.932,--, aan de belanghebbende te voldoen;
- wijst de Staat der Nederlanden aan het griffierecht ad € 690,-- aan belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld op 18 december 2007 door mr. F.H.M. Possen, voorzitter, en mrs. J.P.A. Boersma en A. Bijlsma, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.K. Grando, griffier. De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.