Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) bestreden staat in dit geding het volgende vast.
a. De Binnenpret is opgericht op 15 februari 1985 en heeft tot doel de exploitatie zonder winstoogmerk van een in 1984 gekraakt complex van gebouwen met woningen en bedrijfsruimten. Leden van De Binnenpret kunnen zijn natuurlijke personen of rechtspersonen die in het complex woon- en/of bedrijfsruimte huren. In het kader van een legalisatieactie is De Binnenpret in 1994 erfpachtster van het complex geworden.
b. Fenomeen bestaat sinds 21 juni 1990 en was tot 1 juli 2005 huurster van een ruimte in het complex, waarin zij een sauna exploiteert. Leden van Fenomeen zijn de vrijwilligers die in de sauna werken.
c. Uit een op verzoek van Fenomeen opgemaakt onderzoeksrapport van 22 juni 2004 van CenH Ontwerpen blijkt dat het casco van de sauna ernstige gebreken vertoont, waardoor verzakking heeft plaatsgevonden en gevaar voor instorting bestaat. Uit het rapport blijkt voorts dat de ventilatie en de brandwerendheid van het pand onvoldoende zijn.
d. Tijdens een op 10 augustus 2004 gehouden ledenvergadering van De Binnenpret is door de aanwezigen gespeculeerd over de mogelijkheden om het lidmaatschap / de huurovereenkomst van/met Fenomeen op te zeggen en de herstelwerkzaamheden aan het gehuurde op haar kosten zelf te (doen) verrichten.
e. Bij brief van 11 augustus 2004 heeft (het bestuur van) De Binnenpret naar aanleiding van het rapport van CenH Ontwerpen aangekondigd dat De Binnenpret als verantwoordelijke voor de bouwtechnische staat van de sauna op zeer korte termijn de noodzakelijke reparaties zal uitvoeren. Van Fenomeen werd geëist dat zij de in het rapport van Bouw- en Woningtoezicht (BWT) van 20 juni 1991 geëiste brandwerende en veiligheidsvoorzieningen zou aanbrengen en zou voldoen aan alle door de overheid met betrekking tot het gebruik als sauna gestelde eisen. Het was volgens de brief voor De Binnenpret duidelijk dat Fenomeen haar bedrijvigheid niet kon voortzetten voordat de brandgevaarlijke en constructief onveilige situatie binnen de sauna was verholpen. Ten slotte werd Fenomeen verzocht op zeer korte termijn met het bestuur van De Binnenpret over een en ander in overleg te treden. Dit overleg heeft op 17 augustus 2004 plaatsgevonden.
f. Tijdens een op 23 augustus 2004 gehouden overleg heeft het bestuur van De Binnenpret aan Fenomeen toestemming verleend een aanvang te maken met eenvoudige sloopwerkzaamheden mits de overige plannen voor de verbouwing ter goedkeuring aan het bestuur van De Binnenpret zouden worden voorgelegd.
g. In een brief van 8 september 2004 aan het bestuur van Fenomeen heeft het bestuur van De Binnenpret gememoreerd dat Fenomeen op de algemene ledenvergadering van 7 september 2004 niet in staat was de verzochte bouwplannen over te leggen en heeft het bestuur Fenomeen gesommeerd alle werkzaamheden te staken zolang zij niet de vereiste bouwtekeningen en vergunningen had overgelegd. Ten slotte werd Fenomeen verzocht de achterstallige huur en het verschuldigde watergeld te voldoen.
h. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over een definitief bouwplan. Desalniettemin heeft Fenomeen de werkzaamheden niet gestaakt.
i. Op 19 oktober 2004 is tijdens een extra algemene ledenvergadering van De Binnenpret gesproken over de toekomst van de samenwerking met Fenomeen. Een voorstel om te komen tot beëindiging van de relatie is aangenomen.
j. Bij brief van 28 oktober 2004 heeft het bestuur van De Binnenpret Fenomeen gevraagd om een inspectie van de constructieve veiligheid en de brandveiligheid van het gehuurde voor de heropening op 6 november 2004. Voor diezelfde datum wenste het bestuur tevens een (meerjaren)bouwpan te ontvangen.
k. Op 7 december 2004 heeft de algemene ledenvergadering van De Binnenpret besloten over te gaan tot opzegging van de huurovereenkomst met Fenomeen tegen 1 juli 2005.
l. Bij brief van 12 december 2004 hebben de voorzitter en de secretaris van het bestuur van De Binnenpret namens de Binnenpret de huurovereenkomst met Fenomeen opgezegd per 1 juli 2005 op grond van slecht huurderschap, erin bestaande dat de huur niet tijdig wordt voldaan, beschadigingen zijn aangebracht aan (de constructie van) het gehuurde die niet zijn hersteld en in het gehuurde onveilige situaties zijn aangetroffen die Fenomeen, ondanks uitdrukkelijk verzoek daartoe, heeft geweigerd op te heffen.
m. In een geding tussen partijen op grond van artikel 7:230a BW heeft [deskundige] op verzoek van de kantonrechter te Amsterdam op 28 april 2006 een rapport uitgebracht over de door Fenomeen verrichte bouwwerkzaamheden. De deskundige is tot de conclusie gekomen dat de werkzaamheden uit constructief oogpunt op de juiste wijze zijn uitgevoerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de constructieve veiligheid van het gebouw, hoewel er nog wel een aantal werkzaamheden moet worden verricht. Ten aanzien van de ventilatie en de rookgasafvoer heeft de deskundige bedenkingen geuit en de aangebrachte brandwerende plafonds hebben volgens hem niet de beoogde brandvertraging van 60 minuten doordat er hier en daar kieren in aanwezig zijn.
n. Bij beschikking van 15 november 2006 heeft de kantonrechter te Amsterdam in voormelde procedure de verplichting tot ontruiming van het gehuurde geschorst tot 1 juli 2006 en vervolgens tot 1 maart 2007, op grond van de overweging dat uit het rapport van de deskundige blijkt dat de situatie in het gehuurde niet ideaal is en niet te lang meer moet voortduren.