ECLI:NL:GHAMS:2009:BI6603

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.004.899-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag en ongelijke behandeling bij ontslagvergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Logic Use B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter te Amsterdam, waarin een schadevergoeding van € 125.000,- bruto aan [geïntimeerde] was toegewezen wegens kennelijk onredelijk ontslag. [Geïntimeerde], die sinds 1967 in dienst was bij een rechtsvoorgangster van Logic Use, werd boventallig verklaard en zijn arbeidsovereenkomst werd opgezegd. Hij stelde dat het ontslag kennelijk onredelijk was en dat hij ongelijk was behandeld ten opzichte van een collega die een hogere ontslagvergoeding had ontvangen. Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat Logic Use niet aan haar verplichting tot herplaatsing had voldaan. Het hof concludeerde dat Logic Use de ontslagvergoeding van [geïntimeerde] moest verlagen naar € 95.000,- bruto, omdat de kantonrechtersformule niet van toepassing was en er sprake was van ongelijke behandeling. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter voor wat betreft de hoogte van de schadevergoeding, maar bekrachtigde het vonnis voor het overige. De kosten van het hoger beroep werden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ZESDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LOGIC USE B.V.,
gevestigd te Hilversum,
APPELLANTE in het principaal appel,
GEÏNTIMEERDE in het incidenteel appel,
advocaat: mr. C.I.M Molenaar te Purmerend,
t e g e n
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE in het principaal appel,
APPELLANT in het incidenteel appel,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Partijen worden hierna Logic Use en [geïntimeerde] genoemd.
1.2 Logic Use is bij dagvaarding van 18 februari 2008 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank te Amsterdam, sector kanton, locatie Hilversum, hierna: de kantonrechter van 6 februari 2008, dat onder Kenmerk CV 07-979 is uitgesproken tussen [geïntimeerde] als eiser en Logic Use als gedaagde.
1.3 Logic Use heeft bij memorie (met producties) tegen genoemd vonnis drie grieven aangevoerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
1.4 Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven van bestreden, zijnerzijds drie grieven in incidenteel appel voorgesteld, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en zijn vordering alsnog volledig zal toewijzen, met veroordeling van Logic Use in de kosten van beide instanties.
1.5 Logic Use heeft vervolgens geantwoord in het incidenteel appel, opnieuw bewijs aangeboden en geconcludeerd tot verwerping van het incidenteel appel, kosten rechtens.
1.6 Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd op de stukken beide instanties. De inhoud van die stukken geldt als hier ingelast.
2. De feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1 (1. tot en met 1.7) een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daaromtrent bestaat geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan, met de kanttekening dat onder 1.6 abusievelijk is vermeld dat Logic Use de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] heeft opgezegd tegen 17 november 2006 waar bedoeld moet zijn 16 november 2006.
3. De beoordeling
3.1 Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. [Geïntimeerde], geboren op [datum], is met ingang van 25 september 1967, in dienst getreden bij Roto Smeets, een rechtsvoorgangster van Logic Use. Hij was laatstelijk werkzaam als scanoperator/beeldbewerker tegen een maandsalaris van € 2.885,27 bruto inclusief 8% vakantietoeslag.
b. Logic Use, een onderdeel van Roto Smeets De Boer (RSBD), had twee vestigingen, een in Amsterdam en een in Hoofddorp. Deze laatste vestiging is in 2006 gesloten.
c. Logic Use verrichtte hoofdzakelijk lithografische activiteiten. Tot die activiteiten behoorden onder meer het scannen van beelden, het bewerken van beeldmateriaal, de opslag van digitale bestanden en het vervaardigen van irisproeven voor de drukkerijen van RSBD.
d. [Geïntimeerde] is bij RSBD Deventer in dienst getreden in de functie van reprofotograaf/retoucheur. Na een reorganisatie in 2002 is hij op verzoek van Logic Use als scanoperator/beeldbewerker gaan werken bij de vestiging in Hoofddorp. Op grond van anciënniteit had [geïntimeerde] in Deventer werkzaam kunnen blijven in de functie van graveervoorbereider, welke functie nog steeds door een collega wordt vervuld.
e. Met ingang van 22 augustus 2005 is [geïntimeerde] boventallig verklaard.
f. Op 27 september 2005 heeft de Centrale Ondernemingsraad RSBD, geadviseerd over de voorgenomen beëindiging van de activiteiten van Logic Use in Hoofddorp.
g. Bij brief van 28 september 2005 heeft Logic Use de CWI toestemming gevraagd de arbeidsovereenkomst te beëindigen met de tien in Hoofddorp werkzame personen, onder wie [geïntimeerde].
h. Na verweer van [geïntimeerde] heeft de CWI Logic Use op 17 november 2005 toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] op te zeggen.
i. Met gebruikmaking van de haar verleende vergunning heeft Logic Use de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde], die sedert 1 juni 2006 geen werkzaamheden meer verrichte, bij brief van 18 november 2005 opgezegd tegen 16 november 2006.
3.2 Stellende dat het hem door Logic Use gegeven ontslag kennelijk onredelijk is heeft [geïntimeerde], na eiswijziging bij conclusie van repliek, gevorderd dat Logic Use wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 144.400,- bruto, althans een door de rechter in goede justitie vast te stellen bedrag, de wettelijke rente daarover vanaf 16 november 2006 en een bedrag van € 1.556,58 ter zake van kosten van rechtsbijstand.
3.3 Bij het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de door [geïntimeerde] gevorderde schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 125.000,- bruto met wettelijke rente en de vordering verband houdende met de kosten van rechtsbijstand afgewezen. Tegen deze beslissing richten zich de grieven in het principaal appel en in het incidenteel appel, behalve voor wat betreft de afwijzing van de vordering ter zake van de kosten van rechtsbijstand waartegen [geïntimeerde] in hoger beroep niet is opgekomen.
3.4 Het hof ziet aanleiding eerst grief 1 van [geïntimeerde] in het incidenteel appel te behandelen, nu deze betrekking heeft op de primaire grondslag van de vordering. Met de grief bestrijdt [geïntimeerde] het oordeel van de kantonrechter dat Logic Use de arbeidsovereenkomst niet heeft opgezegd onder opgave van een valse of voorgewende reden. Ter toelichting stelt [geïntimeerde] dat de bedrijfsmiddelen van Logic Use Hoofddorp zijn overgebracht naar de vestiging in Amsterdam en dat binnen het concern de bedrijfsactiviteiten verband houdende met lithografische werkzaamheden nog steeds worden uitgeoefend.
3.5 Vast staat dat de vestiging van Logic Use in Hoofddorp is gesloten. [geïntimeerde] heeft na de gemotiveerde uiteenzetting van Logic Use in de memorie van grieven ter zake van het op enkele uren per maand na vervallen van de lithografische werkzaamheden die elders nog worden verricht zijn standpunt onvoldoende nader onderbouwd. Niet kan derhalve worden geconstateerd dat Logic Use aan de opzegging van de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] een valse of voorgewende reden ten grondslag gelegd. De grief faalt.
3.6 Grief 1 in het principaal appel klaagt erover dat de kantonrechter heeft geoordeeld dat het aan [geïntimeerde] gegeven ontslag kennelijk onredelijk is indien komt vast te staan dat Logic Use niet aan haar verplichting tot herplaatsing heeft voldaan. Uit hetgeen op de aangevallen overweging in het bestreden vonnis volgt, blijkt echter dat de kantonrechter hiermee niet heeft bedoeld dat op Logic Use de absolute verplichting rustte [geïntimeerde] te herplaatsen, maar dat zij zich daarvoor diende in te spannen. Deze grief is tevergeefs voorgedragen.
3.7 In grief 2 in het principaal appel voert Logic Use, kort samengevat, aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de herplaatsing van de bij de reorganisatie betrokken werknemers niet op deugdelijke wijze heeft plaatsgevonden, in het bijzonder waar het de positie van [geïntimeerde] betreft, afgezet tegen die van zijn collega [werknemer 1] die dezelfde functie vervulde als [geïntimeerde]. Het hof oordeelt als volgt.
3.8 In de toelichting op deze grief heeft Logic Use aangevoerd dat zij [werknemer 1] het meest geschikt achtte voor de vrijkomende anderssoortige functie van Workflow Engineer en waarom zij deze mening was toegedaan. [Geïntimeerde] stelt dat hij voor de functie in kwestie nooit is gevraagd en dat Logic Use niet bekend was met zijn ambitie om deze te gaan vervullen. Ter ondersteuning van zijn standpunt dat hij voor de functie van Workflow Engineer in aanmerking had behoren te komen voert [geïntimeerde] aan dat uit de bij de inleidende dagvaarding overgelegde profielschets blijkt dat hij geschikt was voor de functie van IT medewerker. Nog daargelaten dat deze schets niet meer zegt dan dat [geïntimeerde] volgens de opsteller van de profielschets gedragseigenschappen bezit die hem onder meer voor de functie van IT medewerker geschikt maken, volgt daaruit nog niet dat Logic Use de keus voor de benoeming in de functie van Workflow Engineer niet in redelijkheid op [werknemer 1] heeft mogen laten vallen. [Geïntimeerde] heeft de juistheid van motivering die Logic Use voor het maken van deze keus heeft gegeven onvoldoende betwist, waardoor zijn stelling dat de keus op hem had moeten vallen als onvoldoende nader onderbouwd heeft te gelden. [Geïntimeerde] gaat er in dit verband ten onrechte van uit dat op Logic Use het bewijs van de redelijkheid van haar keuze rust. Dat is niet het geval nu Logic Use aan de op haar rustende – verzwaarde – motiveringsplicht van haar verweer heeft voldaan. Grief 2 in het principaal appel slaagt.
3.9 Grief 3 in het principaal appel houdt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het door Logic Use aan [geïntimeerde] gegeven ontslag kennelijk onredelijk is omdat zij hem geen passende financiële tegemoetkoming heeft aangeboden. In de toelichting stelt Logic Use dat zij [geïntimeerde] een vergoeding heeft aangeboden die aanzienlijk uitgaat boven het bedrag waarop hij recht heeft uit hoofde van het op de onderhavige reorganisatie van toepassing zijnde sociaal plan, dat voor een werknemer van zijn leeftijd voorziet in een aanvullingsregeling overeenkomstig de zogenoemde RFR-regeling conform de GrafiMedia CAO. Bovendien, aldus Logic Use, heeft zij de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] beëindigd met inachtneming van een opzegtermijn van één jaar, van welke periode [geïntimeerde] gedurende zes maanden niet heeft gewerkt. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
3.10 Niet is komen vast te staan dat Logic Use ten tijde van de ingang van het ontslag voor [geïntimeerde] een financiële voorziening had getroffen. Ten processe heeft Logic Use [geïntimeerde] echter in elk geval een vergoeding ten bedrage van € 50.500,-, naar het hof aanneemt: bruto, aangeboden.
3.11 Onder het werkgelegenheidsplan dat Logic Use in de brief van 22 augustus 2005 aan [geïntimeerde] van toepassing heeft verklaard staan weliswaar de namen van vakorganisaties, maar gesteld noch gebleken is dat deze het plan hebben ondertekend. Het hof houdt het ervoor dat het werkgelegenheidplan een uitwerking is van de eerder met de vakorganisaties gesloten raamovereenkomst. De omvang van de in het werkgelegenheidplan getroffen voorziening kan in het midden blijven omdat het hof deze in elk geval waar het [geïntimeerde] betreft ontoereikend acht.
3.12 Bij deze beoordeling speelt tevens een rol het beroep dat [geïntimeerde] erop heeft gedaan dat hij ongelijk is behandeld ten opzichte van een collega, [werknemer 2], die volgens [geïntimeerde] bij de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst van Logic Use een vergoeding heeft ontvangen van € 91.200,- bruto. Onbestreden heeft [geïntimeerde] gesteld dat [werknemer 2] vier maanden ouder is dan hij, maar dat [werknemer] 18 jaar korter in dienst was. Logic Use heeft bij dupliek in eerste aanleg aangevoerd dat zij [geïntimeerde] en [werknemer 2] een van het werkgelegenheidsplan afwijkend bedrag heeft aangeboden. Zij heeft daarbij verwezen naar een bij dit processtuk overgelegde berekening, waarin in het geval van [werknemer 2] sprake is van een bedrag van € 56.400,-. [Geïntimeerde] heeft in de akte waarop hij zich over deze berekening heeft uitgelaten aangevoerd dat onbetwist is dat [werknemer 2] uiteindelijk een vergoeding heeft gekregen van € 91.200,-. Logic Use heeft in haar memorie van grieven volstaan met het verwijzen naar het hierboven genoemde aanbod aan [geïntimeerde] en [werknemer 2] en gesteld dat [geïntimeerde] dit heeft afgewezen. Het hof acht dit een onvoldoende betwisting van [geïntimeerde]’s herhaalde stelling dat [werknemer 2] uiteindelijk een vergoeding van € 91.200,- heeft ontvangen. Daarom slaagt het beroep van [geïntimeerde] op ongelijke behandeling.
3.13 Dat [geïntimeerde] niet zou hebben meegewerkt aan het vinden van ander werk, zoals Logic Use nog heeft aangevoerd, is onvoldoende komen vast te staan. Anderzijds kent het hof bij de beoordeling van de vraag welk bedrag aan schadevergoeding in het geval van [geïntimeerde] passend is geen gewicht toe aan het feit dat [geïntimeerde] in 2002 is ingegaan op een verzoek van RSBD om in Hoofddorp te gaan werken en dat de functie die hij daar vervulde niet is komen te vervallen, reeds omdat hij niet stelt dat Logic Use toentertijd had kunnen voorzien dat [geïntimeerde] als gevolg van een reorganisatie voor het voortbestaan van zijn arbeidsplaats in Hoofddorp had te vrezen.
3.14 Alle omstandigheden van het geval afwegende acht het hof een aan [geïntimeerde] toe te kennen schadevergoeding ten bedrage van € 95.000,- bruto aangewezen, waarbij wordt aangetekend dat de kantonrechtersformule waarop [geïntimeerde] een beroep heeft gedaan zich niet leent voor toepassing in een procedure als de onderhavige. Grief 3 in het principaal appel slaagt ten dele.
3.15 Nu de voorwaarde is vervuld waaronder deze is voorgedragen moet grief 2 in het incidenteel appel worden behandeld. Het door [geïntimeerde] gedane beroep op schending van het anciënnieitsbeginsel faalt omdat hij in dit verband niet stelt wie eerder voor ontslag had moeten worden voorgedragen. Voor zover [geïntimeerde] in dit verband het oog heeft op zijn collega [werknemer 1], verwijst het hof naar hetgeen hieromtrent is overwogen in het kader van de bespreking van grief 2 in het principaal appel. Grief 2 in het incidenteel appel slaagt niet.
3.16 Grief 3 in het incidenteel appel, die inhoudt dat [geïntimeerde] ten onrechte geen schadevergoeding van € 141.000,- is toegekend, moet het lot van de overige grieven in het incidenteel appel delen. Het hof heeft in verband met de behandeling van grief 3 in het principaal appel geoordeeld dat [geïntimeerde] een schadevergoeding ten bedrage van € 95.000,- bruto toekomt.
4. Slotsom
De grieven 2 en 3 in het principaal appel slagen, waarvan grief 3 gedeeltelijk. De overige grieven, ook die in het incidenteel appel falen. Het hof zal het vonnis waarvan beroep partieel vernietigen als hierna vermeld en dit vonnis voor het overige bekrachtigen. De kosten van het principaal en incidenteel hoger beroep zullen worden gecompenseerd.
5. Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, maar uitsluitend voor zover Logic Use daarbij is veroordeeld om [geïntimeerde] een schadevergoeding te betalen ten bedrage van € 125.000,- bruto en, opnieuw rechtdoende, bepaalt de door Logic Use aan [geïntimeerde] te betalen schadevergoeding op een bedrag van € 95.000.- bruto;
bekrachtigt het vonnis voor het overige;
bepaalt dat ieder partij in hoger beroep de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.M.A. Verscheure, M.M.M. Tillema en S.F. Schütz en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 24 februari 2009.