parketnummer: 23-005592-08
datum uitspraak: 2 oktober 2009
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 26 september 2008 in de strafzaak onder parketnummer 15-740648-07 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] in het jaar 1981,
GBA-adres: [adres en woonplaats],
thans verblijvende in PI Tilburg, Gevangenis te Tilburg.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is blijkens mededeling van de raadsman op de terechtzitting, niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing ten aanzien van het onder 2, zaaksdossier 5, en 5 tenlastegelegde. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 407 van het Wetboek van Strafvordering, zal het hof de verdachte in zoverre niet ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.
Het hof overweegt voorts het volgende.
In het vonnis van de rechtbank Haarlem van 26 september 2008 wordt in de vrijspraakoverweging ten aanzien van feit 2 enkel verwezen naar zaaksdossier 5. Uit de bewezenverklaring ten aanzien van feit 2 moet echter worden afgeleid dat de rechtbank niet zaaksdossier 5, doch zaaksdossier 6 niet bewezen heeft geacht. Het hof is van oordeel dat deze onduidelijkheid in het vonnis van de rechtbank ten voordele van de verdachte dient te worden uitgelegd, zodat het ervan uitgaat dat de rechtbank de verdachte van zowel feit 2, zaaksdossier 5, als van feit 2, zaaksdossier 6, heeft vrijgesproken. De verdachte zal derhalve eveneens ten aanzien van feit 2, zaaksdossier 6, niet ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 12 september 2008 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 29 mei 2009 en 18 september 2009.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg van 12 september 2008 op vordering van de officier van justitie toegestane aanpassing omschrijving tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
De tenlastelegging houdt in, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, dat:
1.
(zaaksdossier 15)
hij op of omstreeks 25 mei 2007 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de Hema heeft weggenomen twee, althans een of meer pinapparaten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Hema B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2. primair:
(zaaksdossiers: 8, 9, 10 en 22)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 december 2006 tot en met 27 januari 2007 te Gorinchem en/of Alkmaar en/of Purmerend en/of Papendrecht, althans (op verschillende plaatsen) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) betaalpas(sen), (een) waardekaart(en), enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, te weten een of meer betaalpas(sen)/bankpas(sen), (telkens) valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, (immers hebben/heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk de oorspronkelijke (magneetstrip)gegevens van een of meer originele betaalpas(sen)/bankpas(sen) die (telkens) zijn aangeboden aan pinautomaten van de ABN-AMRO bank in voornoemde plaatsen in of omstreeks voornoemde periode, gekopieerd/geladen naar/op (een) kaarten met magneetstrip (whitecard), tengevolge waarvan met die laatstgenoemde [valse of vervalste] betaalpas(sen)/bankpas(sen) electronische opnamen werden gedaan ten laste van de rechtmatige eigena(a)r(en) van die originele betaalpas(sen)/bankpas(sen)) zulks (telkens) met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen;
2. subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 december 2006 tot en met 27 januari 2007 te Gorinchem en/of Alkmaar en/of Purmerend en/of Papendrecht, althans (op verschillende plaatsen) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer geautomatiseerde werken, te weten (telkens) een pinautomaat van de ABN-AMRO bank, of in een deel daarvan, is binnengedrongen, waarna verdachte en/of zijn mededader(s) vervolgens (telkens) gegevens, die waren opgeslagen, werden verwerkt of werden overgedragen door middel van dat/die geautomatiseerd(e) werk(en) waarin verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) wederrechtelijk bevond(en), (telkens) voor zichzelf of een ander heeft overgenomen, afgetapt of opgenomen, (immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) apparatuur op en/of aan en/of in een geldautomaat aangebracht/geplaatst, waardoor (telkens) in die geldautomaat ingevoerde bankgegevens gekopieerd/overgenomen konden worden);
3. primair:
(zaaksdossier 11)
hij op of omstreeks 29 januari 2007 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (een) betaalpas(sen), (een) waardekaart(en), enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, te weten een of meer betaalpas(sen)/bankpas(sen), valselijk heeft/hebben opgemaakt of heeft/hebben vervalst met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) geprobeerd een geldautomaat van de ABN-AMRO bank open te breken met behulp van gereedschap, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. subsidiair:
hij op of omstreeks 29 januari 2007 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem verdachte en/of een of meer van zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer geautomatiseerde werken, te weten een pinautomaat van de ABN-AMRO bank, of in een deel daarvan, binnen te dringen en/of om vervolgens gegevens, die waren opgeslagen, werden verwerkt of werden overgedragen door middel van dat/die geautomatiseerd(e) werk(en) voor zichzelf of een ander over te nemen, af te tappen of over te nemen, immers, heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde automaat geprobeerd open te breken met behulp van gereedschap, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
(zaaksdossiers 18 en 18A)
hij in of omstreeks de periode vanaf april 2006 tot en met april 2007 te 's-Gravenhage, Dordrecht, Gorichem, Badhoevedorp, Alkmaar, Purmerend, Almere, Lisse, Hoofddorp, Amsterdam, Breda, Papendrecht, althans Nederland en/of in Roemenië en/of in Frankrijk en/of in Duitsland en/of in het buitenland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (het) (meermalen)
- plegen van computervredebreuk (art. 138a WvSr.)
- opzettelijk valselijk opmaken of vervalsen van een betaalpas en/of opzettelijk gebruik maken en/of voorhanden hebben van een valse of vervalste betaalpas (art. 232 WvSr.)
- diefstal door middel van een valse sleutel (art. 311 WvSr.)
- voorhanden hebben van stoffen/voorwerpen, wetende dat zij bestemd zijn tot het plegen van enig in artikel 232, eerste lid, omschreven misdrijf (art. 234 WvSr.);
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2, zaaksdossier 22, is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde overweegt het hof het volgende.
Uit de voorhanden zijnde stukken van het dossier kan – naar het oordeel van het hof – niet worden afgeleid dat de verdachte op het beeldmateriaal van HEMA, gevestigd aan de [straatnaam] te IJmuiden, is te zien als degene die op 25 mei 2007 tezamen en in vereniging met een ander of anderen aldaar betaalautomaten heeft weggenomen. Evenmin kan uit de voorhanden zijnde stukken van het dossier worden afgeleid dat de verdachte degene is geweest die de kluis van het Van der Valk hotel te Hoofddorp op het moment dat de gestolen betaalautomaten, afkomstig uit voornoemd HEMA filiaal, daarin zijn aangetroffen, in gebruik heeft gehad en deze betaalautomaten daarmee destijds in zijn bezit heeft gehad.
Nu de verdachte van het hem onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken, acht het hof geen belang bij bespreking van overige – ten aanzien van dit tenlastegelegde feit – namens de verdachte aangevoerde verweren.
Ten aanzien van het onder 2, zaaksdossier 22, tenlastegelegde overweegt het hof als volgt.
Mede uit de eigen waarneming door het hof van de in het dossier opgenomen dvd met videostills van bekend geworden skimzaken is gebleken dat op fotoblad 3D print 9F, behorende bij zaaksdossier 22, op de achtergrond een deel van het hoofd van een persoon zichtbaar is. Het hof herkent de ter terechtzitting aanwezige verdachte niet op deze print en bovendien leidt een vergelijking van de (betwiste) print met de politiefoto van de verdachte, niet tot de conclusie dat de vergeleken afbeeldingen dezelfde persoon betreffen. Nu – naar het oordeel van het hof –ook overigens niet is gebleken van betrokkenheid van de verdachte ten aanzien van feit 2, zaaksdossier 22, acht het hof dit onderdeel van het onder 2 tenlastegelegde niet bewezen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair (zaaksdossiers 8, 9 en 10), 3 primair (zaaksdossier 11) en 4 (zaaksdossiers 18 en 18A) tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2. primair:
(zaaksdossiers: 8, 9 en 10)
hij op tijdstippen in de periode van 2 december 2006 tot en met 27 januari 2007 te Gorinchem en Alkmaar en Purmerend, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk betaalpassen, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen langs geautomatiseerde weg, telkens valselijk heeft opgemaakt, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders telkens valselijk de oorspronkelijke (magneetstrip)gegevens van originele betaalpassen die zijn aangeboden aan pinautomaten van ABN-AMRO bank in voornoemde plaatsen in voornoemde periode, gekopieerd/geladen naar/op kaarten met magneetstrip (whitecard), tengevolge waarvan met die laatstgenoemde valse betaalpassen electronische opnamen werden gedaan ten laste van de rechtmatige eigenaren van die originele betaalpassen, zulks telkens met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen;
3. primair:
(zaaksdossier 11)
hij op 29 januari 2007 te Almere tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk betaalpassen, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen langs geautomatiseerde weg, te weten een of meer betaalpassen, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, immers hebben verdachte en zijn mededaders geprobeerd een geldautomaat van ABN-AMRO bank open te breken met behulp van gereedschap, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
(zaaksdossier 18 en 18A)
hij in de periode vanaf 2 december 2006 tot en met april 2007 te 's-Gravenhage, Dordrecht, Gorichem, Badhoevedorp, Alkmaar, Purmerend, Almere, Lisse, Hoofddorp, Amsterdam, Breda, Papendrecht en in Roemenië en in Frankrijk en in Duitsland en/of in het buitenland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het meermalen
- plegen van computervredebreuk (art. 138a WvSr.),
- opzettelijk valselijk opmaken van een betaalpas en opzettelijk gebruik maken en voorhanden hebben van een valse betaalpas (art. 232 WvSr.),
- diefstal door middel van een valse sleutel (art. 311 WvSr.),
- voorhanden hebben van stoffen/voorwerpen, wetende dat zij bestemd zijn tot het plegen van enig in artikel 232, eerste lid, omschreven misdrijf (art. 234 WvSr.);
Hetgeen onder 2 primair (zaaksdossiers 8, 9 en 10), 3 primair (zaaksdossier 11) en 4 (zaaksdossiers 18 en 18A) meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Nadere overweging omtrent het bewijs
Het hof overweegt ten aanzien van het onder 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde het volgende.
Mede uit de eigen waarneming door het hof van de zich in het dossier bevindende dvd met videostills, acht het hof bewezen dat de verdachte voorkomt op de beelden, behorende bij zaaksdossiers 8, 9, 10 en 11. Het hof herkent in één van de personen die op de betreffende prints van de geldautomaten wordt afgebeeld - gelet op de gelaatsuitdrukking, de ogen, de wenkbrauwen en de mond - de ter terechtzitting aanwezige verdachte [verdachte]. Op de prints is door het hof bovendien geconstateerd dat de verdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 3], hoewel telkens in andere samenstelling, tezamen op hetzelfde tijdstip en in eenzelfde opstelling voor de betreffende geldautomaten op de beelden staan, waarbij voorts is te zien dat zij de voor skimming benodigde materialen bij zich hebben.
Naar het oordeel van het hof kan uit de betreffende prints en de door de verdachten afgelegde verklaringen worden afgeleid dat iedere persoon een eigen rol binnen de groep heeft gehad. De handelingen die door hen worden verricht, bestaan uit het plaatsen van platen op geldautomaten, het later weer verwijderen van deze platen, het vermelden van de via internet verkregen pincodes op de bijbehorende verkregen valse betaalpassen en het met deze valse betaalpassen opnemen van geldbedragen bij geldautomaten. De verdachte staat veelal links in beeld, waarbij op een van de beelden is te zien dat hij platen en/of betaalpassen in zijn handen heeft. Op de beelden is [medeverdachte 3] te zien als degene die de platen op de geldautomaten plaatst en later weer verwijdert. [medeverdachte 1] staat veelal rechts in beeld. Het hof heeft geconstateerd dat [medeverdachte 2] op verscheidene prints is te zien als degene die platen op de betaalautomaten plaatst of deze ervan afhaalt en betaalpassen in de geldautomaat stopt. [medeverdachte 2] heeft bovendien in zijn verklaringen, afgelegd tegenover verbalisanten, verklaard dat hij toen heeft geskimd.
De hiervoor omschreven eigen rol van de verdachten kan, naar het oordeel van het hof, enkel worden geduid wanneer de door hen verrichte handelingen worden bezien in samenhang met het gehele skimproces. Bij skimming worden door het plaatsen van geprepareerde apparatuur op een geldautomaat bankgegevens van legitieme betaalpassen gekopieerd. Door middel van een verborgen camera wordt de bijbehorende pincode achterhaald. Vervolgens worden de gekopieerde bankgegevens gekopieerd op een ‘whitecard’. Deze ‘whitecards’ worden genummerd en de verkregen pincodes worden op de bijbehorende genummerde ‘whitecards’ vermeld. Hierna worden met de valse betaalpassen veelal vanuit het buitenland grote geldbedragen van de betreffende bankrekening opgenomen. Naar het oordeel van het hof kan het niet anders dan dat de hiervoor vastgestelde door de verdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 3] verrichte handelingen, dienstig zijn geweest aan voormeld skimproces en dat zij hebben meegeprofiteerd van de winst die deze handelwijze heeft opgeleverd. Dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de verdachten telkens zelf de geskimde bankgegevens op een ‘whitecard’ hebben gekopieerd, doet er niet aan af dat vaststaat dat er met valse betaalpassen, met daarop de door de verdachten geskimde bankgegevens, daadwerkelijk geldopnamen zijn verricht.
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is voorts komen vast te staan dat de verdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 3], allen van Roemeense afkomst, bekenden van elkaar zijn en in de tenlastegelegde periodes contact met elkaar hebben gehad. Medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn tezamen naar Nederland gekomen, waar zij werden opgehaald door medeverdachte [medeverdachte 1]. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] met de verdachte samengewoond in de woning aan de [straatnaam en plaats], die door de verdachte werd gehuurd. Bij een verkeerscontrole op 7 februari 2007 te Frankrijk bij de grens met Engeland ter hoogte van de tunnel “De Cheriton” zijn voorts alle vier de verdachten, te weten: [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 3] als inzittenden van de auto Vauxhall Astra, met het Engelse kenteken [kenteken], vermeld. De Vauxhall Astra met voornoemd kenteken is op 12 juli 2007 naar aanleiding van een verkeersovertreding uit Zandvoort weggesleept, waarna in deze auto goederen die in verband kunnen worden gebracht met skimming, zijn aangetroffen.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat is komen vast te staan dat tussen de verdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 3] sprake is geweest van een dermate nauwe en bewuste samenwerking tot het valselijk opmaken van betaalpassen en de poging daartoe, dat dit zowel ten aanzien van het onder 2 primair als het onder 3 primair tenlastegelegde kan worden aangemerkt als medeplegen in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde
Medeplegen van opzettelijk een betaalpas, bestemd voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, valselijk opmaken met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 3 primair bewezenverklaarde
Poging tot medeplegen van opzettelijk een betaalpas, bestemd voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, valselijk opmaken met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen.
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen en maatregelen
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van EUR 1.184,45 en hetgeen door de benadeelde partij meer of anders is gevorderd, afgewezen. De rechtbank heeft daarbij de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte opgelegd tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen. Voorts heeft de rechtbank de voorwerpen uit de Vauxhall Astra en alle voorwerpen gerelateerd aan skimming onttrokken aan het verkeer. De overige onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen heeft de rechtbank verbeurd verklaard.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 primair (zaaksdossiers 8, 9 en 10), 3 primair en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen en maatregelen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is betrokken geweest bij een organisatie die zich gedurende langere tijd op grote schaal en op professionele wijze heeft beziggehouden met het skimmen van betaalpassen. De verdachte heeft daarbij zelf deelgenomen aan verschillende skimmingactiviteiten. Skimmen is een noodzakelijke stap om vervolgens met frauduleus verkregen gegevens misbruik te kunnen maken van betaalrekeningen van rekeninghouders. Door de bewezenverklaarde feiten is door de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat door de consument in het elektronisch betalingsverkeer wordt gesteld. Het vertrouwen dat door de consument en de acceptant in het betaalnetwerk en in de betaalpas moet kunnen worden gesteld is van groot economisch maatschappelijk belang. Wanneer dit vertrouwen niet meer aanwezig is, bestaat het risico van een ernstige ontwrichting van het maatschappelijk en economisch verkeer. Daarnaast heeft de handelwijze van de verdachte geleid tot grote directe en indirecte financiële schade voor ABN-AMRO bank en Equens Nederland B.V. Bij het bepalen van de strafmaat is voorts in aanmerking genomen dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten puur uit winstbejag heeft gepleegd en louter naar Nederland is gekomen om in die behoefte te voorzien.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 3 september 2009 is de verdachte in Nederland niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Hoewel het hof van oordeel is dat het onder 1 en 2, zaaksdossiers 5, 6 en 22, tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, acht het, alles afwegende, een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het hof benadrukt daarbij dat bij een eventuele beslissing omtrent het verlof als onderdeel van het regime in de half-open inrichting alwaar de verdachte verblijft, rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid dat de verdachte ter terechtzitting heeft medegedeeld voornemens te zijn zo spoedig mogelijk zijn (vwo)opleiding in Roemenië te gaan afronden en de zorg voor zijn zieke moeder op zich te nemen, zodat rekening moet worden gehouden met ernstig gevaar dat de verdachte zal vluchten. Weliswaar heeft de verdachte volgens het door de raadsman van de verdachte overgelegde uittreksel ‘voorlopige aangifte vestiging uit het buitenland’, gedateerd 17 september 2009, een GBA-adres in Nederland ingaande op 17 september 2009, maar desgevraagd kon hij dat adres niet zelf produceren en moest zijn raadsman daartoe genoemd uittreksel citeren.
De hierna als zodanig te melden in beslag genomen voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien het bewezengeachte met behulp van die voorwerpen is begaan of voorbereid.
De hierna als zodanig te melden in beslag genomen voorwerpen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar aangezien het bewezengeachte met betrekking tot deze voorwerpen is begaan, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 45, 47, 57, 140 en 232 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde.
De vordering is in eerste aanleg voor een gedeelte toegewezen en voor het overige afgewezen.
Nu de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk verklaren.
Verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voorzover gericht tegen het onder 2, zaaksdossiers 5 en 6, en 5 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2, zaaksdossier 22, tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair, 3 primair en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
ten aanzien van het onder 2 primair, 3 primair en 4 bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering, voorlopige hechtenis en in detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek om overlevering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de voorwerpen genummerd 1, 24, 35, 51, 61, 62, 65, 69, 71, 73 en 81 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Onttrekt aan het verkeer de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de voorwerpen genummerd 2, 3, 4, 6 t/m 23, 25 t/m 34, 36 t/m 50, 52 t/m 60, 63, 64, 66 t/m 68, 70, 72, 74 t/m 80, 82 t/m 87 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst. .
Gelast de teruggave aan de verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de voorwerpen genummerd 5 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde]:
Verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat deze benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door de tweede meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel, mr. J.D.L. Nuis en mr. N.A. Schimmel, in tegenwoordigheid van mr. S.E.C. Debets, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 oktober 2009.