ECLI:NL:GHAMS:2010:BL9386
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- N. van Wijnen-Vergeer
- L.A.J. Dun
- F.M.D. Aardema
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na vrijspraak van drievoudige moord door erven van wijlen verzoeker
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 maart 2010 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ingediend door de erven van wijlen verzoeker, die eerder was vrijgesproken van drievoudige moord. De erven vroegen om een schadevergoeding van in totaal € 1.000.000,- voor immateriële schade en een pro memorie-post voor materiële schade, als gevolg van de voorlopige hechtenis van de verzoeker. Het hof heeft het verzoek in behandeling genomen en op 5 februari 2010 de advocaat-generaal, de erven en hun advocaat gehoord tijdens een openbare zitting in raadkamer.
Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker op 15 juni 2007 was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, maar dat het verzoek om schadevergoeding pas op 19 december 2008 was ingediend, na het intrekken van het cassatieberoep door het openbaar ministerie. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de erven niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek tot vergoeding van immateriële schade, omdat artikel 89, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt dat een verzoek om schadevergoeding door de gewezen verdachte kan worden gedaan, maar dat de vergoeding voor immateriële schade niet kan worden toegekend aan de erfgenamen.
De beslissing van het hof houdt in dat het verzoek tot vergoeding van € 1.000.000,- aan immateriële schade wordt afgewezen en dat het verzoek voor het overige ook wordt afgewezen. Het hof heeft daarbij opgemerkt dat het verzoek voor materiële schade onvoldoende onderbouwd was. Deze beschikking is gegeven door de zevende meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, en is uitgesproken in openbare zitting.