ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9106

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
106.007.055/02, 106.007.058/02, 106.007.061/02 en 106.007.064/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering tot voeging van gevoegde zaken in hoger beroep met betrekking tot samenwerking tussen belastingadviseurs en accountants

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering tot voeging van vier gevoegde zaken. De vordering tot voeging werd toegewezen op basis van artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat de zaken betrekking hebben op werkzaamheden die zijn verricht door of ten behoeve van verschillende rechtspersonen in een periode waarin naar samenwerking werd gestreefd. De betrokken partijen zijn [W] & [W] Belastingadviseurs B.V. als appellante en De Clercq Accountants en Belastingadviseurs B.V. als geïntimeerde, met verschillende andere vennootschappen als mede-geïntimeerden. De rechtbank had eerder vastgesteld dat er een samenwerkingsovereenkomst was tussen de partijen, die op 21 april 2004 was beëindigd. De appellante vorderde betaling van onbetaalde facturen die verband hielden met belastingadviezen en andere werkzaamheden die zij voor de gedaagden had verricht. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen niet op basis van een overeenkomst van opdracht toewijsbaar waren, maar dat er nader onderzoek nodig was naar de verdeling van winst en verlies in de periode van samenwerking. Het hof oordeelde dat de zaken verknocht waren en dat voeging noodzakelijk was om tegenstrijdige uitspraken te voorkomen. De beslissing over de kosten van het incident werd aangehouden tot de einduitspraak.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaken van:
(zaaknummer 106.007.055/02)
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ W ] & [ W ] BELASTINGADVISEURS B.V.,
gevestigd te [ H ],
APPELLANTE, tevens VERWEERSTER IN HET INCIDENT,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE CLERQ ACCOUNTANTS EN BELASTINGADVISEURS B.V.,
gevestigd te Haarlem,
GEÏNTIMEERDE, tevens EISERES IN HET INCIDENT
advocaat: mr. S.A. van der Sluijs te Amsterdam,
(zaaknummer 106.007.058/02)
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ W ] & [ W ] BELASTINGADVISEURS B.V.,
gevestigd te [ H ],
APPELLANTE, tevens VERWEERSTER IN HET INCIDENT,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IPA-ACON GROEP B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid IPA-ACON ACCOUNTANTS B.V.,
beide gevestigd te Haarlem,
GEÏNTIMEERDEN, tevens VERWEERSTERS IN HET INCIDENT,
advocaat: mr. S.A. van der Sluijs te Amsterdam,
(zaaknummer 106.007.061/02)
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ W ] & [ W ] BELASTINGADVISEURS B.V.,
gevestigd te [ H ],
APPELLANTE, tevens VERWEERSTER IN HET INCIDENT,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADMINISTRATIE- EN COMPUTERSERVICE DE CLERCQ B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE CLERCQ ACCOUNTANTS EN BELASTINGADVISEURS B.V.,
beide gevestigd te Haarlem,
GEÏNTIMEERDEN, tevens VERWEERSTERS IN HET INCIDENT,
advocaat: mr. S.A. van der Sluijs te Amsterdam,
(zaaknummer 106.007.064/02)
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ W ] & [ W ] BELASTINGADVISEURS B.V.,
gevestigd te [ H ],
APPELLANTE, tevens VERWEERSTER IN HET INCIDENT,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IPA-ACON BELASTINGADVISEURS B.V.,
gevestigd te Haarlem,
GEÏNTIMEERDE, tevens VERWEERSTER IN HET INCIDENT,
advocaat: mr. S.A. van der Sluijs te Amsterdam,
Appellante in deze zaken wordt in het hiernavolgende [ W ] & [ W ] genoemd, de geïntimeerden gezamenlijk IPA-ACON c.s. en afzonderlijk De Clercq Accountants en Belastingadviseurs, Administratie- en Computerservice De Clercq, IPA-ACON Belastingadviseurs, IPA-ACON Groep en IPA-ACON Accountants.
1. Het geding in hoger beroep
Bij afzonderlijke dagvaardingen van 31 juli 2007 is [ W ] & [ W ] in hoger beroep gekomen van vonnissen van de rechtbank Haarlem, uitgesproken op 5 juli 2006 en 4 juli 2007, en gewezen tussen [ W ] & [ W ] als eiseres in conventie / verweerster in reconventie, en IPA-ACON c.s. als gedaagden in conventie / eiseressen in reconventie. In haar na te noemen memories van grieven heeft [ W ] & [ W ] erop gewezen dat deze dagvaardingen per abuis melding maken van een op 14 juni 2006 uitgesproken vonnis waar is bedoeld: 5 juli 2006.
Deze vonnissen zijn gewezen in vier gevoegde zaken. De voeging, op de voet van art. 222 Rv, is bevolen bij vonnis van 1 december 2004.
Het hof vermeldt hier de zaak-/rolnummers van die gevoegde zaken met bijbehorende partijen alsmede het zaaknummer waaronder de afzonderlijke appellen bij het hof zijn ingeschreven:
Rol-/zaaknr in eerste aanleg Gedaagden in conventie Zaaknummer hoger beroep
104498 / HA ZA 04-1111 De Clercq Accountants en Belastingadviseurs 106.007.055/02
104500 / HA ZA 04-1112 1. Administratie- en Computerservice De Clercq
2. De Clercq Accountants en Belastingadviseurs 106.007.061/02
104501 / HA ZA 04-1113 IPA-ACON Belastingadviseurs 106.007.064/02
104502 / HA ZA 04-1114 1. IPA-ACON Groep
2. IPA-ACON Accountants 106.007.058/02
[ W ] & [ W ] heeft bij afzonderlijke memories in elke (bij het hof ingeschreven) zaak dertien, telkens gelijkluidende, grieven geformuleerd en toegelicht, en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd en overeenkomstig het appelexploot, dat de vonnissen waarvan beroep zullen worden vernietigd, en de in eerste aanleg ingestelde vorderingen van [ W ] & [ W ] alsnog zullen worden toegewezen zoals in elk van de memories nader vermeld, met kosten.
In elke zaak hebben de desbetreffende geïntimeerden bij gelijkluidende incidentele memories gevorderd dat de zaken wegens verknochtheid zullen worden gevoegd.
[ W ] & [ W ] heeft in de vier zaken bij afzonderlijke doch gelijk luidende memories geantwoord met conclusie tot afwijzing van de vordering tot voeging.
Vervolgens is in dit incident arrest gevraagd.
2. Beoordeling in het incident
2.1 In het thans bestreden tussenvonnis heeft de rechtbank feiten vastgesteld die zich, voor zover door de grieven niet bestreden en voor de beoordeling van dit incident van belang, als volgt laten samenvatten.
(i) Er heeft het voornemen bestaan verregaande samenwerking tot stand te brengen tussen enerzijds [ W ] & [ W ] met aan haar gelieerde vennootschappen (die zich bezig houden met belastingadvies) en anderzijds IPA-ACON c.s. met aan hen gelieerde vennootschappen (die, kort gezegd, accountantsdiensten verlenen). Er werd beoogd die samenwerking te laten uitmonden in een samenvoeging van de diverse bedrijven.
(ii) Op 7 augustus 2003 zijn de voornemens (gedeeltelijk en/of in hoofdlijnen) vastgelegd in een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst. Deze overeenkomst hield onder meer een regeling in van een nieuw op te richten besloten vennootschap waarin aandelen van onder andere [ W ] & [ W ] en IPA-ACON Groep zouden worden ondergebracht, welke nieuw op te richten vennootschap op haar beurt in een bepaalde verdeling aandelen aan de oprichters zou uitgeven.
(iii) De overeenkomst hield voorts in dat de samenwerking in economische zin werd geacht te zijn aangevangen op 1 januari 2003. Vast staat dat enkele aan [ W ] & [ W ] gelieerde vennootschappen zijn ingeschreven als bestuurders van IPA-ACON c.s., en omgekeerd IPA-ACON c.s. als besuurder van [ W ] & [ W ] ingeschreven is geweest. Ook staat vast dat twee werknemers van [ W ] en [ W ] werkzaamheden bij IPA-ACON hebben verricht, onder meer ten behoeve van cliënten van de laatste.
(iv) Tot de oprichting van de nieuwe vennootschap is het niet gekomen; de samenwerking is op 21 april 2004 beëindigd.
(v) Nadien heeft [ W ] & [ W ] facturen aan IPA-ACON gestuurd die onbetaald zijn gebleven.
2.2 [ W ] & [ W ] heeft bij vier afzonderlijke dagvaardingen gevorderd de gedaagden tot betaling van uiteenlopende bedragen te veroordelen, en die vordering onderbouwd met de stelling dat haar onbetaald gelaten facturen betrekking hebben op in opdracht van de diverse gedaagden verrichte werkzaamheden terwijl zij ook aan gedaagden, althans enkele van hen, in rekening-courant bedragen heeft geleend. De in opdracht verrichte werkzaamheden omschrijft [ W ] & [ W ] als belastingadviezen ten behoeve van hetzij de gedaagden zelf hetzij cliënten van één of meer van hen, alsmede advies- en andere werkzaamheden in verband met reorganisaties bij de gedaagden, althans één of meer van hen.
2.3 Blijkens het in deze zaken op 1 december 2004 uitgesproken tussenvonnis zijn de vier zaken in eerste aanleg gevoegd op vordering van De Clercq Accountants en Belastingadviseurs, waarbij [ W ] & [ W ]m zich aan het oordeel van de rechtbank refereerde.
2.4 In het thans bestreden tussenvonnis heeft de rechtbank, samengevat en voor zover thans van belang, geoordeeld dat de vorderingen van [ W ] & [ W ] niet op grond van een overeenkomst van opdracht toewijsbaar zijn, aangezien geen stukken zijn overgelegd waarin zo een overeenkomst is vastgelegd, en – mede gelet op hetgeen is aangevoerd met betrekking tot de nadien beëindigde samenwerkingsovereenkomst, de daaruit voortvloeiende werkzaamheden en een in dat verband vastgestelde management fee – ook overigens niet is gebleken dat [ W ] & [ W ] de in haar facturen bedoelde werkzaamheden als opdrachtneemster heeft uitgevoerd. De rechtbank heeft integendeel aannemelijk geacht dat er werkzaamheden zijn verricht in een gezamenlijke onderneming, op basis van de destijds tussen partijen geldende samenwerkingsovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat nader moet worden onderzocht hoe winst en verlies in de periode van samenwerking over de (toenmalige) aandeelhouders verdeeld moeten worden, en heeft de zaak naar de rol verwezen teneinde partijen in de gelegenheid te stellen de stukken (met name geconsolideerde jaarrekeningen) in het geding te brengen die voor deze verdeling van belang zijn, met bepaling dat vervolgens een comparitie van partijen zou worden gehouden.
2.5 Het hof merkt op dat IPA-ACON c.s. zich in deze, in eerste aanleg gevoegd behandelde, zaken op het standpunt stellen dat zij tegenvorderingen op [ W ] & [ W ] hebben, en een reconventionele vordering hebben ingesteld voor geval hun beroep op verrekening niet slaagt.
Het proces-verbaal van de op last van de rechtbank gehouden comparitie van partijen houdt in dat partijen de rechtbank hebben voorgehouden dat zij van mening bleven verschillen over de wijze waarop de vorderingen over en weer berekend moeten worden – [ W ] & [ W ] menen nog steeds dat een overeenkomst van opdracht de basis moet zijn, terwijl IPA-ACON c.s. betogen dat op grond van geconsolideerde cijfers een verdeling van winst en verlies moet plaatsvinden – terwijl zij voor een deskundigenbericht aanzienlijke kosten voorzagen. Om die reden verzochten partijen de rechtbank aanstonds einduitspraak te doen, opdat het hof een oordeel kan worden gevraagd over de grondslagen voor beoordeling van de over en weer ingestelde vorderingen.
2.6 Daarop heeft de rechtbank bij het thans bestreden eindvonnis vastgesteld dat de gegrondheid van de over en weer ingestelde vorderingen niet valt te bepalen, en die vorderingen afgewezen.
2.7 Uit de aldus samengevatte feiten en dit procesverloop volgt dat de vordering tot voeging van de vier in hoger beroep dienende zaken moet worden toegewezen. Reeds de omstandigheid dat alle geïntimeerden betrokken zijn geweest bij de mislukte samenwerking met [ W ] & [ W ] brengt mee dat de zaken verknocht zijn als bedoeld in art. 222 Rv, ten minste in die zin dat telkens de vraag moet worden beantwoord of de werkzaamheden, ter zake waarvan [ W ] & [ W ] betaling vordert, al dan niet als uitvloeisel van de samenwerkingsovereenkomst moeten worden gezien, waarbij ook telkens onder ogen moet worden gezien hoe die diverse vorderingen zich verhouden tot de bedragen die IPA-ACON c.s. stellen van [ W ] & [ W ] te kunnen vorderen. Voeging van deze zaken is derhalve geboden om tegenstrijdige uitspraken te vermijden.
5. Beslissing
Het hof:
in het incident:
voegt de zaken met de zaaknummers 106.007.055/02, 106.007.058/02, 106.007.061/02 en 106.007.064/02;
houdt de beslissing aangaande de kosten van dit incident aan tot de einduitspraak;
in de hoofdzaak:
verwijst de gevoegde zaken naar de rol van 8 februari 2011 voor memorie van antwoord;
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. Wortel, D.J. van der Kwaak en J.W. Hoekzema, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 december 2010.