GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GREEN SPIRIT B.V.,
gevestigd te Vreeland,
APPELLANTE IN HET PRINCIPAAL APPEL,
GEÏNTIMEERDE IN HET INCIDENTEEL APPEL,
advocaat: mr. M.C.J. Freijters te Koekange,
1. [GEÏNTIMEERDE 1],
wonend te [Woonplaats],
2. [GEÏNTIMEERDE 2],
wonend te [Woonplaats],
GEÏNTIMEERDEN IN HET PRINCIPAAL APPEL,
APPELLANTEN IN HET INCIDENTEEL APPEL,
advocaat: mr. F.F.A. Havelaar te Amsterdam.
De partijen worden hierna Green Spirit en [Geïntimeerden] genoemd.
1. Het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 23 juni 2009 is Green Spirit in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (verder: de kantonrechter) van 24 maart 2009, in deze zaak onder rolnummer CV 08-26360 gewezen tussen Green Spirit als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en [Geïntimeerden] als gedaagden in conventie, eisers in reconventie. De appeldagvaarding bevat de grieven.
Op 7 juli 2009 heeft Green Spirit overeenkomstig de appeldagvaarding van grieven gediend, met conclusie dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van Green Spirit alsnog zal toewijzen en die van [Geïntimeerden] alsnog zal afwijzen, en daarnaast [Geïntimeerden] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Green Spirit terug te betalen een bedrag van € 800,- wegens door haar betaalde proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de betaaldag (18 juni 2009) tot de dag der algehele voldoening, alsmede [Geïntimeerden] zal veroordelen in de kosten van beide instanties.
Op 2 oktober 2009 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt en waarbij Green Spirit haar eis in die zin heeft gewijzigd dat zij slechts gedeeltelijke vernietiging vordert van het vonnis waarvan beroep en alsnog afwijzing van de vordering van [Geïntimeerden] onder I van hun conclusie van eis in reconventie (waarop het dictum van dat vonnis onder IV betrekking heeft).
Vervolgens hebben [Geïntimeerden] bij memorie geantwoord, producties in het geding gebracht en bewijs aangeboden. Tevens hebben zij daarbij incidenteel appel ingesteld, waarbij zij één grief hebben geformuleerd. [Geïntimeerden] hebben in het principaal appel geconcludeerd dat het hof Green Spirit niet ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen althans haar deze zal ontzeggen en Green Spirit zal veroordelen – uitvoerbaar bij voorraad - in de kosten van (het hof begrijpt:) het hoger beroep (met nakosten), en in het incidenteel appel geconcludeerd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis waarvan beroep zal vernietigen voor zover daarin (naar het hof begrijpt: onder VII) hun vordering in reconventie onder II is afgewezen en, opnieuw recht doende, Green Spirit – kort gezegd - alsnog zal veroordelen tot betaling aan [Geïntimeerden] van een bedrag van € 1.006,37, met veroordeling van Green Spirit in de proceskosten van (het hof begrijpt:) het hoger beroep (met nakosten).
Bij memorie heeft Green Spirit in het incidenteel appel geantwoord, met conclusie dat het hof [Geïntimeerden] niet ontvankelijk zal verklaren in hun vorderingen althans hun deze zal ontzeggen en hen – uitvoerbaar bij voorraad - zal veroordelen in de kosten van het incidenteel appel.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.
De voorzieningenrechter heeft in het vonnis waarvan beroep onder het kopje "Feiten" een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aange¬merkt. Daaromtrent bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
3.1 Het gaat in deze zaak, voor zover thans relevant, om het volgende.
(i) [Geïntimeerden] zijn sinds 28 december 2005 gezamenlijk eigenaar van een stuk grond in het door Green Spirit in [N]] onder de naam "Châlet Park [X]" geëxploiteerde chaletpark.
(ii) Tussen partijen is op zeker moment een geschil ontstaan omdat – kort gezegd – [Geïntimeerden] zonder de daarvoor vereiste toestemming van Green Spirit een houtopslag hadden opgericht en een aanbouw hadden aangebracht aan hun woning in strijd met een in de akte van levering vervat kettingbeding. Green Spirit heeft [Geïntimeerden] op 7 mei 2008 gesommeerd de twee bouwwerken uiterlijk op 21 mei 2008 te verwijderen, maar [Geïntimeerden] hebben hieraan geen gevolg gegeven.
(iii) In de daarop door Green Spirit geëntameerde procedure tegen [Geïntimeerden] heeft Green Spirit betaling gevorderd door [Geïntimeerden] van het bedrag dat dezen aan haar verschuldigd zouden zijn geworden ter zake van de verbeurte van een boete wegens het niet verwijderen van de twee bouwwerken.
(iv) [Geïntimeerden] hebben in reconventie (I) een verklaring voor recht gevorderd dat Green Spirit enkel gerechtigd is om de kosten van gas, water en licht door te berekenen conform hetgeen bepaald is in artikel 3 lid 6 van de tussen hen en Green Spirit gesloten "Service-overeenkomst Chalet Parc [X] te [N]]" (verder: de overeenkomst), (II) een verklaring voor recht gevorderd dat Green Spirit gehouden zal zijn tot terugbetaling wanneer zou blijken dat zij niet de tarieven heeft berekend zoals zij deze diende te berekenen op grond van artikel 3 lid 6 van de overeenkomst, (III) een veroordeling van Green Spirit gevorderd om de jaarrekeningen van haar leveranciers aan [Geïntimeerden] over te leggen alsmede [Geïntimeerden] eenmaal per jaar op straffe van verbeurte van een dwangsom toegang te verlenen tot haar gas-, electra- en watermeters en (IV) een verklaring voor recht gevorderd dat Green Spirit toestemming voor de twee bouwwerken niet mag weigeren "mits is voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel B 2 e van de leveringsakte".
(v) Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering van Green Spirit in conventie afgewezen, zijn de vorderingen van [Geïntimeerden] in reconventie onder (I), (III) en (IV) toegewezen en is die onder (II) afgewezen.
(vi) Nadat Green Spirit in hoger beroep alsnog toewijzing van haar vordering en afwijzing van de vorderingen van [Geïntimeerden] had gevorderd, is bij gelegenheid van de comparitie van partijen op 2 oktober 2009 een gedeeltelijke schikking tussen hen bereikt, betrekking hebbend op de vordering van Green Spirit in conventie en de vorderingen van [Geïntimeerden] in reconventie onder (III) en (IV).
(vii) Behoudens een bepaling omtrent de proceskosten bevat het proces-verbaal van de comparitie van partijen voorts de volgende bepaling:
"4. Behoudens voor zover het eventuele vorderingen betreft die voor [Geïntimeerden] voortvloeien uit de afdoening van hetgeen waarover zij blijkens het hierna volgende nog wensen voort te procederen, verlenen partijen elkaar na uitvoering van het bovenstaande finale kwijting van al hetgeen zij in het kader van hun geschil – over en weer – gevorderd hebben.
Zij wensen in hoger beroep voort te procederen over datgene waarover het gaat in de derde grief van de appeldagvaarding onder nummer 3, dat betrekking heeft op het dictum van het vonnis waarvan beroep onder IV. Slechts in zoverre wensen partijen de procedure in hoger beroep voort te zetten en appellante wijzigt dan ook in zoverre haar vordering dat zij slechts vernietiging vordert van het vonnis van de kantonrechter en afwijzing van de vordering van [Geïntimeerden] op dit punt."
3.2 Partijen verschillen allereerst van mening over de vraag hoe deze afspraak moet worden uitgelegd. Volgens [Geïntimeerden] laat deze afspraak ruimte voor de door hen ingestelde eis in het incidenteel appel om het vonnis waarvan beroep te vernietigen voor zover daarbij hun eis in reconventie onder II is afgewezen en Green Spirit alsnog te veroordelen tot betaling aan hen van een bedrag van € 1.006,37. Volgens Green Spirit is dit niet het geval.
3.3 Het hof kan [Geïntimeerden] niet in hun betoog volgen. De tekst van de tussen partijen gemaakte afspraak zoals vervat in het proces-verbaal bepaalt uitdrukkelijk waaromtrent tussen partijen zal worden voortgeprocedeerd in hoger beroep. Dit betreft
"datgene waarover het gaat in de derde grief van de appeldagvaarding onder nummer 3, dat betrekking heeft op het dictum van het vonnis waarvan beroep onder IV".
Daaraan wordt nog toegevoegd dat partijen "Slechts in zoverre" de procedure in hoger beroep wensen voort te zetten. Het dictum van het vonnis waarvan beroep onder IV heeft uitsluitend betrekking op de eis in reconventie onder I, te weten de verklaring voor recht dat Green Spirit enkel gerechtigd is om de kosten van gas, water en licht door te berekenen conform hetgeen bepaald is in artikel 3 lid 6 van de overeenkomst. De eis in reconventie onder II word in het dictum van het vonnis waarvan beroep onder VII afgedaan en is volgens de tekst van het proces-verbaal derhalve geen punt waarover tussen partijen zal worden voortgeprocedeerd in het onderhavige hoger beroep.
3.4 Ook de strekking van de tussen partijen gemaakte afspraak zoals vervat in het proces-verbaal wijst in deze richting. Partijen treffen een schikking met betrekking tot de vordering van Green Spirit in conventie en de vorderingen van [Geïntimeerden] in reconventie onder (III) en (IV) en verlenen elkaar op dat punt over en weer algehele kwijting (na uitvoering van de terzake gemaakte afspraken), procederen in de onderhavige procedure in hoger beroep voort over (materieel) de eis in reconventie onder I en [Geïntimeerden] behouden uitdrukkelijk het recht om, als afdoening in de onderhavige procedure van de eis in reconventie onder I daartoe aanleiding geeft, een eis als in reconventie onder II alsnog (op een later moment) geldend te maken. Een dergelijke vordering, die strekt tot terugbetaling door Green Spirit wanneer zou blijken dat zij niet de tarieven heeft berekend zoals zij deze diende te berekenen op grond van artikel 3 lid 6 van de overeenkomst, valt onder de openingswoorden van de afspraak tussen partijen zoals vervat in het proces-verbaal:
"Behoudens voor zover het eventuele vorderingen betreft die voor [Geïntimeerden] voortvloeien uit de afdoening van hetgeen waarover zij blijkens het hierna volgende nog wensen voort te procederen",
omdat het een vordering betreft die kàn voortvloeien uit (materiële) afdoening van de eis in reconventie onder I en partijen elkaar ter zake van een dergelijke vordering bovendien geen kwijting hebben verleend. Ook uit de slotwoorden van dit citaat blijkt dat partijen de bedoeling hebben gehad in het onderhavige hoger beroep eerst over de principiële vraag verder te procederen alvorens eventuele daaruit voortvloeiende vorderingen geldend te maken.
3.5 Partijen hebben aldus doende bindende afspraken gemaakt met betrekking tot het geschilpunt waaromtrent in het onderhavige hoger beroep zal worden voortgeprocedeerd. Dit betreft de beslissing in het vonnis waarvan beroep met betrekking tot de eis in reconventie onder I en niet die met betrekking tot de eis in reconventie onder II. Nu [Geïntimeerden] niet hebben gesteld en evenmin is gebleken dat deze afspraken in strijd zijn met dwingend recht, met fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging of een beroep daarop in verband met onvoorziene omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gedaan, zal het hof [Geïntimeerden] daarom niet ontvankelijk verklaren in hun vordering in het incidenteel appel.
3.6 In het vonnis waarvan beroep is de eis in reconventie onder I, te weten de vordering tot verklaring voor recht dat Green Spirit enkel gerechtigd is om de kosten van gas, water en licht door te berekenen conform hetgeen bepaald is in artikel 3 lid 6 van de overeenkomst, in het dictum onder IV in (vrijwel) gelijkluidende bewoordingen toegewezen. Artikel 3 lid 6 van de overeenkomst luidt als volgt (waarbij het hof aantekent dat voor "[X]" in het kader van dit geding moet worden gelezen "Green Spirit"):
"In de servicekosten zijn niet begrepen:
de kosten van gas, water en elektra, alsmede de kosten van rioolrechten en afvalstoffenheffing, huisvuilafvoer, zuiveringslasten, toeristenbelasting en andere overheidsheffingen, omroepbijdrage, kosten C.A.I. en externe bewakingskosten, administratiekosten en toeslagen huisdieren; deze worden afzonderlijk door [X], dan wel door de betrokken overheidsinstanties aan de eigenaar doorberekend. Het verbruik van gas, water en elektra wordt separaat per kavel gemeten en naar verbruik periodiek aan de eigenaar in rekening gebracht.
[X] zal de prijzen van gas, water en elektra en overige door haar door te belasten kosten jaarlijks, of zoveel vaker als zij noodzakelijk acht, bekend maken. De door te berekenen kosten zullen gebaseerd zijn op door toeleverende bedrijven gehanteerde tarieven voor huishoudens bestaande uit één gezin. Met betrekking tot deze kosten kan door [X] een voorschotnota aan de eigenaar verzonden worden."
Op zichzelf zijn partijen het er over eens dat de grond en maatstaf voor doorberekening van de kosten van gas, water en licht is te vinden in deze bepaling, zodat de (gewijzigde) vordering in het principaal appel die ertoe strekt het vonnis waarvan beroep – thans alleen nog het dictum onder IV – te vernietigen en deze eis in reconventie onder I (alsnog) af te wijzen, niet kan slagen en het vonnis waarvan beroep derhalve zal moeten worden bekrachtigd.
3.7 Blijkens de toelichting op de derde grief in het principaal appel - die tegen de toewijzing van de eis in reconventie onder I is gericht – en het debat tussen partijen zoals dit zich in eerste aanleg en in hoger beroep heeft ontwikkeld, verschillen partijen echter met name van mening over de vraag hoe artikel 3 lid 6 van de overeenkomst moet worden uitgelegd. Bij gelegenheid van de comparitie van partijen hebben beide partijen te kennen gegeven dat zij het niet eens konden worden over de vraag waarop doorberekening van de kosten van gas, water en licht conform het bepaalde in artikel 3 lid 6 van de overeenkomst in concreto neerkomt en hebben zij beide het hof verzocht ook hieromtrent uitspraak te doen. Gelet op dit uitdrukkelijke verzoek zal het hof in het hierna volgende die uitleg geven en in verband daarmee in het dictum van dit arrest opnemen hoe het dictum van het vonnis van de kantonrechter onder IV moet worden verstaan.
3.8 Partijen zijn het er weliswaar over eens dat blijkens artikel 3 lid 6 van de overeenkomst de door de individuele kaveleigenaren te betalen kosten van verbruik van gas, water en licht – welk verbruik separaat per kavel wordt gemeten – moeten zijn gebaseerd op de door toeleverende bedrijven gehanteerde tarieven voor huishoudens bestaande uit één gezin, maar hebben een uiteenlopend standpunt met betrekking tot de vraag of Green Spirit naast de enkele doorberekening van de individuele verbruikskosten van gas, water en licht aan de kaveleigenaren een opslag mag hanteren en, zo ja, met betrekking tot welke posten dit het geval kan zijn. Green Spirit meent dat onder meer de vaste lasten die bij de nutsvoorzieningen horen, zoals afschrijving en onderhoud van het ter plaatse gelegen netwerk, niet tot de servicekosten moeten worden gerekend maar dat deze kosten moeten worden gerelateerd aan het energieverbruik van de diverse kaveleigenaren, en dat dit zeker geldt voor het vastrecht, de belasting op drinkwater, de energiebelasting, de meterhuur, de transportkosten, etcetera die door de toeleverende bedrijven aan Green Spirit in rekening worden gebracht. [Geïntimeerden] menen daarentegen – kort samengevat – dat de door Green Spirit gehanteerde opslag niet onder artikel 3 lid 6 van de overeenkomst kan worden gebracht omdat deze reeds in de servicekosten is begrepen.
3.9 De kantonrechter heeft in het vonnis waarvan beroep hieromtrent overwogen dat de
"kosten welke met de doorberekening gepaard gaan (...) inderdaad onderdeel van de servicekosten"
zijn, daarmee in hoofdzaak het standpunt van [Geïntimeerden] volgend. Tegen deze overweging is de (toelichting op de) derde grief (onder 3) gericht. Het hof oordeelt hieromtrent als volgt.
3.10 Bij beantwoording van de vraag hoe artikel 3 lid 6 van de overeenkomst moet worden uitgelegd stelt het hof voorop dat het voor de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstan¬dighe¬den over en weer redelij¬kerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Dit betekent onder meer dat de uitleg van een schriftelijk contract niet dient plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift echter vaak wel van groot belang.
3.11 In de considerans (onder 2) van de overeenkomst is het volgende bepaald:
"dat in verband met de hierna onder artikel 1 vermelde werkzaamheden van [X], waaronder begrepen de instandhouding van de thans aanwezige centrale voorzieningen, algemene terreinen met infrastructuur en dergelijke, de ondergetekende(n) sub 1, in hoedanigheid van eigenaar, servicekosten verschuldigd is/zijn aan [X]",
waarna in artikel 1 ("Werkzaamheden [X]") onder meer volgt:
"[X] zal zorgdragen voor casu quo uitvoering geven aan, de navolgende zaken, zoals een goed beheerder betaamt:
(...)
c. de instandhouding van de aanwezige centrale voorzieningen op [X];
d. de instandhouding en het onderhoud van de algemene terreingedeelten, wegen, paden, speelterreinen enzovoorts en de zich daarin/daarop bevindende infrastructurele voorzieningen (...)",
en in artikel 3 ("Servicekosten") is bepaald:
"1. De vergoeding, die de eigenaar aan [X] verschuldigd is voor de tenuitvoerlegging van voormelde werkzaamheden bedraagt per jaar (...)".
Vervolgens wordt in artikel 3 lid 6 van de overeenkomst geregeld wat niet in de servicekosten is begrepen.
3.12 Uit de tekst van de weergegeven passages van de artikelen 1 en 3 van de overeenkomst volgt onmiskenbaar dat voor zover het om de instandhouding van centrale en infrastructurele voorzieningen op of in het terrein van [X] zelf gaat, de daarmee gepaard gaande kosten moeten worden begrepen onder de servicekosten. Dit geldt temeer indien de considerans van de overeenkomst bij de inhoud van die bepalingen wordt betrokken en deze bepalingen daarmee in de context van de overeenkomst worden gelezen. Bij gebreke bovendien van enigerlei verwijzing naar bijkomende kosten (of enigerlei andere vorm van opslag) in de tekst van artikel 3 lid 6 van de overeenkomst hebben [Geïntimeerden] (als leken tegenover een professionele wederpartij die de tekst van de overeenkomst kennelijk eenzijdig heeft opgesteld) de overeenkomst derhalve redelijkerwijs zo mogen begrijpen dat in de "kosten van gas, water en elektra" als uitgezonderd van de servicekosten in artikel 3 lid 6 van de overeenkomst (naast de enkele doorberekening van de individuele verbruikskosten van gas, water en licht aan de kaveleigenaren) in beginsel geen opslag was begrepen. Dit geldt te meer omdat Green Spirit niet heeft gesteld en evenmin is gebleken dat zij bij het aangaan van de overeenkomst met [Geïntimeerden] dezen op een andere (door haar voorgestane) uitleg van die bepaling – die, gelet op het voorgaande, niet voor de hand lag - heeft gewezen.
3.13 Uit het voorgaande volgt dat Green Spirit op grond van artikel 3 lid 6 van de overeenkomst het recht heeft uitsluitend de individuele verbruikskosten van gas, water en licht aan de kaveleigenaren door te berekenen. Dit betekent dat zij het per kavel gemeten aantal m3 gas en water en aantal kWh licht, vermenigvuldigd met het door de toeleverende bedrijven gehanteerde tarief voor een eengezinshuishouden, als verbruikskosten van gas, water en licht aan de individuele kaveleigenaar in rekening mag brengen, tot welke verbruikskosten eveneens moeten worden gerekend de kosten die direkt met deze levering van gas, water en elektra door de toeleverende bedrijven in verband staan en door deze bedrijven aan Green Spirit afzonderlijk (en aantoonbaar) in rekening worden gebracht.
3.14 In verband met de diverse door Green Spirit als opslag opgevoerde posten komt dit in concreto op het volgende neer.
A. De posten "Bijkomende kosten park" respectievelijk "Bijkomende parkkosten: afschrijving netwerk" (productie 1 - blz. 1, 3, 22, 24, 27 en 30 - bij memorie van antwoord in het principaal appel tevens houdende memorie van grieven in het incidenteel appel), "Lekverlies netwerk/opleidingstelsel" (productie 1 - blz. 1, 3, 22, 24, 27 en 30 - bij memorie van antwoord in het principaal appel tevens houdende memorie van grieven in het incidenteel appel), "Vernieuwingen waternet park", "Rioollasten vlgs nota's park", "Bijdrage perspomp riool park" (productie 1 - blz. 3 - bij memorie van antwoord in het principaal appel tevens houdende memorie van grieven in het incidenteel appel) kunnen niet als individuele verbruikskosten van gas, water en licht aan de kaveleigenaren worden doorberekend maar moeten – indien mogelijk - onder de servicekosten dan wel onder een van de (in artikel 3 lid 6 van de overeenkomst) van de servicekosten uitgezonderde andere kosten worden gerubriceerd.
B. Met betrekking tot de posten "Tankhuur" en "Meterhuur" (productie 1 - blz. 1 - bij memorie van antwoord in het principaal appel tevens houdende memorie van grieven in het incidenteel appel) overweegt het hof dat dit kosten zijn die in beginsel weliswaar direkt met de levering van gas, water en elektra door de toeleverende bedrijven in verband lijken te staan maar dat Green Spirit deze slechts mag doorberekenen aan de individuele kaveleigenaren voor zover deze door de toeleverende bedrijven aan Green Spirit afzonderlijk (en aantoonbaar) in rekening worden gebracht. Deze kosten zijn dus niet (enkel) verschuldigd op grond van de opgave van Primagaz van 8 oktober 2009 die slechts (in abstracto) weergeeft wat de kosten van particulier verbruik voor een eengezinshuishouden met beperkt verbruik zijn.
C. Voor zover posten worden genoemd die betrekking hebben op vastrecht of transport en het om de posten "Energiebelasting", "Periodieke aansluitvergoeding", "Capaciteitsvergoeding" en "Meetdienst" gaat (productie 1 - blz. 3, 22, 24, 27 en 30 - bij memorie van antwoord in het principaal appel tevens houdende memorie van grieven in het incidenteel appel) geldt ook hier dat dit kosten zijn die in beginsel weliswaar direkt met de levering van gas, water en elektra door de toeleverende bedrijven in verband kunnen staan maar dat Green Spirit deze slechts mag doorberekenen aan de individuele kaveleigenaren voor zover deze door de toeleverende bedrijven aan Green Spirit afzonderlijk (en aantoonbaar) in rekening worden gebracht.
D. Met betrekking tot de post "Kosten opname meterstanden" (productie 1 - blz. 1, 3 en 22 - bij memorie van antwoord in het principaal appel tevens houdende memorie van grieven in het incidenteel appel) overweegt het hof dat voor zover de meteropname plaatsvindt door Green Spirit zelf – wat het geval lijkt te zijn (zie conclusie van dupliek in reconventie onder 24) - zij niet heeft gesteld dat kosten zijn gemaakt die niet onder de in artikel 3 lid 6 van de overeenkomst bedoelde administratiekosten vallen. Voor zover de meteropname daarentegen plaatsvindt door de toeleverende bedrijven zelf, zijn dit kosten die in beginsel weliswaar direkt met de levering van gas, water en elektra door de toeleverende bedrijven in verband staan maar mag Green Spirit deze slechts doorberekenen aan de individuele kaveleigenaren voor zover deze door de toeleverende bedrijven aan Green Spirit afzonderlijk (en aantoonbaar) in rekening worden gebracht.
Het principaal appel faalt, terwijl [Geïntimeerden] niet ontvankelijk zijn in hun vordering in het incidenteel appel. Het vonnis waarvan beroep zal, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, worden bekrachtigd, waarbij het hof zal bepalen hoe het dictum van dat vonnis onder IV moet worden verstaan. Gelet op de tussen partijen gemaakte afspraak daaromtrent zullen de proceskosten in het principaal appel worden gecompenseerd op de wijze als hierna in het dictum bepaald, terwijl die in het incidenteel appel weliswaar voor rekening van [Geïntimeerden] komen maar op nihil zullen worden vastgesteld.
verklaart [Geïntimeerden] niet ontvankelijk in hun vordering in het incidenteel appel;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover dit het dictum daarvan onder IV betreft;
verstaat het dictum van dat vonnis onder IV aldus dat voor recht wordt verklaard dat Green Spirit op grond van artikel 3 lid 6 van de overeenkomst het recht heeft uitsluitend de individuele verbruikskosten van gas, water en licht aan de kaveleigenaren door te berekenen, en dat dit betekent dat Green Spirit het per kavel gemeten aantal m3 gas en water en aantal kWh licht, vermenigvuldigd met het door de toeleverende bedrijven gehanteerde tarief voor een eengezinshuishouden, als verbruikskosten van gas, water en licht aan de individuele kaveleigenaar in rekening mag brengen, tot welke verbruikskosten eveneens moeten worden gerekend de kosten die direkt met deze levering van gas, water en elektra door de toeleverende bedrijven in verband staan en door deze bedrijven aan Green Spirit afzonderlijk (en aantoonbaar) in rekening worden gebracht;
compenseert de proceskosten van het principaal appel aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verwijst [Geïntimeerden] in de proceskosten van het incidenteel appel en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van Green Spirit gevallen, op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. C. Uriot, D.J. van der Kwaak en J. Wortel en op 9 maart 2010 in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.