ECLI:NL:GHAMS:2011:BP1034

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.008.340/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake postwhiplashsyndroom en deskundigenonderzoek

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de naamloze vennootschap London Verzekeringen N.V. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.I. van der Winden, heeft in een eerdere procedure een tussenarrest ontvangen op 21 september 2010. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant vóór het ongeval op 2 mei 2003 geen gezondheidsklachten had, maar na het ongeval serieuze klachten heeft ontwikkeld die kunnen wijzen op een postwhiplashsyndroom. Het hof heeft geoordeeld dat er een deskundigenonderzoek moet plaatsvinden om te onderzoeken of de gezondheidsklachten van de appellant geheel of gedeeltelijk aan een andere oorzaak dan het ongeval kunnen worden toegeschreven.

Het hof heeft partijen gevraagd om aanvullende informatie te verstrekken, waaronder de datum waarop de appellant een WW-uitkering heeft ontvangen en relevante documentatie van het UWV. Het hof heeft ook aangegeven dat het belangrijk is om onduidelijkheden te vermijden die het deskundigenonderzoek kunnen compliceren. Beide partijen hebben voorgesteld om dr. M. Kuilman, psychiater, als deskundige aan te stellen. Het hof heeft besloten om deze psychiater te benaderen en de vragen die aan de deskundige voorgelegd moeten worden, verder te formuleren.

In de beslissing heeft het hof de zaak verwezen naar de rol van 8 februari 2011 voor een akte aan de zijde van de appellant en heeft het verdere beslissingen aangehouden. Het arrest is uitgesproken op 11 januari 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[ APPELLANT ],
wonende te [ A ],
APPELLANT,
advocaat: mr. J.I. van der Winden te Muiderberg,
t e g e n
de naamloze vennootschap LONDON VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
1. Het (verdere) geding in hoger beroep
1.1 Appellant wordt opnieuw [ Appellant ] genoemd en geïntimeerde London.
1.2 Het hof heeft in de zaak tussen [ Appellant ] en London op 21 september 2010 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die dag verwijst het hof naar dat arrest.
1.3 [ Appellant ] heeft een akte uitlating deskundige genomen en daarbij aanvullende producties in het geding gebracht.
1.4 London heeft bij akte uitlating deskundige geantwoord en eveneens een aanvullende productie in het geding gebracht.
1.5 Ten slotte hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.
2. (Verdere) behandeling van het hoger beroep
2.1 Het hof blijft bij hetgeen het in zijn tussenarrest van 21 september 2010 heeft overwogen en beslist.
Het hof heeft na getuigen te hebben gehoord vastgesteld dat [ Appellant ] vóór het ongeluk van 2 mei 2003 geen gezondheidsklachten had waarop bij de beantwoording van de vraag of hij thans lijdt aan een postwhiplashsyndroom acht zou moeten worden geslagen. Verder heeft het hof tot uitgangspunt gekozen dat [ Appellant ] kort na 2 mei 2003 serieuze gezondheidsklachten heeft ontwikkeld die kunnen wijzen op een postwhiplashsyndroom.
Vervolgens heeft het hof geoordeeld dat moet worden onderzocht of toereikende grond bestaat om voor de gezondheidsklachten van [ Appellant ] geheel of gedeeltelijk een andere oorzaak aan te wijzen dan een door het ongeval van 2 mei 2003 veroorzaakt postwhiplashsyndroom alsmede dat die vraag het best kan worden onderzocht door een deskundige, en psychiater, in te schakelen.
Ter voorbereiding van het voorgenomen deskundigenonderzoek heeft het hof een reeks vragen aan de partijen voorgelegd.
2.2 [ Appellant ] heeft zich bereid verklaard om mee te werken aan onderzoek door een psychiater. In zover is er geen beletsel voor een deskundigenonderzoek.
2.3 Voorts heeft [ Appellant ] uiteengezet dat alle informatie waarover het UWV beschikt, door hem in deze procedure bekend is gemaakt. Over de periode vóór 2 mei 2003, de dag van het omstreden ongeval, valt niets toe te voegen, aldus [ Appellant ].
London heeft onder verwijzing naar de verzekerings-geneeskundige rapportage van het UWV d.d. 25 oktober 2004
aangevoerd dat de in het geding gebrachte gegevens over het arbeidsverleden van [ Appellant ] vóór 2 mei 2003 niet volledig kunnen zijn, omdat [ Appellant ] voor die dag al een WW-uitkering had.
2.4 Naar het oordeel van het hof is de rapportage waarop London zich beroept, minder klemmend van inhoud dan London verdedigt. Uit dat stuk kan worden opgemaakt dat [ Appellant ] begin december 2003 arbeidsongeschikt is geraakt vanuit de WW maar er staat niet in, wanneer de WW-uitkering van [ Appellant ] is ingegaan. Nu in dit geding al is vastgesteld dat [ Appellant ] tot in april 2003 een dienstverband had (tussenarrest 26 mei 2009 onder 3.1.5), zijn de stellingen van London ontoereikend om aan te nemen dat de WW-uitkering eerder dan op enig moment in april 2003 is ingegaan.
Dat neemt echter niet weg dat het raadzaam voorkomt dat [ Appellant ] ervoor zorgt dat op dit punt zoveel mogelijk opheldering wordt verschaft. Nu het hof reeds heeft vastgesteld dat [ Appellant ] vóór 2 mei 2003 geen relevante gezondheidsklachten had, gaat het er in dit stadium van het geding in het bijzonder om te onderzoeken of in de periode vóór 2 mei 2003 anderszins omstandigheden aanwijsbaar zijn die licht kunnen werpen op de oorzaken van de gezondheidsproblematiek van [ Appellant ] na 2 mei 2003. Het hof wil voorkomen dat het te houden deskundigen-onderzoek wordt belast door onduidelijkheid in deze kwestie. Het hof wil daarom van [ Appellant ] vernemen, vanaf welke datum [ Appellant ] een WW-uitkering heeft ontvangen. Voorts komt het hof het in dit verband dienstig voor, wanneer [ Appellant ] de beschikking waarbij zijn arbeidsovereenkomst werd ontbonden in het geding brengt alsmede de eventuele rapportage van het UWV die aan de toekenning van de WW-uitkering ten grondslag heeft gelegen. Mocht die rapportage niet bestaan of niet beschikbaar zijn, dan verneemt het hof dat gaarne uit een afwijzende brief van het UWV zelf.
Het hof zal daarom de zaak naar de rol verwijzen voor een akte aan de zijde van [ Appellant ]. London zal daarop mogen reageren.
2.5 Teneinde verdere vertraging van het geding te voorkomen overweegt het hof nog als volgt.
Elk van partijen heeft voorgesteld om het deskundigenonderzoek te doen uitvoeren door dr. M. Kuilman, psychiater. Het hof zal, terwijl de hierboven bedoelde aktewisseling plaatsheeft, deze psychiater benaderen met de vraag of hij het voorgenomen onderzoek wil uitvoeren en over het antwoord van deze psychiater zo nodig in overleg treden met partijen.
2.6 Elk van partijen heeft zich uitgelaten over de aan de deskundige voor te leggen vragen. Voor beide pakketten vragen geldt dat deze niet goed aansluiten bij hetgeen in dit geding al is onderzocht en vastgesteld. Bovendien lijken de voorstellen eraan voorbij te zien dat in dit hoger beroep de omvang van het verlies aan verdienvermogen niet aan de orde is gesteld; [ Appellant ] heeft wat betreft zijn verdienvermogen slechts een schadevergoeding op te maken bij staat gevorderd. Het hof zal dan ook geen van beide voorstellen ongewijzigd aanvaarden.
In de kern gaat het uiteindelijk om de volgende vraagstelling:
- zouden een of meer van de geconstateerde gezondheidsklachten ook zonder het ongeval van 2 mei 2003 zijn ontstaan?
- zo ja, waarom? Moet in dit verband aan een psychische stoornis worden gedacht? Welke stoornis?
- zo neen: heeft het ongeval bijgedragen aan het ontstaan van een psychische stoornis? Zo ja, heeft deze psychische stoornis bijgedragen aan de gezondheidsklachten?
Voorts ligt het in de rede om deze vraagstelling uit te breiden met vragen naar de redenen van wetenschap van de deskundige en controlevragen als bedoeld in de zogenoemde standaard IWMD vraagstelling.
Bij gelegenheid van de benoeming van de deskundige zal het hof de te stellen vragen definitief onder woorden brengen.
2.7 Het hof zal op de voet van bovenstaande overwegingen de zaak verwijzen naar de rol voor een akte aan de zijde van [ Appellant ] met het hierboven in rechtsoverweging 2.4 omschreven doel en verder iedere beslissing aanhouden.
3. Beslissing
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 8 februari 2011 voor een akte aan de zijde van [ Appellant ] met het hierboven in rechtsoverweging 2.4 omschreven doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.B.C.M. van der Reep, J.C.W. Rang en W.J. Noordhuizen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 januari 2011 door de rolraadsheer.