parketnummer: 23-000654-11
datum uitspraak: 16 augustus 2011
ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 10 februari 2011 in de strafzaak onder parketnummer 15-700700-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in PI
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 27 januari 2011 en op de terechtzitting in hoger beroep van 2 augustus 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1 primair.
hij in de periode van 11 tot en met 12 oktober 2010 te Velserbroek, gemeente Velsen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bestelbus, Hyundai H100, kenteken [kenteken], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Stichting Triade, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
1 subsidiair.
hij in de periode van 11 tot en met 12 oktober 2010 in de gemeente Velsen en/of de gemeente Haarlemmermeer en/of de gemeente Haarlem, in elk geval in Nederland, een bestelbus, Hyundai H100, kenteken [kenteken] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van deze bestelbus wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
2.
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand/loods aan de Bennebroekerdijk [nummer] weg te nemen goederen en/of geld van zijn en/of zijn mededaders gading, geheel of ten dele toebehorende aan VCT Holland Opslag, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat pand/die loods te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld van zijn en/of zijn mededaders gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met (de achterkant van) een bestelbus (Hyundai H100, kenteken [kenteken]) met hoge snelheid tegen de roldeur van dat pand/die loods is aangereden, waardoor die roldeur in tweeën is gebroken en/of het onderste gedeelte was afgebroken en/of in die roldeur een opening is ontstaan terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3 primair.
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] (hoofdagent basisteam Haarlem Noord) en/of [slachtoffer 2] (hoofdagent regiopolitie Kennemerland) van het leven te beroven, met dat opzet op of aan de Louis Pasteurst[verbalisant] (als bestuurder) met een bestelbus achteruitrijdend en/of (daarbij) snel accelererend heeft (in)gereden op/naar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3 subsidiair.
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] (hoofdagent basisteam Haarlem Noord) en/of [slachtoffer 2] (hoofdagent regiopolite Kennemerland), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet op of aan de Louis Pasteurst[verbalisant] (als bestuurder) met een bestelbus achteruitrijdend en/of (daarbij) snel accelererend heeft (in)gereden op/naar die [slachtoffer 1] en/of de [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3 meer subsidiair.
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, [slachtoffer 1] (hoofdagent basisteam Haarlem Noord) en/of [slachtoffer 2] (hoofdagent regiopolitie Kennemerland), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans zware mishandeling, immers heeft verdachte met dat opzet op of aan de Louis Pasteurst[verbalisant] (als bestuurder) met een bestelbus achteruitrijdend en/of (daarbij) snel accelererend heeft (in)gereden op/naar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2].
4.
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Peugeot 106, kenteken [KENTEKEN]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers is hij, verdachte, met een door hem bestuurde bestelbus tegen die personenauto aangereden.
5.
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Vijfhuizen en/of te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een voertuig (bestelauto Hyundai H100), daarmee rijdende op de weg, de Vijfhuizerdijk en/of de Zwanenburgerdijk, terwijl hij werd achtervolgd door een opvallend politievoertuig - dat optische en akoestische signalen voerde -, (telkens) met hoge snelheid heeft gereden en/of (daarbij) het door hem bestuurde voertuig naar de weghelft van zijn tegenliggers heeft gestuurd, althans niet behoorlijk het voor hem bestemde weggedeelte is blijven volgen en/of (meermalen) terecht is gekomen op het weggedeelte bestemd voor het hem tegemoetkomend verkeer, (mede) waardoor tegemoetkomende auto's (hard) moesten remmen en moesten uitwijken naar de rechterzijde van de rijbaan (in de richting van het water van de Ringvaart), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
6.
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Cruquius en/of Vijfhuizen en/of Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Haarlem als bestuurder van een motorrijtuig (bestelbus, Hyundai H100) heeft gereden op de weg, onder andere de Bennebroekerdijk en/of de Vijfhuizerdijk en/of de Zwanenburgerdijk en/of de Louis Pasteurst[verbalisant], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
7.
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Haarlem en/of te Haarlemmermeer, [slachtoffer 4] (politieambtenaar regiopolitie Kennemerland) en/of [slachtoffer 5] (politieambtenaar regiopolitie Kennemerland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Wacht maar ik kom je wel tegen dan schiet ik een kogel door je kop maak mij maar los dan zullen wij meteen kijken wie er een vent is. Wacht maar ik pak je" en/of
- "Jullie met jullie apenpakkies het interesseert mij geen kanker ik kan veel betere wapens krijgen als die jullie hebben. Ik schiet jullie kapot",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 primair, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 subsidiair.
hij in de periode van 11 tot en met 12 oktober 2010 in de gemeente Velsen en de gemeente Haarlemmermeer en de gemeente Haarlem, een bestelbus, Hyundai H100, kenteken [kenteken] heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze bestelbus wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
2.
hij op 12 oktober 2010 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand/loods aan de Bennebroekerdijk [nummer] weg te nemen goederen en/of geld van zijn en/of zijn mededader’s gading, toebehorende aan VCT Holland Opslag, en zich daarbij de toegang tot dat pand/die loods te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader, met de achterkant van een bestelbus Hyundai H100, kenteken [kenteken] met hoge snelheid tegen de roldeur van dat pand/die loods is aangereden, waardoor die roldeur in tweeën is gebroken en het onderste gedeelte was afgebroken en in die roldeur een opening is ontstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3 primair.
hij op 12 oktober 2010 te Haarlem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1], hoofdagent basisteam Haarlem Noord, en [slachtoffer 2], hoofdagent regiopolitie Kennemerland, van het leven te beroven, met dat opzet op of aan de Louis Pasteurst[verbalisant], als bestuurder, met een bestelbus achteruitrijdend en daarbij snel accelererend heeft gereden naar die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.
hij op 12 oktober 2010 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto Peugeot 106, kenteken [KENTEKEN], toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft beschadigd, immers is hij, verdachte, met een door hem bestuurde bestelbus tegen die personenauto aangereden.
5.
hij op 12 oktober 2010 te Vijfhuizen en te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een voertuig, bestelauto Hyundai H100, daarmee rijdende op de weg, de Vijfhuizerdijk en de Zwanenburgerdijk, terwijl hij werd achtervolgd door een opvallend politievoertuig - dat optische en akoestische signalen voerde -, telkens met hoge snelheid heeft gereden en daarbij het door hem bestuurde voertuig naar de weghelft van zijn tegenliggers heeft gestuurd, en meermalen terecht is gekomen op het weggedeelte bestemd voor het hem tegemoetkomend verkeer, mede waardoor tegemoetkomende auto's moesten remmen en moesten uitwijken naar de rechterzijde van de rijbaan in de richting van het water van de Ringvaart, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
6.
hij op 12 oktober 2010 te Cruquius en Vijfhuizen en Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, en te Haarlem als bestuurder van een motorrijtuig bestelbus, Hyundai H100, heeft gereden op de weg, onder andere de Bennebroekerdijk en de Vijfhuizerdijk en de Zwanenburgerdijk en de Louis Pasteurst[verbalisant], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
7.
hij op 12 oktober 2010 te Haarlem en/of te Haarlemmermeer, [slachtoffer 4], politieambtenaar regiopolitie Kennemerland, en [slachtoffer 5], politieambtenaar regiopolitie Kennemerland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Wacht maar ik kom je wel tegen dan schiet ik een kogel door je kop maak mij maar los dan zullen wij meteen kijken wie er een vent is. Wacht maar ik pak je" en
- "Jullie met jullie apenpakkies het interesseert mij geen kanker ik kan veel betere wapens krijgen als die jullie hebben. Ik schiet jullie kapot",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2, 3 primair, 4, 5, 6 en 7 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Het bewijs en de bewijsoverwegingen
Het hof gaat met de rechtbank uit van de redengevende feiten en omstandigheden als weergegeven onder 4.2 in het vonnis van 10 februari 2011 en neemt deze en de beoordeling hiervan hier over, echter met uitzondering van de alinea op pagina 12 “De rechtbank overweegt voorts … tot en met… Het onder 3 subsidiair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.”.
Voorts overweegt het hof het volgende.
Bestuurder bestelauto
Uit het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisanten] (doorgenummerde pagina 56 e.v) blijkt dat de verbalisanten in de achtervolging hebben gezien dat de bewuste bestelauto tot stilstand kwam en dat de bestuurder en de bijrijder uit de bestelauto sprongen en wegrenden het talud op richting de snelweg. Zij zagen dat de bestuurder donkergekleed was en dat de bijrijder lichtgekleed was. Nadat de verbalisanten de politieauto hebben stilgezet, is verbalisant [verbalisant] achter de bestuurder aangerend. Hij zag dat deze over de geleidingsrail klom en de A9 opliep. Vervolgens zag verbalisant [verbalisant] dat de bestuurder aan de andere zijde van de rijbaan de geleidingsrail afsprong. Hierop is verbalisant [verbalisant] over de geleidingsrail geklommen en de A9 overgestoken en hier ook de geleidingsrail over geklommen. Hij zag dat zijn collega [slachtoffer 4] daar stond met zijn zaklamp gericht op de verdachte die in de bossage van het talud lag. Daarna is de verdachte aangehouden. Uit het proces-verbaal van aanhouding (doorgenummerde pagina 20 e.v) blijkt dat de verdachte gekleed was in een blauwe spijkerbroek, een zwart regenjack en een zwart baseball petje. De verbalisant [verbalisant] is achter de bijrijder aangerend, maar is deze uit het oog verloren
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, en mede gelet op de overige bewijsmiddelen, is het hof van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid is vast komen te staan dat de verdachte als de bestuurder van de bestelauto dient te worden aangemerkt.
Poging doodslag
Het hof overweegt dat de verdachte, die ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard onder invloed te zijn geweest van verdovende middelen, door onder de geschetste omstandigheden met een bestelbus achteruit in te rijden op twee agenten die zich te voet op korte afstand achter de bestelauto bevonden er kennelijk alles aan heeft willen doen om aan zijn aanhouding te ontkomen. Hij heeft daarbij echter willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de twee politieagenten als gevolg van zijn handelen zodanig ernstig letsel zouden bekomen dat zij daardoor zouden komen te overlijden. Bij dit oordeel speelt een rol dat de verdachte zijn slachtoffers niet heeft kunnen zien en dus, als hij hen had geraakt, met volle kracht door zou zijn gereden, ongeacht op welke wijze hij hen zou hebben aangereden. Voorts speelt een rol dat de straat door geparkeerde auto’s was versmald zodat de agenten niet of niet gemakkelijk konden wegspringen. Tenslotte is van belang dat de richting waarin de verdachte de bestelauto stuurde kennelijk onbepaald was zodat de agenten daarmee geen rekening konden houden: de verdachte heeft de bestelauto immers in een bocht tegen een geparkeerde auto aangereden. Derhalve acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft getracht de verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] van het leven te beroven zoals in de bewezenverklaring is omschreven.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair, 2, 3 primair, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
het onder 7 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen en maatregel
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair, 4 en 7 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank de verdachte ten aanzien van het onder 3 subsidiair en 5 ten laste gelegde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen twee maal ontzegd voor de duur van 12 maanden. Ten aanzien van de onder 6 ten laste gelegde overtreding heeft de rechtbank hechtenis voor de duur van twee weken opgelegd. De vorderingen tot vergoeding van de schade van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 5], [slachtoffer 4] heeft de rechtbank toegewezen en schadevergoedingsmaatregelen bij opgelegd. De rechtbank heeft de vordering van benadeelde partij [V.S.] geheel afgewezen.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair, 2, 3 primair, 4, 5 en 7 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, met twee maal ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 12 maanden. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat ter zake van het onder 6 ten laste gelegde geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat deze overeenkomstig de rechtbank zal worden beslist en dat de vordering van de benadeelde partij [V.S.] niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft, gelijk de rechtbank, daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op 12 oktober 2010 schuldig gemaakt aan een reeks van strafbare feiten.
Hij heeft als bestuurder -terwijl hij niet beschikte over een rijbewijs- in een bestelauto gereden waarvan hij wist dat dit een van misdrijf afkomstig goed betrof. Hierdoor heeft hij het criminele circuit van autodiefstallen mede in stand gehouden.
Voorts heeft de verdachte, samen met een onbekend gebleven persoon, getracht goederen te stelen uit een bedrijfspand door met de bestelauto op het rolluik van dit pand in te rijden. Diefstallen zijn zeer ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor gedupeerde bedrijven. Dat de verdachte dit strafbare feit heeft begaan, wordt hem temeer aangerekend nu uit het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 26 juli 2011 blijkt dat hij in het verleden veelvuldig en regelmatig in aanraking is geweest met politie en justitie, voornamelijk vanwege diefstallen.
Tijdens de achtervolging die aansluitend plaatsvond, heeft de verdachte voorts niet alleen een geparkeerde personenauto beschadigd, maar ook andere weggebruikers in gevaar gebracht door met hoge snelheid meerdere malen op de weghelft van zijn tegenliggers te gaan rijden. Dit zeer onverantwoordelijke rijdgedrag van de verdachte had ernstige gevolgen kunnen hebben, dat deze gevolgen niet zijn ingetreden is niet de verdienste van de verdachte.
Meer in het bijzonder heeft het hof het gedrag van de verdachte ten opzichte van gezagsdragers in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door met de bestelauto vol gas achteruit te rijden terwijl zich op dat moment aan de achterzijde van de bestelauto twee politieagenten op de rijbaan bevonden. De politieagenten konden beiden nog net opzij springen, één van hen meende zelfs een schot te moeten lossen in de richting van de verdachte om het busje te doen stoppen en zo zijn eigen leven te kunnen redden. Dat dit voor de agenten in kwestie ingrijpende gevolgen heeft gehad, blijkt uit de toelichting op de door hen ingediende vorderingen als benadeelde partij. Dat de schade van de agenten tot psychische schade beperkt is gebleven en zwaarder letsel is uitgebleven, is het gevolg van de alerte reacties van de agenten in kwestie en is beslist niet het gevolg van de handelwijze van de verdachte.
Op het moment dat de verdachte na zijn aanhouding werd overgebracht naar het politiebureau heeft hij ook nog twee andere politieagenten bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het gedrag van de verdachte getuigt van geen enkel respect voor het openbaar gezag.
De verdachte heeft zich in het voorbereidende onderzoek hoofdzakelijk en op de terechtzitting in eerste aanleg vrijwel geheel op zijn zwijgrecht beroepen. Eerst ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij bij een onbekend gebleven persoon in de bestelauto is gestapt om geld te kunnen verdienen. Na plaats te hebben genomen op de bijrijderstoel is hij in slaap gevallen en kan hij zich de rit niet meer herinneren, aldus de verdachte. Het hof hecht geen enkel geloof aan deze verklaring van de verdachte en acht het uitermate kwalijk dat hij geen enkele blijk heeft gegeven het ernstig laakbare van zijn handelen in te zien. Dientengevolge kan het hof, met de rechtbank, niet anders concluderen dat de verdachte zich aan deze criminele activiteiten schuldig heeft gemaakt zonder zich rekenschap te geven van wie of wat dan ook. Voor herhaling moet dan ook ernstig worden gevreesd.
Nu het hof onder meer tot een bewezenverklaring komt van poging tot doodslag, meermalen gepleegd, terwijl de slachtoffers politieagenten waren, is het hof mede gelet daarop van oordeel dat de ernst van deze feiten vergt dat een hogere straf wordt opgelegd dan door de advocaat-generaal gevorderd.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, passend en geboden.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde zal het hof als bijkomende straf een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opleggen. Voor het onder 5 bewezen verklaarde zal het hof een aparte ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opleggen. Gelet op de hoogte van de voor de misdrijven op te leggen straf zal het hof geen afzonderlijke straf of maatregel opleggen voor de onder 6 bewezen verklaarde overtreding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 60, 62, 285, 287, 311, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 107 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 200,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 7 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 1.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 200,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 7 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 1.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij Stichting Triade
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 1.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep afgewezen.
Uit de toelichting van de benadeelde partij ter terechtzitting in eerste aanleg is naar voren gekomen dat geen sprake (meer) is van geleden schade. Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij daarom niet in haar vordering kan worden ontvangen en deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 primair, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3 primair, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2, 3 primair, 4, 5 en 7 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 3 primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat ter zake van het onder 6 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [slachtoffer 5] ter zake van het onder 7 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 200,00 (tweehonderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 5], een bedrag te betalen van EUR 200,00 (tweehonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [slachtoffer 2] ter zake van het onder 3 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 1.000,00 (duizend euro) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van EUR 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [slachtoffer 4] ter zake van het onder 7 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 200,00 (tweehonderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4], een bedrag te betalen van EUR 200,00 (tweehonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [slachtoffer 1] ter zake van het onder 3 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van EUR 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij Stichting Triade
Verklaart de benadeelde partij, Stichting Triade in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door de twaalfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.W.J. de Groot, mr. L.A.J. Dun en mr. N. van der Wijngaart, in tegenwoordigheid van mr. J. Ineke, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 augustus 2011.
mr. Van der Wijngaart is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.