Uitspraak
mr. C.P.M. van de Wielte Utrecht,
mr. W.J.M. Sengerste Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.Beoordeling
eerste griefluidt dat de kantonrechter ten onrechte is voorbijgegaan aan het bepaalde in artikel 11, leden 1 en 2 van de huurovereenkomst. Alog stelt zich op het standpunt dat uit die artikelleden voorvloeit dat zij in de situatie die zich thans voordoet, gerechtigd is een nieuwe ruimte te huren tegen de thans geldende huurprijs. Toen partijen onderhandelden over een nieuwe huurovereenkomst bedroeg de huur € 139,= per vierkante meter. Onverplicht is Alog nog bereid geweest een huurprijs van € 170,= per vierkante meter te aanvaarden. Dat de overeengekomen nieuwe huurprijs voor Ultimo bedrijfseconomisch wellicht niet gunstig is, komt voor haar eigen rekening en risico, aldus Alog. Zij biedt bewijs aan met betrekking tot de bedoeling van de partijen bij het aangaan van de huurovereenkomst.
tweede griefbestrijdt Alog de overweging van de kantonrechter dat van de door Alog gehuurde 700 m2 in de nieuwe situatie slechts 600 m2 terugkomt. Zij wijst erop dat van de gehuurde oppervlakte niet 100 m2, maar slecht ongeveer 90 m2 onbebouwd blijft en het winkelcentrum bovendien op een andere plaats met 76 m2wordt uitgebreid.
derde grief, die tegen de gelijkluidende overweging van de kantonrechter is gericht, faalt dus in zoverre eveneens. Voor zover Alog met de tweede en de derde grief tevens heeft bedoeld te betogen dat van Ultimo kan worden gevergd dat zij in de nieuwe situatie de gecreëerde 76 m2 aan Alog verhuurt, zal daarover worden geoordeeld in samenhang met de vierde tot en met zesde grief.
vierde tot en met zesde griefzijn gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat zich een situatie voordoet waarin een renovatie zonder beëindiging van de huurovereenkomst niet mogelijk is, zodat Ultimo het gehuurde op die grond dringend nodig heeft voor eigen gebruik. Alog voert aan dat de door Ultimo beoogde renovatie wel mogelijk is met voortzetting van de huurovereenkomst, dat niet is aangetoond dat verhuur aan Alog tegen een huurprijs van € 170,= per vierkante meter niet rendabel is en dat dat laatste in feite ook niet relevant is.
zevende griefbehelst de klacht dat de kantonrechter ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de wachttijdregeling van artikel 7:296 lid 2 BW. Alog wijst erop dat ten tijde van de aankoop van het winkelcentrum door Ultimo het zogenaamde Toko Mitra-arrest (LJN BM9758), waarin de Hoge Raad heeft beslist dat de wachttijdregeling alleen geldt bij beëindiging tegen het einde van de eerste termijn van vijf jaar, nog niet was gewezen, zodat Ultimo ervan moest uitgaan dat zij haar toen reeds gekoesterde voornemen tot renovatie diende uit te voeren met instandhouding van de huurovereenkomst, en ook zijzelf daarop heeft mogen vertrouwen. Bovendien is Alog van mening dat het Toko Mitra-arrest op een vergissing berust.
achtste griefmaakt Alog tevergeefs aanspraak op een rechterlijke belangenafweging. Als eenmaal is vastgesteld dat de huurder het gehuurde dringend nodig heeft voor eigen gebruik bestaat geen ruimte meer voor een afweging van diens belang bij beëindiging tegen het belang van de huurder bij instandhouding van de huurovereenkomst.
negende, tiende en elfde griefzien op de termijn waarop de kantonrechter de huurovereenkomst heeft doen eindigen en de verplichting tot ontruiming heeft vastgesteld, zijnde iets meer dan drie maanden en de in dat verband gebezigde argumenten.
laatste griefberoept Alog zich op het sinds 27 september 2011 aanhangige initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van artikel 7:296 lid 1 onder b BW in die zin, dat niet langer wordt begrepen onder duurzaam gebruik. Het hof kan echter op de mogelijke invoering van die wetswijziging niet anticiperen, zodat ook deze grief faalt.