ECLI:NL:GHAMS:2012:3805

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2012
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
200.079.334-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en de gevolgen van onbehoorlijke taakvervulling

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep inzake bestuurdersaansprakelijkheid. De appellanten, bestaande uit meerdere besloten vennootschappen en hun bestuurders, hebben in een eerdere procedure een tussenarrest ontvangen op 2 oktober 2012. In dit arrest werd vastgesteld dat de appellanten verzuimd hadden om de laatste akte van hun zijde in acht te nemen, wat aanleiding gaf tot een aanvulling van het tussenarrest. De kern van de zaak draait om de facturering door de vennootschap Etirc aan Riro Ventures. Het hof oordeelt dat, behoudens tegenbewijs van de appellanten, moet worden aangenomen dat Etirc sinds medio 2008 niet meer heeft gefactureerd aan Riro Ventures. De appellanten hebben geen bewijs geleverd van betalingsonmacht van Riro Ventures, waardoor het hof deze stelling niet kan honoreren. Het hof concludeert dat de appellanten, als bestuurders van Etirc, verantwoordelijk zijn voor het niet factureren en innen van de kosten van de Consultants, wat heeft geleid tot een situatie waarin Etirc niet in staat was om aan haar verplichtingen te voldoen. Dit wordt gekwalificeerd als onbehoorlijke taakvervulling, waarvoor de appellanten persoonlijk ernstig te verwijten valt. De omvang van de schade die hierdoor is ontstaan, wordt geschat op bijna 2,7 miljoen euro voor de periode van medio 2008 tot april 2009, en ongeveer 500.000 euro voor 2007. Het hof staat de appellanten toe om tegenbewijs te leveren tegen de stelling dat Etirc niet meer heeft gefactureerd. De zaak wordt verwezen naar de rolzitting van 12 maart 2013 voor het inbrengen van een contra-expertiserapport, waarna de Consultants kunnen reageren. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
1. [APPELLANT SUB 1],
wonend te [woonplaats],
2. [APPELLANT SUB 2],
wonend te [woonplaats],
APPELLANTEN,
advocaat:
mr. M.C. van Rijswijkte Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A. MENTZEL BEHEER B.V.,
gevestigd te Naarden,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JUPITER MANAGEMENT CONSULTING B.V.,
gevestigd te Bloemendaal,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SANTMAN CONSULTING & ENGINEERING B.V.,
gevestigd te Elahuizen,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
QST-SAFE SKIES B.V.,
gevestigd te Lelystad,
5. [GEÏNTIMEERDE SUB 5], handelende onder de naam AVIATION
RESULT,
wonend te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat:
mr. I.M.C.A. Reinders Folmerte Amsterdam.
Appellanten worden hierna gezamenlijk [appellanten] genoemd en geïntimeerden gezamenlijk de Consultants.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof heeft in deze zaak op 2 oktober 2012 een (tweede) tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot die dag wordt naar dat arrest verwezen.
[appellanten] hebben bij brief van 6 november 2012 het hof verzocht laatstgenoemd tussenarrest te heroverwegen in verband met het feit dat het hof bij zijn beoordeling de akte van [appellanten] van 19 juni 2012 over het hoofd heeft gezien. Bij brief van 12 november 2012 hebben de Consultants dat verzoek bestreden.

2.Beoordeling

2.1
Met juistheid hebben [appellanten] aangevoerd dat het hof heeft verzuimd acht te slaan op de laatste akte van hun zijde. In die zin behoeft het tussenarrest van 2 oktober 2012 aanvulling.
2.2
In dat arrest heeft het hof met betrekking tot de facturering door Etirc aan Riro Ventures samengevat als volgt overwogen. Behoudens door [appellanten] te leveren tegenbewijs moet ervan worden uitgegaan dat Etirc vanaf medio 2008 niet meer aan Riro Ventures heeft gefactureerd. Van eventuele betalingsonmacht van Riro Ventures is geen bewijs aangeboden, zodat het hof aan die stelling voorbij gaat. Gegeven het feit dat Etirc er bedrijfseconomisch zeer slecht voorstond en bovendien voor haar inkomsten volledig afhankelijk was van de betalingen door Riro Ventures, dienden [appellanten] als bestuurders van Etirc de kosten van de Consultants door middel van facturering door te belasten aan Riro Ventures en dienden zij die facturen ook te innen. Het zonder goede grond achterwege laten van die facturering en inning, onherroepelijk ertoe leidende dat Etirc niet in staat was de facturen van de Consultants te voldoen, moet onder die omstandigheden worden beschouwd als onbehoorlijke taakvervulling. [appellanten] valt dan persoonlijk ernstig te verwijten dat zij een gang van zaken hebben bewerkstelligd of toegelaten waardoor, naar zij redelijkerwijs behoorden te begrijpen, bestaande verplichtingen niet (meer) konden worden nagekomen en Etirc voor de daardoor ontstane schade van de Consultants ook geen verhaal zou bieden. Het hof is op basis van de omvang van de eerdere factureringen ervan uitgegaan dat met de (volgens de Consultants achterwege gebleven) facturering over de periode van medio 2008 tot april 2009 een bedrag van bijna 2,7 miljoen euro gemoeid is en met de over 2007 achterwege gebleven facturering een bedrag van ongeveer € 500.000,=, terwijl de onbetaald gebleven facturen van de Consultants in hoofdsom in totaal rond € 400.000,= bedragen. Op basis van al deze overwegingen zijn [appellanten] toegelaten tot het tegenbewijs tegen de, voorshands als bewezen aangenomen stelling dat Etirc vanaf medio 2008 niet meer aan Riro Ventures heeft gefactureerd.
2.4
In hun akte van 19 juni 2012 zijn [appellanten] niet ingegaan op de kwestie van de facturering door Etirc aan Riro Ventures. De akte gaat in haar geheel over de vraag op welke wijze de verstrekking van de lening door de Russische bank tot betaling aan Etirc had kunnen leiden, een van de andere drie kwesties waarover het hof in het tussenarrest van 14 februari 2012 partijen had verzocht zich nader uit laten. Hetgeen [appellanten] in hun laatste akte naar voren hebben gebracht heeft het hof met betrekking de kwestie van de facturering dan ook niet tot andere gedachten gebracht. Hoe reëel de verwachting was dat Etirc uit de lening van de Russische bank betaald zou gaan worden heeft het hof voor zijn in het tussenarrest van 2 oktober 2012 gegeven (deels voorshandse) oordeel niet van belang geacht. Het ging immers niet aan af te zien van bedragen waarover zekerheid bestond en tot de facturering waarvan [appellanten] zich jegens de Consultants contractueel hadden verplicht, in de verwachting van een onzekere betaling door derden.
2.5
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de slotsom dat het hof geen aanleiding ziet terug te komen van zijn tussenarrest van 2 oktober 2012. Aan [appellanten] zal een nadere termijn worden gegeven om het gevraagde tegenbewijs te leveren.
2.6
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 12 maart 2013 voor het door [appellanten] bij akte in het geding brengen van een contra-expertiserapport als bedoeld onder 2.9 van het tussenarrest van 2 oktober 2012, waarna de Consultants daarop bij antwoordakte kunnen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, M.P. van Achterberg en J.W. Hoekzema en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 11 december 2012.