ECLI:NL:GHAMS:2012:4028

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2012
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
200.092.455-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheid van GPS gebruik tijdens zeilwedstrijden en de rol van de Zeilraad

In deze zaak gaat het om de toelaatbaarheid van het gebruik van GPS tijdens zeilwedstrijden, specifiek het Nederlands Kampioenschap Vrijheid 2008, en de besluiten van de Zeilraad van het Koninklijk Nederlands Watersport Verbond. Appellanten, die deelnamen aan de wedstrijden, hebben een GPS aan boord gehad en zijn na afloop van de wedstrijden gediskwalificeerd door de Zeilraad. De rechtbank Amsterdam had eerder de vorderingen van appellanten afgewezen, waarna zij in hoger beroep gingen. De grieven van appellanten richtten zich tegen de besluiten van de Reglementencommissie en het protestcomité van CAM, die het gebruik van GPS als onrechtmatig beschouwden. Het hof heeft de feiten vastgesteld en beoordeeld of de besluiten van de Zeilraad en de Reglementencommissie vernietigbaar zijn. Het hof concludeert dat de besluiten van de Zeilraad inhoudelijk juist zijn en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de besluiten slechts marginaal konden worden getoetst. De deelname van een lid van de Reglementencommissie aan de Zeilraad werd niet als strijdig met het recht op een eerlijk proces beschouwd. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt appellanten in de kosten van de procedure in hoger beroep.

Uitspraak

18 december 2012
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
1. Appellant sub 1],
wonende te [woonplaats],
en
2. [ Appellant sub 2],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTEN,
advocaat:
mr. M.J. van Burente Amsterdam,
t e g e n
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
KONINKLIJK NEDERLANDS WATERSPORT VERBOND,
gevestigd te Amsterdam,
en
2. de stichting STICHTING COMITÉ ALKMAARDERMEER,
gevestigd te Akersloot, gemeente Castricum,
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat:
mr. I.M.C.A. Reinders Folmerte Amsterdam.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Partijen worden hierna gezamenlijk [appellanten] respectievelijk Watersportverbond c.s. genoemd en afzonderlijk [appellant sub 1], [appellant sub 2], Watersportverbond en CAM.
1.2
Bij dagvaarding van 11 augustus 2011 zijn [appellanten] in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 mei 2011, onder zaaknummer/rolnummer 466911/HA ZA 10-2564 gewezen tussen hen als eisers en Watersportverbond c.s. als gedaagden.
1.3 [
appellanten] hebben bij memorie achttien grieven aangevoerd en – overeenkomstig de appeldagvaarding - geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, hun vorderingen, zoals onder 3.2 te formuleren alsnog zal toewijzen met veroordeling van Watersportverbond en/of CAM in de kosten van de procedure in beide instanties.
1.4
Watersportverbond c.s. hebben bij memorie van antwoord de grieven [appellanten] bestreden, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof - bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest - het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen met veroordeling van [appellanten]in de kosten van de procedure in appel.
1.5
Partijen hebben de zaak doen bepleiten ter zitting van het hof van 23 augustus 2012, [appellanten]door hun genoemde advocaat en mr. N. Al-Ani, advocaat te Amsterdam, en Watersportverbond c.s. door mrs. B. Verkerk en R.M. Vlasveld, beiden advocaat te Rotterdam, allen aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.
1.6
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder “De feiten” (2.1 tot en met 2.15) een aantal feiten vermeld. De juistheid van die feiten is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof van deze feiten zal uitgaan.

3.Beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1
Watersportverbond behartigt de belangen van de watersport in Nederland en is de overkoepelende organisatie van lokale zeilverenigingen en zeilstichtingen in Nederland, zoals CAM.
3.1.2
Watersportverbond heeft, als nationale autoriteit, de Regels voor Wedstrijdzeilen (hierna: Regels) en de Klassenvoorschriften Nationale Vrijheid Klasse uitgevaardigd (hierna: Klassenvoorschriften).
3.1.3
Op 12, 13 en 14 september 2008 heeft op het Alkmaarder- meer het Nederlands Kampioenschap zeilen in de Vrijheid Klasse plaatsgevonden, georganiseerd door CAM. [appellanten] hebben onder zeilnummer [nummer] aan de wedstrijden deelgenomen. Zij hadden tijdens de wedstrijden een GPS aan boord. Het Nederlands Kampioenschap Vrijheid 2008 is door [appellanten]gewonnen.
3.1.4 [
Deelnemer 1], die onder zeilnummer [nummer] aan de wedstrijden deelnam, heeft vóór de start op 13 september 2008 bij het protestcomité CAM protest aangetekend tegen het gebruik door [appellanten] van een GPS tijdens de wedstrijden. Het protest is op dezelfde dag afgewezen, op de grond dat “1307 geen regels (heeft) overtreden”.
3.1.5
Bij brief van 25 september 2008 heeft [deelnemer 1] de Zeilraad, een orgaan van Watersportverbond, verzocht een uitleg te geven van de regelgeving omtrent de toelaatbaarheid van een GPS aan boord van een Vrijheid tijdens wedstrijden.
3.1.6
Bij brief van 19 december 2008 heeft de Reglementencommissie van Watersportverbond (hierna: Reglemen-tencommissie) [deelnemer 1] medegedeeld dat de Zeilraad zijn verzoek niet in behandeling heeft genomen omdat hij niet een bij Watersportverbond aangesloten vereniging of organisatie is en artikel 70.3 van de Regels bepaalt dat uitsluitend bedoelde verenigingen of organisaties een uitleg van de regels mogen vragen en niet een deelnemer aan een wedstrijd, dat de brief van [deelnemer 1] in handen was gesteld van de Reglementencommissie en dat de Reglementencommissie tot het oordeel was gekomen dat het gebruik van een GPS aan boord van de Vrijheid van [appellanten] in strijd was met bepaling 2.2.2 van de Klassenvoorschriften 2006, hetgeen tot diskwalificatie van [appellanten]had moeten leiden. De brief was ondertekend door [S] als voorzitter van de Reglementen-commissie.
3.1.7
Op 8 april 2009 heeft het in 3.1.4 genoemde protestcomité CAM het verhoor naar aanleiding van het door [deelnemer 1] aangetekende protest heropend. De mogelijkheid tot heropening is voorzien in artikel 66 van het Reglement. Bij uitspraak van 19 mei 2009 heeft het protestcomité opnieuw beslist dat het gebruik van een GPS door [appellanten] tijdens de wedstrijden in september 2008 niet in strijd was met de toepasselijke regels.
3.1.8 [
deelnemer 1] heeft bij de Zeilraad hoger beroep ingesteld tegen de onder 3.1.7 genoemde uitspraak van het protestcomité CAM en het protestcomité CAM heeft de Zeilraad bevestiging of verbetering van die uitspraak verzocht. Bij besluiten van 31 juli 2009 heeft de Zeilraad geoordeeld dat het gebruik van een GPS aan boord van hun Vrijheid door [appellanten] tijdens het Nederlandse Kampioenschap Vrijheid 2008 niet was toegestaan. De Zeilraad heeft [appellanten] uitgesloten van de met een GPS gevaren wedstrijden in de Vrijheid Klasse en [deelnemer 1] uitgeroepen tot de winnaar van het Nederlandse Kampioenschap Vrijheid 2008.
3.2 [
appellanten] vorderen in deze procedure
- het besluit van de Reglementencommissie van 19 december 2008 te vernietigen, primair wegens strijd met de Regels en Klassenvoorschriften 2006 en subsidiair wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die het Watersportverbond jegens haar leden/belanghebbenden in acht moet nemen;
- de besluiten van het protestcomité CAM van 8 april 2009 en 19 mei 2009 te vernietigen primair wegens strijd met de wedstrijdbepalingen en de Regels en subsidiair wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die CAM jegens haar leden/ belanghebbenden in acht dient te nemen;
- de besluiten van de Zeilraad van (het hof begrijpt) 31 juli 2009 te vernietigen primair wegens strijd met de Regels en de Klassenvoorschriften en subsidiair wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die Watersportverbond jegens haar leden/belanghebbenden in acht dient te nemen en de beginselen van een fair trial.
- te verklaren voor recht dat Watersportverbond en/of CAM onrechtmatig jegens [appellanten]hebben/heeft gehandeld door besluiten te nemen die vernietigbaar zijn;
- Watersportverbond en/of CAM te veroordelen tot betaling aan [appellanten]van schadevergoeding op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente als nader gespecificeerd in de inleidende dagvaarding;
- Watersportverbond en/of CAM te veroordelen tot het betalen van buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.3
De rechtbank heeft de vorderingen van [appellanten] afgewezen. Tegen die beslissing en de gronden waarop deze berust richten zich de grieven van [appellanten]. Het hof zal achtereenvolgens beoordelen of de verschillende besluiten waarvan [appellanten] op grond van het bepaalde in artikel 2:15 lid 1 sub b en c BW en/of het bepaalde in artikel 2:8 BW vernietiging vorderen, besluiten zijn die op zichzelf voor vernietiging in aanmerking zouden kunnen komen en, indien dat het geval is, of de vordering tot vernietiging toewijsbaar is.
Het besluit van de Reglementencommissie van 19 december 2008
3.4
De grieven I, II, III en IV strekken ten betoge dat de rechtbank ten onrechte het besluit van de Reglementencommissie van 19 december 2008 niet, zoals [appellanten]hadden gevorderd, heeft vernietigd overwegende dat de Reglementen-commissie geen orgaan van Watersportverbond is en omdat de brief van 19 december 2008 niet als besluit kan worden gekwalificeerd.
3.5
Deze grieven falen. Het antwoord op de vragen of de Reglementencommissie een orgaan van Watersportverbond is en of de Reglementencommissie de litigieuze brief namens de Zeilraad heeft geschreven, zoals [appellanten] in hoger beroep nog hebben aangevoerd, kan in het midden blijven. De brief van 19 december 2008 is, zoals de rechtbank ook heeft overwogen, niet aan te merken als een besluit, waarvan – in het geval dat het door een orgaan van de rechtspersoon is gegeven – op grond van artikel 2:15 BW vernietiging kan worden gevorderd. De brief bevat immers geen op een rechtsgevolg gericht besluit. In de desbetreffende brief geeft de Reglementencommissie slechts aan dat en waarom zij van oordeel is dat de aanwezigheid van een GPS tijdens wedstrijden niet geoorloofd is, maar de brief beoogt geen rechtsgevolg in het leven te roepen en is mitsdien niet een besluit in de zin van artikel 2:15 BW.
De besluiten van het protestcomité CAM van 8 april 2009 en
19 mei 2009
3.6
De grieven V tot en met VIII klagen erover dat de rechtbank de besluiten van het protestcomité CAM van 8 april 2009 (tot heropening van het verhoor naar aanleiding van de klacht van [deelnemer 1]) en 19 mei 2009 (waarbij het protest – wederom – werd afgewezen) niet overeenkomstig de vordering van [appellanten]heeft vernietigd op grond van het bepaalde in de artikelen 2:15 en/of 2:8 BW. [appellanten]voeren aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de mogelijkheid vernietiging van die besluiten te vorderen is vervallen omdat de daarvoor in artikel 2:15 BW gestelde termijn van een jaar was verstreken toen [appellanten]met de inleidende dagvaarding in deze procedure vernietiging vorderden. [appellanten]stellen dat het protestcomité CAM misbruik van recht gemaakt heeft door de protestprocedure te heropenen en [deelnemer 1] aldus de gelegenheid te geven van de in de heropende procedure genomen beslissing in beroep te gaan bij de Zeilraad. De rechtbank heeft voorts ten onrechte geconcludeerd dat beide besluiten van het protestcomité CAM niet in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid, aldus [appellanten]Het hof overweegt als volgt.
3.7 [
appellanten] hebben ook in hoger beroep niet betwist dat zij van de onderhavige besluiten van het protestcomité CAM kort na de data, waarop die besluiten zijn genomen (8 april 2009 en 19 mei 2009) hebben kennis genomen. Dat betekent dat zij, zoals de rechtbank ook heeft overwogen, niet binnen één jaar nadat de besluiten aan hen bekend zijn geworden daarvan vernietiging hebben gevorderd, hetgeen zij immers eerst bij de op 2 en 3 augustus 2010 uitgebrachte dagvaardingen hebben gedaan. Het recht vernietiging te vorderen was toen vervallen op grond van het bepaalde in artikel 2:15 lid 5 BW.
3.8
Het feit dat [appellanten] enige tijd doende zijn geweest een arbitrage bij de Court of Arbitration for Sports aanhangig te maken en dat daarmee tijd verloren is gegaan maakt het vooroverwogene niet anders. Uit de eigen stellingen van [appellanten](punt 40 van de memorie van grieven) volgt immers dat zij reeds kort na 15 december 2009 hebben besloten van die arbitrage af te zien. Toen hadden zij nog ruimschoots de tijd tijdig vernietiging van de onderhavige besluiten van het protestcomité CAM te vorderen.
3.9
Nu [appellanten] bij het besluit van 16 mei 2009 in het gelijk zijn gesteld valt voorts niet in te zien waarom die besluiten jegens hen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zouden zijn. Het feit dat door dat besluit voor [deelnemer 1] de mogelijkheid werd gecreëerd alsnog tegen dat besluit in beroep te gaan, maakt dat niet anders. De grieven V tot en met VIII falen.
De besluiten van de Zeilraad van 31 juli 2009
3.1
Met hun grieven IX en X komen [appellanten] op tegen de overwegingen van de rechtbank, waarbij zij hun stelling dat de Zeilraad bij het nemen van de litigieuze beslissingen in strijd met artikel 70.3 van de Regels heeft gehandeld, heeft verworpen. Zij stellen dat de Zeilraad bij haar besluiten de door de Reglementencommissie in haar beslissing van 19 december 2008 gegeven uitleg van de Regels niet had mogen gebruiken en dat artikel 70.3 van de Regels alleen een uitleg voor toekomstige gevallen toestaat.
3.11
Ook deze grieven falen. Artikel 70.3 van de Regels luidt:
“Een vereniging of andere organisatie aangesloten bij een nationale autoriteit mag om een uitleg van de
regelsvragen, op voorwaarde dat er geen
protestof verzoek om verhaal waartegen hoger beroep kan worden aangetekend, bij betrokken is. De uitleg mag niet worden gebruikt voor het wijzigen van een eerdere beslissing van een protestcomité”.
Het gaat hier, anders dan [appellanten] suggereren, niet om een verzoek van het protestcomité CAM aan de Zeilraad een uitleg van de Regels te geven, maar om een verzoek van dat protestcomité om bevestiging of verbetering van zijn beslissing te geven. De mogelijkheid een dergelijk verzoek te doen is voorzien in artikel 70.2 van de Regels. Uit de besluiten van de Zeilraad blijkt voorts dat de Zeilraad zich een zelfstandig oordeel heeft gevormd over het aan hem voorgelegde protest.
3.12
De grieven XI, XII en XIII betreffen de toets van de onderhavige uitspraken door de rechtbank. Volgens [appellanten] heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat zij de onderhavige besluiten slechts marginaal kon toetsen, dat daarom beoordeeld moet worden of de Zeilraad bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de besluiten heeft kunnen komen en dat zulks het geval is nu over de vraag of tijdens het Nederlands Kampioenschap Vrijheid 2008 het hebben van een GPS aan boord blijkbaar verschillend kan worden gedacht. Dat er over die vraag verschillend kan worden gedacht blijkt volgens de rechtbank niet alleen uit het partijdebat maar ook uit het feit dat het protestcomité CAM en de Zeilraad daarover verschillend oordeelden. [appellanten] stellen dat de onderhavige uitspraken van de Zeilraad onjuist waren omdat het aan boord hebben van een GPS was toegestaan en bij hen in ieder geval het vertrouwen was gewekt dat het aan boord hebben van een GPS niet verboden was. Pas na het Nederlands Kampioenschap Vrijheid 2008 is een discussie ontstaan over het gebruik van een GPS en zijn de Klassenvoorschriften in 2009 op dit punt gewijzigd, met dien verstande dat een GPS aan boord niet meer is toegestaan. De ten tijde van het Nederlands Kampioenschap Vrijheid 2008 geldende Klassenvoorschriften (2006) kenden een dergelijk verbod niet. [appellanten] verwijzen ter onderbouwing van hun standpunt onder meer naar “de door het Watersportverbond gegeven uitleg van de Klassenvoorschriften van 19 januari 2001, waarin is onderschreven dat het gebruik van elektronica aan boord zoals een GPS is toegestaan zonder restricties, tenzij in de Klassenvoorschriften expliciet beperkingen zijn opgenomen met betrekking tot het gebruik van elektronica” (memorie van grieven onder 53).
3.13
Anders dan [appellanten] betogen volgt uit de door hen genoemde brief van Watersportverbond van 19 januari 2001 niet dat de aanwezigheid van een GPS aan boord van een Vrijheid tijdens wedstrijden is toegestaan. Uit de desbetreffende brief blijkt dat deze is bedoeld om de geadresseerde (niet zijnde [appellant sub 1] of [appellant sub 2] maar een zeilorganisatie) te informeren over de status van de regelgeving op het punt van het gebruik van elektronica aan boord van schepen van een eenheidsklasse en om die geadresseerde “een aantal argumenten in overweging (te) geven”. In de brief staat dat alleen in de Klassen-voorschriften het gebruik van elektronica kan zijn gereglementeerd en dat indien in de Klassenvoorschriften geen beperkingen zijn opgenomen, het gebruik van elektronische hulpmiddelen is toegestaan. Voor het antwoord op de vraag of een GPS aan boord is toegestaan verwijst de brief derhalve naar de Klassenvoorschriften. Aan de inhoud van de brief op zichzelf konden [appellanten] niet het door hen gestelde vertrouwen ontlenen.
3.14
Artikel 2.2.2 van de in 2008 van toepassing zijnde Klassenvoorschriften bepaalt: “Wat niet expliciet is toegestaan in deze voorschriften is verboden”. In de Klassen-voorschriften is niet bepaald dat het gebruik van elektronische apparatuur toegelaten is.
3.15 [
Appellanten] hebben in dit verband nog aangevoerd dat een GPS moet worden beschouwd als “beslag” en dat ter zake van beslag in de Klassenvoorschriften is bepaald dat elk beslag is toegestaan. Zij verwijzen naar de Klassenvoorschriften Valk, waarin zou zijn bepaald dat elk beslag is toegestaan met uitzondering van een GPS.
3.16
Ook in dit betoog volgt het hof [appellanten]niet. Artikel 2.8 van de toepasselijke Klassenvoorschriften bepaalt:
“Elk beslag is toegestaan, met dien verstande dat het boegbeslag (3/8” of 10mm) dient te zijn aangebracht en loopt tot minstens over spant 10, materiaal metaal”. Anders dan zij betogen, kunnen [appellanten] in redelijkheid niet het vertrouwen hebben gehad dat een GPS aan boord als “beslag” zou worden beschouwd. Daaromtrent blijkt ook niets uit de genoemde brief van Watersportverbond van 19 januari 2001. Dat in de voor de Valk geldende Klassenvoorschriften expliciet is bepaald dat alle beslag is toegestaan met uitzondering van een GPS, maakt het vooroverwogene niet anders. Dat geldt ook voor het feit dat in de Klassenvoorschriften inmiddels expliciet een bepaling is opgenomen op grond waarvan de aanwezigheid aan boord van (onder meer) een GPS niet is toegestaan. Het aan boord hebben van een GPS was tijdens het Nederlands Kampioenschap Vrijheid 2008 dus niet toegestaan.
3.17
De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat zij de onderhavige besluiten slechts marginaal kon toetsen. Die marginale toetsing is naar het oordeel van het hof op goede gronden in het nadeel van [appellanten] uitgevallen. Uit het vooroverwogene volgt dat de besluiten van de Zeilraad inhoudelijk juist zijn, dat bij [appellanten] niet het vertrouwen is gewekt en dat het hun wel was toegestaan een GPS aan boord te hebben. Ook het feit dat [appellanten] jarenlang zonder bezwaar van hun tegenstanders en de wedstrijdleiding een GPS hebben kunnen gebruiken, kan hen niet in het gerechtvaardigd vertrouwen hebben gesteld dat zulks was toegestaan. Met het niet vernietigen van de gewraakte besluiten heeft de rechtbank ook niet gehandeld in strijd met met het “nulla poena sine lege” beginsel, zoals [appellanten] hebben gesteld. [appellanten] overtraden immers het verbod een GPS aan boord te hebben. De grieven XI, XII en XIII treffen geen doel.
3.18
De grieven XIV, XV en XVI strekken ten betoge dat de rechtbank ten onrechte niet tot vernietiging van de onderhavige besluiten van de Zeilraad is overgegaan op grond van hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd over de deelname van [S] aan de Zeilraad en de schending van artikel 6 EVRM, die daarvan het gevolg is geweest. Hen is, zo voeren zij aan het recht op een eerlijk proces ontnomen, althans de procedure draagt de schijn van partijdigheid en het ontbreken van onafhankelijkheid aangezien Van der Schilden zowel voorzitter was van de Reglementencommissie en de brief van 19 december 2008 heeft ondertekend als voorzitter van de Zeilraad die de onderhavige besluiten heeft genomen.
3.19
Ook deze grieven falen. De rechtbank heeft op goede gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt geoordeeld dat de deelname van [S] aan het overleg, dat heeft geleid tot de brief van de Reglementencommissie van 19 december 2008, en aan de besluitvorming van de Zeilraad, dat heeft geleid tot de onderhavige besluiten, niet er toe leidt dat de besluiten moeten worden vernietigd wegens strijd met artikel 6 EVRM.
De Zeilraad bestond, naar [S] ook tijdens de pleidooien in hoger beroep heeft bevestigd en [appellanten] niet hebben tegengesproken, uit een aantal leden die ook op Olympisch niveau als “international judge” functioneren, gelet op de statuur van de andere leden had Van der Schilden zijn mening niet kunnen doordrukken indien de andere leden het niet met hem eens waren, deelname van [S] aan zowel Reglementencommissie als Zeilraad is niet in strijd met de interne regels ter zake, [appellanten] zijn in de gelegenheid geweest hun visie op het geschil in de procedure bij de Zeilraad naar voren te brengen en de Zeilraad heeft die visie ook bij zijn beoordeling betrokken en afdoende gemotiveerd waarom zij tot een ander oordeel is gekomen dan het protestcomité CAM.
3.2
De grieven XVII en XVIII, voor zover gericht tegen de afwijzing van de vorderingen van [appellanten], hebben na het vooroverwogene geen zelfstandige betekenis en behoeven geen verdere bespreking.

4.Conclusie en kosten

De grieven falen en kunnen niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden. Dit zal worden bekrachtigd. Ook grief XVIII, voor zover deze zich richt tegen de kostenveroordeling van [appellanten]in eerste aanleg, faalt. [appellanten] zullen als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in appel.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellanten]in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Watersportverbond c.s. begroot op € 649,-- voor verschotten en € 2.682,-- voor salaris advocaat;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.M.A. Verscheure, J.E. Molenaar en C. Uriot en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 december 2012.