GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 21 februari 2012 in de zaak van:
[gerechtsdeurwaarder],
[plaats],
APPELLANT,
gemachtigde
mr. J.D. Vlastuin, advocaat te Veenendaal,
[klaagster],
[plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1.
Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder de gerechtsdeurwaarder, is bij een op 4 mei 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 5 april 2011. Bij die beslissing heeft de kamer de klacht van geïntimeerde, verder klaagster, tegen de gerechtsdeurwaarder ten aanzien van het dossier van de gerechtsdeurwaarder met nummer 200900315 niet-ontvankelijk verklaard en de klacht ten aanzien van het dossier van de gerechtdeurwaarder met nummer 20091044 gegrond verklaard onder oplegging van de maatregel van berisping.
1.2. Van de zijde van klaagster is op 21 juni 2011 een verweerschrift – met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 november 2011.
De gerechtsdeurwaarder, zijn gemachtigde en klaagster zijn verschenen. Zij hebben allen het woord gevoerd.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3.
De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4.
Het standpunt van partijen
De standpunten van partijen blijken uit de beslissing waarvan beroep.
5.
De beoordeling
Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt. Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder vanaf november 2009 verzocht om opheldering over het door haar te betalen bedrag. Zij heeft erop gewezen dat de berekening van de gerechtsdeurwaarder niet juist was. Dat de gerechtsdeurwaarder – zoals hij stelt – pas veel later van zijn opdrachtgever te horen heeft gekregen dat er bedragen met klaagster konden worden verrekend (teruggave servicekosten) komt wel voor zijn risico, maar het is niet tuchtrechtelijk laakbaar ten opzichte van klaagster, aangezien de gerechtsdeurwaarder dat niet wist. Tuchtrechtelijk laakbaar is echter wel dat hij pas voldoende aandacht aan de opmerkingen en berekeningen van klaagster heeft besteed, nadat er in maart/april 2010 ten laste van haar loonbeslag was gelegd. Daarbij bleek ook nog eens dat abusievelijk tweemaal kosten voor het leggen van loonbeslag in rekening waren gebracht en dat de in rekening gebrachte rente niet juist was als gevolg van – zoals de gerechtsdeurwaarder stelt – onjuiste software. Het hof is daarom met de kamer van oordeel dat de maatregel van berisping passend is.
6.
De beslissing
bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.M.A. Verscheure en
L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 21 februari 2012 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 5 april 2011 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 566.2010 ingesteld door:
[klaagster],
[plaats],
klaagster,
[gerechtsdeurwaarder],
[plaats],
beklaagde.
Bij brief met bijlagen ingekomen op 11 augustus 2010 (ingekomen bij de sector Kanton op 10 augustus 2010) heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.
Op 17 september 2010 is het aangehechte verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder ontvangen.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 februari 2011. Hiervan is het aangehechte proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 5 april 2011.