GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Bij vervroeging.
Beslissing van 22 mei 2012 in de zaak van:
[ NOTARIS ],
oud-notaris te [ plaats ],
APPELLANT,
gemachtigde: mr. V.J.N. van Oijen, advocaat te Amsterdam,
[ KLAGER ],
wonende te [ plaats ],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. B.F. van Noort, advocaat te ‘s-Gravenhage.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder de oud-notaris, is bij een op 8 maart 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Gravenhage, verder te noemen de kamer, van 9 februari 2011, waarbij de door geïntimeerde, verder klaagster, tegen de oud-notaris ingediende klacht gegrond is verklaard en aan de oud-notaris de maatregel van berisping is opgelegd.
1.2. Van de zijde van klaagster is op 20 april 2011 een verweerschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 29 maart 2012. De oud-notaris is verschenen, vergezeld van zijn gemachtigde. Voor klaagster is verschenen mr. D.J. Cardon, advocaat te ’s-Gravenhage. De beide advocaten hebben ieder het woord gevoerd aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten geen bezwaar gemaakt, zodat het hof zal uitgaan van de door de kamer in eerste aanleg vastgestelde feiten. Die feiten zijn, kort weergegeven, de volgende.
i. Door tussenkomst van een zekere [ X ] heeft mr. [ Y ] te Amsterdam een bij hem in depot staand aan klaagster toebehorend bedrag van € 130.000,= overgemaakt naar de derdengeldrekening van de oud-notaris. Dit bedrag was aanvankelijk bestemd voor de koop door klaagster van een onroerende zaak in Amsterdam, welke koop uiteindelijk niet is doorgegaan.
ii. Op 12 december 2006 heeft de oud-notaris de leveringsakte gepasseerd waarbij klaagster de eigendom heeft verkregen van een andere onroerende zaak gelegen aan de [ adres ] te Amsterdam.
iii. Vervolgens heeft de oud-notaris op verzoek van [ X ] bij diens faxbericht van 13 december 2006 een bedrag van € 90.813,44 gestort op een rekeningnummer van [ X ], volgens het faxbericht gesteld ten name van “mr. drs. [ X ] derdengelden, Amsterdam”, als het volgens het faxbericht “resterende bedrag” na aankoop door klaagster van de woning aan de [ adres ]. [ X ] heeft het bedrag verduisterd.
4. Het standpunt van klaagster
Klaagster verwijt de oud-notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld doordat hij heeft gemeend te kunnen volstaan met het zelfstandig vergelijken van de handtekening van klaagster op de per telefax van 13 december 2006 ontvangen
- niet gelegaliseerde - opdracht op briefpapier van [ X ], met de handtekening van klaagster op een door notaris mr. [ Z ] te Amsterdam gelegaliseerde volmacht en met de handtekening van klaagster op de bij het faxbericht meegezonden kopie van haar paspoort.
Voorts heeft de oud-notaris ten onrechte zonder nader controle geoordeeld dat deze opdracht van [ X ] tot het doorstorten van een bedrag van € 90.813,44 op een derdengeldrekening van [ X ], door klaagster was geaccordeerd.
De wel gelegaliseerde volmacht was bestemd voor het transport van de woning aan de [ adres ] te Amsterdam, niet voor een dergelijke overboeking.
5. Het standpunt van de oud-notaris
De oud-notaris heeft zich als volgt verweerd.
5.1. Klaagster moet niet ontvankelijk worden verklaard in haar klacht. In de onderhavige klachtzaak en de door klaagster aangespannen civiele procedure hebben inmiddels vijf zittingen plaatsgevonden. Klaagster is alleen bij de eerste mondelinge behandeling door de kamer verschenen. Door telkens niet te verschijnen maakt zij de waarheidsvinding onmogelijk, terwijl waarheidsvinding onontbeerlijk is om in deze zaak tot een afgewogen oordeel te komen, mede omdat klaagster in de loop der tijd een aantal tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd.
5.2. Bij de beoordeling van de klacht moet in aanmerking worden genomen dat de oud-notaris [ X ] kende uit eerdere contacten met klaagster en wist dat [ X ] op allerlei terreinen als de belangenbehartiger van klaagster optrad. Het was ook [ X ] die de oud-notaris voorafgaand aan het transport een gelegaliseerde volmacht met een kopie van het paspoort van klaagster heeft gestuurd. Na het transport bleek een restant op de kwaliteitsrekening aanwezig te zijn. [ X ] heeft in eerste instantie de oud-notaris telefonisch verzocht dat restant aan hem over te maken, waarvoor hij ook een motivering gaf. De oud-notaris heeft dit geweigerd en een schriftelijk instructie van klaagster verlangd. Vervolgens stuurde [ X ] op 13 december 2006 de onderhavige opdracht, die door klaagster voor akkoord was medeondertekend, waarna de oud-notaris tot uitbetaling op de daarin vermelde rekening ten name van [ X ] is overgegaan.
5.3. Voor de oud-notaris bestond geen enkele reden om te twijfelen aan de instemming van klaagster met de betaling aan [ X ]. Hij heeft de uiterst geraffineerde fraude door [ X ] niet kunnen of hoeven doorzien. Bovendien heeft klaagster bij de mondelinge behandeling van de klacht door de kamer op 2 september 2009 erkend dat zij niet kan uitsluiten dat zij de handtekening op de opdracht wel degelijk zelf heeft gezet. Die handtekening is dus zeer waarschijnlijk authentiek, hetgeen bevestiging vindt in het strafdossier, waaruit blijkt dat klaagster tegenover de politie heeft verklaard dat zij met [ X ] had besproken dat hij het desbetreffende bedrag naar een Duitse bankrekening van haar zou overmaken. [ X ] is ter zake van deze gebeurtenis wel veroordeeld voor oplichting, maar niet voor het vervalsen van de handtekening van klaagster.
6.1. Het feit dat klaagster een aantal malen niet is verschenen bij mondelinge behandelingen in de onderhavige klachtzaak levert geen grond op haar niet ontvankelijk te verklaren in haar klacht. De indiener van een klacht is niet verplicht die mondeling te komen toelichten. Voorts acht het hof zich voldoende voorgelicht.
6.2. Met de kamer is het hof van oordeel dat de oud-notaris niet voetstoots heeft mogen afgaan op het faxbericht van 13 december 2006, ook al was er naar zijn mening geen reden om te twijfelen aan de echtheid van de handtekening van klaagster en aan haar wil tot overmaking van “het resterende bedrag” naar een derdengeldrekening van [ X ] en ook al was de oud-notaris ermee bekend dat [ X ] vaker als tussenpersoon voor klaagster had opgetreden, ook bij het transport van de woning aan de [ adres ]. [ X ] was geen partij bij de koop en de financiering van die woning. Dat maakte het betalingsverzoek ongebruikelijk, zodat de oud-notaris nader onderzoek had moeten verrichten, zeker nu het verzoek eerder al telefonisch door [ X ] was gedaan.
6.3. Het hof deelt echter niet het - impliciete - oordeel van de kamer dat de
oud-notaris tevens valt te verwijten dat hij genoegen heeft genomen met een te vage aanduiding van het over te maken bedrag, namelijk “het resterende bedrag”. De hoogte van dat resterende bedrag kende klaagster immers uit de afrekening die de oud-notaris ten behoeve van het passeren van de hypotheekakte naar een notaris in Utrecht had gestuurd. Bij het passeren van de hypotheekakte was klaagster aanwezig geweest.
6.4. Dat de oud-notaris geen verder onderzoek heeft verricht om te verifiëren dat de opdracht daadwerkelijk van klaagster afkomstig was valt hem tuchtrechtelijk te verwijten.
6.5. Ten aanzien van de op te leggen maatregel geldt het volgende. Bij gebreke van voldoende betwisting door klaagster en mede gezien de door klaagster tegenover de politie afgelegde verklaring over de overmaking naar een bankrekening van haar in Duitsland van meergenoemd restantbedrag, moet het hof ervan uitgaan dat de op het faxbericht van 13 december 2006 prijkende handtekening door klaagster zelf is gezet. Voorts is hiervoor reeds vastgesteld dat klaagster bekend was met de hoogte van “het resterende bedrag”. Een en ander in onderling verband brengt met zich dat moet worden aangenomen dat klaagster, indien de oud-notaris de echtheid van de handtekening had gecontroleerd en bij klaagster zou hebben geïnformeerd of zij daadwerkelijk een bedrag van € 90.813,44 naar de “derdengeldrekening” van [ X ] wilde laten overmaken, daarop bevestigend zou hebben geantwoord. Klaagster is door het nalaten van de oud-notaris dus niet in haar belangen geschaad. Tegen de doortrapte oplichting door de vertrouwenspersoon van klaagster zou de oud-notaris haar niet hebben kunnen beschermen. Deze omstandigheid brengt mee dat met de vaststelling van de (partiële) gegrondheid van de klacht kan worden volstaan en aan de oud-notaris geen maatregel behoeft te worden opgelegd.
6.6. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
- vernietigt de bestreden beslissing;
- verklaart de klacht gegrond wat betreft het niet afdoende verifiëren van de echtheid van de handtekening van klaagster op het faxbericht van 13 december 2006 en voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.M.A. Verscheure en
C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 22 mei 2012 door de rolraadsheer.
Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen
’s-Gravenhage
Beslissing van 9 februari 2011 ? na de beslissing van 14 oktober 2009 van de Kamer van Toezicht ? inzake de klacht onder nummer 09-15 van:
[ klaagster ],
hierna te noemen: klaagster,
advocaat mr. B. Boertje, ter zitting vervangen door mr. B.F. van Noort,
[ notaris ],
notaris, gevestigd te [ plaats ],
hierna te noemen: de notaris,
advocaat mr. V.J.N. van Oijen.
De procedure
Bij haar beslissing van 14 oktober 2009 heeft de Kamer van Toezicht klaagster nietontvankelijk verklaard in haar klacht. In hoger beroep bij het Hof te Amsterdam heeft het Hof bij beslissing van 6 juli 2010 deze beslissing van de Kamer vernietigd en de behandeling van de klacht verwezen naar deze Kamer.
De Kamer heeft voorts ambtshalve kennisgenomen van het tussen partijen gewezen civielrechtelijk vonnis van 10 maart 2010 van de rechtbank ’s-Gravenhage. Blijkens mededeling van zijn advocaat, gedaan bij de mondelinge behandeling van de klacht, is de notaris inmiddels in hoger beroep van dit vonnis gegaan.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 januari 2011.
Daarbij waren aanwezig:
• mr. B.F. van Noort, als advocaat van klaagster in plaats van mr. B.E. Boertje,
• de notaris met zijn advocaat.
Van het verhandelde is procesverbaal opgemaakt, met daaraan in kopie gehecht de door iedere advocaat overgelegde pleitaantekeningen.
De feiten
In hoger beroep was het Hof te Amsterdam uitgegaan van de feiten zoals vastgesteld in de beslissing van 14 oktober 2009 van de Kamer van Toezicht, nu partijen deze feiten niet hadden betwist. De Kamer houdt om dezelfde reden vast aan voormelde feiten, als volgt.
Door tussenkomst van [ X ] heeft mr. [ Y ] te Amsterdam het bij hem in depot staande bedrag van € 130.000 toebehorend aan klaagster overgemaakt naar de derdengeldrekening van de notaris. Dit bedrag was aanvankelijk bestemd voor de koop door klaagster van een pand in Amsterdam, welke koop uiteindelijk niet was doorgegaan.
Op 12 december 2006 heeft de notaris de leveringsakte gepasseerd waarbij klaagster de eigendom heeft verkregen van een ander pand, namelijk het pand aan de [ adres ] te Amsterdam.
Vervolgens heeft de notaris op verzoek van [ X ] bij diens faxbericht van 13 december 2006 een bedrag van € 90.813,44 gestort op een rekeningnummer van [ X ], aangeduid als “mr. drs. [ X ] derdengelden, Amsterdam”, als het volgens het faxbericht genoemd “resterend bedrag” na aankoop door klaagster van de woning aan de [ adres ].
Bij brief van 10 juni 2008 heeft de toenmalige advocaat van klaagster, mr. F-N. Grooss, de notaris na eerdere correspondentie hierover nogmaals gewezen op deze zijns inziens onterechte overboeking.
De klacht en het verweer van de notaris
Klaagster verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig gehandeld heeft doordat hij meende te kunnen volstaan met het zelfstandig vergelijken van de handtekening van klaagster op de per telefax ontvangen ? niet gelegaliseerde ? opdracht op briefpapier van [ X ], door klaagster voor akkoord medeondertekend, met een handtekening op een door notaris mr. [ Z ] te Amsterdam gelegaliseerde volmacht en met klaagsters handtekening op de bij het faxbericht meegezonden kopie van haar paspoort. Vervolgens heeft de notaris ten onrechte zonder nadere controle geoordeeld dat deze opdracht door klaagster was geaccordeerd voor het doorstorten van een bedrag van € 90.813,44 op een derdengeldrekening van [ X ], zulks op instructie van [ X ]. De wel gelegaliseerde volmacht was bestemd voor het transport van de woning aan de [ adres ] te Amsterdam, niet voor een dergelijke overboeking.
De notaris heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna ? voor zover nodig ? zal worden besproken.
De beoordeling van de klacht
De notaris dient ingevolge artikel 17 van de Wet op het notarisambt (Wna) de belangen van alle bij een rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid te behartigen. Dit geldt des te meer daar waar er sprake is van een niet deskundige partij, zoals in dit geval klaagster.
Naar het oordeel van de Kamer van Toezicht had de notaris niet voetstoots moeten afgaan op het faxbericht van 13 december 2006 van [ X ], zelfs al was er naar zijn mening geen reden voor twijfel aan de echtheid van de handtekening van klaagster op dat bericht en de mogelijk daarmee samenhangende intentie van klaagster tot overmaking van “het resterend bedrag” op een derdengeldrekening van [ X ], mede in aanmerking genomen het eerder aan de notaris bekende optreden van [ X ] als tussenpersoon namens klaagster.
Doorslaggevend voor de Kamer is hetgeen de rechtbank hierover in haar vonnis onder met name 4.6 en voorts tot en met 4.9 heeft overwogen. Vaststaat dat [ X ] geen partij was bij de koop en financiering van de woning aan de [ adres ] te Amsterdam. Met de rechtbank is de Kamer van oordeel dat een dergelijk ongebruikelijk betalingsverzoek door middel van een faxbericht met een niet gelegaliseerde handtekening van klaagster en ten gunste van [ X ] als een niet bij de transactie betrokken partij ? te minder volgend op diens eerdere daartoe strekkend telefonisch verzoek ? de notaris had moeten nopen tot een extra onderzoek, zulks in het belang van klaagster als zijn cliënte.
Het had daarom op de weg van de notaris gelegen uit het oogpunt van zorgvuldigheid jegens klaagster om alvorens over te gaan tot overmaking van “het resterend bedrag” aan [ X ] overlegging van een originele betalingsopdracht ? niet zijnde een faxbericht ? te vragen, die door klaagster ondertekend was bij voorkeur met een niet mis te verstane vermelding door klaagster van het over te maken bedrag, en na ontvangst daarvan de identiteit van klaagster als door hem veronderstelde ondertekenaar van de betalingsopdracht vast te stellen. Daaraan doet niet af dat [ X ] eerder namens klaagster als tussenpersoon was opgetreden bij het transport van de woning aan de [ adres ] te Amsterdam. Daaraan doet ook niet af de vraag of de handtekening van klaagster achteraf bezien vals of echt zou blijken te zijn.
Dat de notaris voormelde stappen niet heeft genomen ter verifiëring van de juistheid van de opdracht als van klaagster afkomstig, is naar het oordeel van de Kamer tuchtrechtelijk verwijtbaar. Een dergelijke nalatigheid rechtvaardigt de oplegging van de maatregel van berisping.
De beslissing
De Kamer voornoemd:
verklaart de klacht gegrond;
legt de notaris de maatregel van berisping op;
bepaalt dat de opgelegde maatregel, nadat deze beslissing in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, zal worden tenuitvoergelegd op een nader te bepalen vergadering van de Kamer, waartoe de notaris per aangetekende brief zal worden opgeroepen door de secretaris.
Deze beslissing is gegeven door mrs. R.J. Paris, voorzitter, R. van der Galiën, G.P. van Ham, J.Z. Moree en J. Smal, bijgestaan door de secretaris, mr. A. Saab, en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2011.
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.