ECLI:NL:GHAMS:2012:BZ5465

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
200.096.158/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over nalatenschap en zorgplicht

In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen notaris [notaris] met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van zijn ouders. Klager verwijt de notaris dat zij haar zorgplicht heeft geschonden door hem niet regelmatig te informeren over de stand van zaken en door geen actie te ondernemen met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap van zijn vader. De notaris heeft in haar verweer gesteld dat zij niet betrokken was bij de afwikkeling van die nalatenschap en dat de tijdvolgordelijke afwikkeling van de nalatenschappen van erflater en erflaatster van belang is. De Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam heeft de klachten van klager ongegrond verklaard. Het hof heeft de beslissing van de Kamer bekrachtigd, waarbij het hof oordeelt dat de notaris niet in strijd heeft gehandeld met haar zorgplicht. De klachten van klager zijn ongegrond verklaard, omdat de notaris niet verantwoordelijk was voor de afwikkeling van de nalatenschap van klagers vader en er geen bewijs is dat de notaris onjuiste informatie heeft verstrekt of insinuaties heeft gedaan. De beslissing van de Kamer is bevestigd, en klager heeft geen recht op verdere actie van de notaris in deze context.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Bij vervroeging.
Beslissing van 17 april 2012 in de zaak van:
[ KLAGER ],
wonende te [ plaats ],
APPELLANT,
t e g e n
[ NOTARIS ],
notaris te [ plaats ]
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. G.L. Maaldrink, advocaat te ‘s-Gravenhage.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 26 oktober 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Rotterdam, verder de kamer, van 13 oktober 2011, waarbij de kamer een drietal klachten van klager tegen geïntimeerde, verder de notaris, ongegrond heeft verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 7 december 2011 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 29 maart 2012. Klager, de notaris en haar gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager en de gemachtigde van de notaris aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
De kamer heeft in de bestreden beslissing onder 2 een aantal feiten als tussen partijen vaststaand vermeld. Klager stelt in hoger beroep dat de kamer de feiten onvolledig heeft weergegeven en vermeldt welke feiten zijns inziens ontbreken. Deze klacht faalt reeds omdat de kamer in de beslissing alleen die feiten behoefde te vermelden die zij voor haar beslissing van belang achtte. Omtrent de wel door de kamer vermelde feiten bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. De klachten van klager
4.1. De klachten van klager hebben betrekking op het handelen van de notaris in haar functie van boedelnotaris van de nalatenschap van de moeder van klager. Volgens klager heeft de notaris gehandeld in strijd met haar notariële zorgplicht.
4.2. Het hof volgt de kamer in haar weergave van de klachten in de bestreden beslissing onder 3.1 tot en met 3.3. en vult deze als volgt aan.
4.3. Klager verwijt de notaris tevens dat zij geen actie heeft ondernomen tegen de in zijn visie onrechtmatige (partiële) verdeling van de nalatenschap van zijn vader, in welke ten tijde van het overlijden van zijn moeder nog niet afgewikkelde nalatenschap zijn moeder als (mede) erfgenaam gerechtigd was. Door het laten voortbestaan van deze onrechtmatige toestand heeft de notaris alleen de belangen van de andere deelgenoten behartigd en niet de belangen van klager.
5. Het verweer van de notaris
De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het hof zal hierop in het hiernavolgende zonodig terugkomen.
6. De beoordeling
6.1. Het onderzoek in hoger beroep ten aanzien van de klachten zoals in de bestreden beslissing geformuleerd onder 3.1. tot en met 3.3., heeft niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.2. Ten aanzien van de hiervoor onder 4.3. geformuleerde klacht overweegt het hof dat het niet tot de taak en/of bevoegdheid van de notaris behoorde om actie te ondernemen ten aanzien van een (door klager gestelde onrechtmatige) verdeling van een nalatenschap van klagers vader omdat de notaris bij de afwikkeling van die nalatenschap niet was betrokken . De klacht van klager dat de notaris zijn belangen onvoldoende heeft behartigd door met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van zijn vader geen actie te ondernemen, is derhalve ongegrond.
6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.4. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- verklaart het klachtonderdeel zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven, ongegrond;
- bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.M.A. Verscheure en
C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 17 april 2012 door de rolraadsheer.
Kamer v¬an Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notaris¬sen te Rotterdam
Reg.nr. 18/10, 21/10 en 23/10
Beslissing op een klacht als bedoeld in artikel 99 van de Wet op het notarisambt van:
[ klager ]
wonende te [ plaats ],
klager,
- tegen -
[ notaris ]
notaris te [ plaats ],
hierna te noemen de notaris.
1. Het verloop van de procedure
1.1
De Kamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift, met bijlage, gedateerd 6 oktober 2010, binnengekomen op 8 oktober 2010 (klacht 18/10),
- het klaagschrift, met bijlage, gedateerd 28 november 2010, binnengekomen op 30 november 2010 (klacht 21/10),
- het klaagschrift, met bijlage, gedateerd 11 december 2010, binnengekomen op 20 december 2010 (klacht 23/10),
- het verweerschrift met bijlagen van 12 november 2011,
- een aanvullend schrijven met bijlagen van de notaris van 19 november 2010,
- een aanvullend schrijven met bijlagen van de notaris van 20 november 2010,
- een aanvullend schrijven met bijlagen van de notaris van 24 november 2010,
- een aanvullend schrijven met bijlagen van de notaris van 29 november 2010,
- aanvullende producties van de advocaat van de notaris van 16 december 2010,
- een brief van klager van 17 december 2010,
- een brief van klager van 6 januari 2011,
- een aanvullend schrijven met bijlage van de notaris van 13 januari 2011,
- een brief van klager van 30 maart 2011,
- aanvullende producties van de advocaat van de notaris van 19 april 2011,
- een drietal brieven van klager van 14 september 2011, welke als pleitnota worden aangemerkt, en
- een pleitnota van mr. G.L. Maaldrink.
1.2
De mondelinge behandeling van de klachten heeft plaatsgevonden tijdens de vergadering van de Kamer op 15 september 2011. Daarbij zijn zowel klager, als de notaris, samen met haar advocaat, mr. G.L. Maaldrink, verschenen. Partijen hebben hun standpunten tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht.
2. De feiten
De Kamer gaat uit van de navolgende feiten:
2.1
Op 25 juli 1993 is de vader van klager, heer [ X ], overleden (hierna: erflater). Op 25 februari 2010 is de moeder van klager, mevrouw [ Y ], overleden (hierna: erflaatster).
2.2
De nalatenschap van erflater is momenteel in behandeling bij mr. [ Z ], notaris te [ plaats ]. Hij heeft in januari 2009 van de kantonrechter te Eindhoven de opdracht gekregen om een boedelbeschrijving te maken. Deze boedelbeschrijving is tot op heden nog niet geproduceerd.
2.3
Erflaatster heeft bij testament van 15 oktober 2007 haar dochters [ A ] en [ B ] benoemd tot executeurs. Zij hebben in maart 2010 de notaris gevraagd om als boedelnotaris op te treden.
Op 20 september 2010 is het verzoek van klager om beide executeurs te ontslaan door de kantonrechter te Eindhoven afgewezen. Het verzoek van klager om hem als mede-executeur te benoemen is eveneens afgewezen.
2.4
In maart 2011 heeft de notaris haar taak als boedelnotaris neergelegd.
3. De klachten
3.1
Klager verwijt de notaris in zijn klacht van 6 oktober 2010 onzorgvuldig en in strijd met haar zorgplicht te hebben gehandeld. De notaris heeft nagelaten klager regelmatig te informeren over de stand van zaken en heeft geen enkele gevraagde informatie verstrekt. Daarnaast stelt de notaris dat eerst notaris [ Z ] zijn werk gereed moet hebben, wat echter geen voorwaarde is om de boedel van erflaatster te verdelen.
3.2
Klager verwijt de notaris in zijn klacht van 28 november 2010 dat zij ongeoorloofde druk op hem heeft gezet, omdat zij geprobeerd heeft hem zijn klacht te laten intrekken. Door de stelling in te nemen “Er zal niet meer op Uw brieven worden ingegaan zolang uw klacht bij de Kamer in behandeling is en notaris [ Z ] zijn werkzaamheden niet zal hebben beëindigd” is sprake van een dreigement om pas weer op brieven van klager in te gaan als hij zijn eerste klacht heeft ingetrokken.
3.3
Klager verwijt de notaris in zijn klacht van 11 december 2010 dat zij insinueringen doet en onjuiste informatie heeft verstrekt aan de kantonrechter. Door de zinsnede “Het zal toch zeker niet de bedoeling zijn van de verzoekers om beschikking te krijgen over de geblokkeerde spaarrekening”, zet zij verzoekers in een kwaad daglicht. Het zijn namelijk juist de andere vijf deelgenoten die van de opbrengsten genomen hebben, terwijl klager nog niets ontvangen heeft.
4. Standpunt van de notaris
4.1
De notaris betwist de door klager naar voren gebrachte punten.
4.2
Voor wat betreft de eerste klacht brengt de notaris naar voren dat klager op 10 januari 2011 een gesprek op het notariskantoor heeft gehad, hetgeen blijkt uit het gespreksverslag van 13 januari 2011 en de brief van de notaris aan alle kinderen van 26 januari 2011. Klager heeft alle informatie ontvangen van de notaris, voor zover de notaris hem deze kon en mocht verstrekken.
4.3
Voor wat betreft de tweede klacht brengt de notaris naar voren dat klager door de grote hoeveelheid mails en brieven onevenredig veel aandacht vraagt. De notaris heeft hierop bij brief van 19 november 2010 gereageerd met de mededeling dat niet meer wordt ingegaan op brieven van klager totdat notaris mr. [ Z ] de boedelbeschrijving heeft geproduceerd en de eerdere klacht van klager door de Kamer is afgehandeld. Deze brief van 19 november 2010 kan dan ook niet aangemerkt worden als een poging om tot intrekking van de klacht te komen. Wel is de brief bedoeld om een ordentelijk verloop in de boedelbehandeling te bewerkstelligen.
4.4
Voor wat betreft de derde klacht brengt de notaris naar voren dat er geen sprake is van insinuaties en het verstrekken van juridisch onjuiste informatie aan de kantonrechter te Eindhoven. Door de kantonrechter is aan de notaris een verzoek gedaan om inhoudelijk een reactie te geven. De kantonrechter heeft op geen enkele wijze aangegeven dat hij van mening was dat de inhoud van de brief niet informatief was, dan wel niet beantwoordde aan zijn verzoek. De notaris heeft in haar brief van 19 november 2010 aan de kantonrechter niet gesteld dat de nalatenschap van erflater geheel is verdeeld en afgewikkeld. Derhalve heeft zij dan ook niet de discussie over bijvoorbeeld de afkoop van het vruchtgebruik, voorschotten of juwelen aan de orde gesteld.
5. De beoordeling
5.1
Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 98 van de Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.
5.2
Klacht 18/10
Gebleken is dat klager meerdere brieven heeft gestuurd naar de notaris en dat de notaris deze reeks van brieven ook heeft beantwoord. Tevens is gebleken dat er meerdere (telefoon)gesprekken hebben plaatsgevonden met klager. Ook nadat klager op 6 oktober 2010 een klacht had ingediend bij de Kamer, is er nog gecorrespondeerd tussen klager en de notaris. Ook heeft er op initiatief van de notaris een gesprek plaatsgevonden op 10 januari 2011. Van dit gesprek is op 13 januari 2011 een gespreksverslag naar klager gestuurd. De notaris heeft de tijdens het gesprek van 10 januari 2011 gemaakte afspraken uitgevoerd, zoals blijkt uit de brief van 26 januari 2011 van de notaris aan klager. Anders dan klager meent is de tijdvolgordelijke afwikkeling van de nalatenschappen van erflater en erflaatster van belang, waarbij eerst de boedelbeschrijving door notaris [ Z ] van de erfenis van erflater dient te worden voltooid alvorens verdere stappen door de notaris konden worden gezet.
De Kamer is van oordeel dat de notaris in de betreffende periode in haar rol van boedelnotaris met als opdrachtgevers de beide executeurs al hetgeen in haar vermogen lag heeft gedaan, zodat deze klacht ongegrond is.
5.3
Klacht 21/10
De notaris heeft klager - die geen opdrachtgever van de notaris was - bij brief van 19 november 2010 meegedeeld dat zij niet meer op brieven van klager zal ingaan zolang zijn klacht bij de Kamer in behandeling is en notaris [ Z ] zijn werkzaamheden niet zal hebben beëindigd. Dit heeft zij gedaan mede naar aanleiding van opmerkingen van mede-erfgenamen in verband met de oplopende boedelkosten. Uit niets blijkt dat klager hiermee onder druk is gezet om zijn klacht in te trekken, zodat ook deze klacht ongegrond is.
5.4
Klacht 23/10
Blijkens het verslag van de kantonrechter te Eindhoven naar aanleiding van het gesprek van 26 november 2010 heeft de kantonrechter een informatief gesprek gevoerd met de deelgenoten. In het verslag noteert de kantonrechter: dat hij heeft kennis genomen van de adviezen van de beide betrokken notarissen. De Kamer is niet gebleken dat de notaris onjuiste informatie heeft verstrekt of insinueringen heeft gedaan. Tevens is niet onderbouwd aangegeven, nog gebleken dat de kantonrechter naar aanleiding van de door de notaris gegeven informatie en adviezen, verkeerde conclusies heeft getrokken of beslissingen heeft genomen. Daarbij komt dat klager zelf bij dit gesprek op 26 november 2010 aanwezig is geweest, zodat hij eventuele onjuistheden of mogelijke insinuaties van de zijde van de notaris desgewenst zou hebben kunnen bestrijden; ook daarvan is niet gebleken. Ook deze klacht is derhalve ongegrond.
6. De beslissing
De Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-nota¬ris¬sen te Rotterdam,
verklaart de klachten ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W. van Veen, C.H. Kemp-Randewijk, F. Hoppel, H.M. Kolster en K.A. den Hartog in tegenwoordigheid van de plaatsvervangend secretaris E.J. van Beuzekom.
Uitgesproken ter openbare vergadering op 13 oktober 2011.
De plaatsvervangend secretaris, De voorzitter,
E.J. van Beuzekom mr. W. van Veen
Deze beslissing is verzonden op:
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.