ECLI:NL:GHAMS:2013:1558

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
200.103.445-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van samenwerkingsovereenkomst en recht op vergoeding in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een samenwerkingsovereenkomst tussen de besloten vennootschappen UITZENDBUREAU EML B.V. (EML) en 4WINDS SOLUTIONS B.V. (4Winds). EML was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin 4Winds in het gelijk was gesteld. EML had de samenwerkingsovereenkomst op 11 oktober 2010 ontbonden, maar het hof oordeelde dat deze ontbinding niet rechtsgeldig was. Het hof stelde vast dat 4Winds op dat moment niet in verzuim verkeerde en dat EML onvoldoende had aangetoond dat nakoming van de overeenkomst tijdelijk of blijvend onmogelijk was. Hierdoor bleef de samenwerkingsovereenkomst van kracht en had 4Winds recht op de vergoeding die voortvloeide uit de overeenkomst. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en wees de vorderingen van EML tot ontbinding en opzegging van de overeenkomst af. EML werd veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.103.445/01
zaaknummer rechtbank: 486114 / HA ZA 11-881
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 mei 2013
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
UITZENDBUREAU EML B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
appellante,
advocaat: mr. E.B. den Ouden te Oude-Tonge,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
4WINDS SOLUTIONS B.V.,
gevestigd te Leidschendam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. F.C. Werts te ’s-Gravenhage.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna EML en 4Winds genoemd.
EML is bij dagvaarding van 19 januari 2012 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 november 2011, gewezen tussen 4Winds als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en EML als gedaagde in conventie tevens eiseres in reconventie.
Bij tussenarrest van 20 maart 2012 heeft het hof een comparitie van partijen gelast die op 15 juni 2012 heeft plaatsgevonden. Het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal en de daarin genoemde stukken maken onderdeel uit van het procesdossier.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven tevens houdende vermeerdering van eis, met producties;
  • memorie van antwoord, met producties;
  • akte uitlaten producties van EML, met een productie.
Ten slotte is arrest gevraagd.
EML heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen, haar gewijzigde vorderingen alsnog zal toewijzen en de vorderingen van 4Winds alsnog zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
4Winds heeft geconcludeerd tot afwijzing van het hoger beroep, met beslissing over de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2, 2.1 tot en met 2.11, de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Met de grieven II tot en met VI richt EML zich tegen onderdelen van de feitenvaststelling en/of tegen het niet-vermelden van verschillende feiten en omstandigheden. Die grieven zal het hof hierna bespreken. Voor het overige zijn de door de rechtbank vastgestelde feiten in hoger beroep niet in geschil en dienen deze derhalve ook het hof als uitgangspunt.
2.2
Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, gaat het in deze zaak om het volgende.
2.3
EML detacheert arbeidskrachten op het gebied van vliegtuigonderhoud, mede onder de naam MaintenancebyEML.
2.4
Op 4 december 2008 hebben partijen een overeenkomst ondertekend ingaande op 1 februari 2009 en getiteld ‘Samenwerkingsovereenkomst MaintenancebyEML en 4Winds’ (hierna: de samenwerkingsovereenkomst). Bij de aanduiding van de partijen in de samenwerkingsovereenkomst wordt EML ‘opdrachtgever’ en 4Winds ‘opdrachtnemer’ genoemd.[X] (hierna: [X]) was ten tijde van het aangaan van de samenwerkingsovereenkomst de enige bestuurder van EML.
2.5
In artikel 1 van de samenwerkingsovereenkomst staat onder het kopje ‘Doel en inhoud van de samenwerking’ vermeld dat het doel van het aanstellen van opdrachtnemer door opdrachtgever is het verwerven door opdrachtnemer van een meerderheidsaandeel in de opdrachtgever over een periode van 5 jaar.
2.6 4
4Winds is in de persoon van [Y], de bestuurder van 4Winds (hierna: [Y]), op grond van de samenwerkingsovereenkomst bij EML aangesteld als accountmanager tegen een vergoeding van € 55.000,00 per jaar (ex btw), te voldoen in elf maandelijkse termijnen van € 5.000,00 (ex btw).
2.7
Van januari tot en met maart 2010 heeft [Y] twee dagen per week voor EML gewerkt. Nadien is hij (weer) fulltime voor EML werkzaam geweest.
2.8
Bij notariële akte van 5 juli 2010 is een 8% aandelenbelang in EML verkocht en geleverd aan 4Winds. Per deze datum is [Y] statutair bestuurder van EML geworden.
2.9
Bij brief van 11 oktober 2010 heeft EML aan 4Winds te kennen gegeven de samenwerkingsovereenkomst te beëindigen door deze te ontbinden. 4Winds heeft daarmee niet ingestemd. Na 11 oktober 2010 heeft 4Winds geen werkzaamheden meer voor EML (laten) verricht(en).
2.1
Op 13 mei 2011 is [Y] door de algemene vergadering van aandeelhouders van EML ontslagen als bestuurder van EML.

3.Beoordeling

3.1 4
4Winds heeft in conventie gevorderd, kort gezegd, dat EML wordt veroordeeld tot betaling van de overeengekomen vergoeding van elf maal € 5.000,00 per jaar, vanaf september 2010 tot zo lang de samenwerkingsovereenkomst voortduurt, te vermeerderen met btw en de wettelijke handelsrente. Zij stelt daartoe dat de samenwerkingsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd en zij recht heeft op nakoming daarvan. Deze vordering is door de rechtbank toegewezen. De vordering van 4Winds tot verkrijging van schadevergoeding op grond van tekortkomingen van EML is door de rechtbank afgewezen. Tegen dit laatste is niet gegriefd, zodat deze vordering in hoger beroep niet meer aan de orde is.
3.2
In reconventie heeft EML gevorderd dat 4Winds wordt veroordeeld tot betaling van € 41.000,00 met rente. Daartoe stelt EML dat 4Winds haar schade heeft toegebracht door in strijd met de samenwerkingsovereenkomst op eigen naam voor derden werkzaamheden te verrichten, waardoor zij verlies heeft geleden. Daarnaast stelt EML dat zij (imago)schade heeft geleden doordat 4Winds klantgevoelige informatie aan derden heeft verstrekt en haar geheimhoudingsplicht jegens EML heeft geschonden. EML vordert daarnaast een verbod voor 4Winds om medewerkers en/of relaties van EML in de toekomst te benaderen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Deze vorderingen zijn door de rechtbank afgewezen.
3.3
EML is veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en reconventie.
3.4
Met
grief Ibeklaagt EML zich erover dat de advocaat van 4Winds tijdens de comparitie in eerste aanleg het woord heeft gevoerd aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Afgezien van het feit dat EML niet heeft gesteld dat zij geen gelegenheid heeft gekregen te reageren op hetgeen door 4Winds tijdens de comparitie in eerste aanleg naar voren is gebracht – zodat de door haar gestelde schending van het beginsel van hoor en wederhoor ook mede gelet op de inhoud van het proces-verbaal niet aannemelijk is geworden – heeft EML in hoger beroep alle gelegenheid gehad daarop alsnog te reageren. Voor het buiten beschouwing laten van de overgelegde pleitnotities bestaat geen grond. Grief I faalt bij gebrek aan belang.
3.5
Met
grief IIbetoogt EML, naar het hof begrijpt, dat de rechtbank bij feitenvaststelling ook had moeten betrekken met welke bedoelingen EML de samenwerking tussen partijen is aangegaan. Die bedoeling is volgens EML van belang voor de uitleg van de samenwerkingsovereenkomst. EML ziet echter over het hoofd dat de rechtbank onder het kopje “De feiten” alleen feiten en omstandigheden behoefde vast te stellen die tussen partijen niet in geschil zijn. De partijbedoelingen staan tussen hen evenwel niet vast. Grief II is vergeefs voorgesteld. Op de uitleg van de samenwerkingsovereenkomst wordt hierna voor zover van belang nog teruggekomen.
3.6
Grief IIIziet op de aard van de samenwerkingsovereenkomst. EML stelt dat dit een raamovereenkomst is met als doelstelling 4Winds in een periode van vijf jaar meerderheidsaandeelhouder van EML te laten worden. Van deze raamovereenkomst maakt volgens EML een afzonderlijke overeenkomst van opdracht deel uit. Daarin staat onder welke voorwaarden en doelstellingen en tegen welke beloning EML opdrachten zou verstrekken aan 4Winds. Deze overeenkomst van opdracht zou jaarlijks worden herzien. De strekking van het betoog van EML is dat zij meent dat zij zich niet op voorhand heeft vastgelegd om 4Winds als opdrachtnemer in te huren voor een periode van 5 jaar tegen een vaste beloning.
EML gaat eraan voorbij dat de rechtbank niet heeft vastgesteld dat de door EML bedoelde voorwaarden en de vergoeding voor 4Winds zoals vermeld in de samenwerkingsovereenkomst gedurende 5 jaar ongewijzigd zouden blijven en ook niet dat deze niet gewijzigd konden worden. Deze grief faalt reeds daarom. Daarnaast geldt dat 4Winds erkent dat de samenwerking bij een afzonderlijke overeenkomst van jaar tot jaar nader zou kunnen worden ingevuld of gewijzigd. Dat is ook (tijdelijk) gebeurd met de ‘Managementsovereenkomst 2010’ die partijen op 4 januari 2010 hebben ondertekend. Op het punt van de hoogte van de vergoeding van 4Winds heeft evenwel geen wijziging plaatsgevonden. EML stelt ook niet dat wat dit betreft door partijen wel een wijziging zou zijn doorgevoerd. Ook daarvan uitgaande faalt grief III.
3.7
Met
grief IVvoert EML aan dat de rechtbank in r.o. 2.3 ten onrechte heeft overwogen dat de samenwerkingsovereenkomst is gesloten tussen EML als opdrachtgever en 4Winds als opdrachtnemer. Partijen worden in de samenwerkingsovereenkomst evenwel met zoveel woorden als opdrachtgever en opdrachtnemer aangeduid. De vaststelling van de rechtbank is dan ook juist (zie ook r.o. 2.4 hiervoor). Anders dan BML suggereert, heeft de rechtbank niets vastgesteld met betrekking tot het antwoord op de vraag met het oog op welke verbintenissen partijen in de samenwerkingsovereenkomst als opdrachtgever en opdrachtnemer worden aangeduid. Grief IV kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis.
3.8
Het hof overweegt dat de kernvraag in deze procedure is of EML de samenwerkingsovereenkomst bij brief van 11 oktober 2010 kon beëindigen. De rechtbank heeft – in hoger beroep onbestreden – de inhoud van deze brief zo begrepen dat EML heeft beoogd daarmee de samenwerkingsovereenkomst te beëindigen door deze te ontbinden (zie r.o. 2.8 en 4.1 van het bestreden vonnis). De rechtbank heeft overwogen dat ontbinding slechts mogelijk was als 4Winds op dat moment in verzuim verkeerde, tenzij nakoming tijdelijk of blijvend onmogelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat 4Winds op 11 oktober 2010 niet in verzuim was en dat EML onvoldoende heeft gesteld om te kunnen aannemen dat nakoming tijdelijk of blijvend onmogelijk was. EML kon dus niet ontbinden en de samenwerkingsovereenkomst is tussen partijen van kracht gebleven, aldus de rechtbank.
3.9
De rechtbank heeft deze oordelen als volgt gemotiveerd. In r.o. 2.8 (en 4.5) heeft zij vastgesteld dat EML geen ingebrekestelling heeft gezonden aan 4Winds en dat op die grond het verzuim van 4Winds niet kan worden aangenomen.
Grief VIricht zich tegen rechtsoverweging 2.8, maar EML stelt in de toelichting daarop niet dat zij 4Winds een schriftelijke aanmaning heeft gezonden waarin een redelijke termijn tot nakoming is gesteld. Als onbestreden geldt aldus dat geen ingebrekestelling heeft plaatsgevonden.
3.1
De rechtbank heeft verder bij haar motivering van de oordelen, zoals hiervoor in r.o. 3.8 samengevat, artikel 8 van de samenwerkingsovereenkomst als vertrekpunt genomen. Voor zover relevant luidt deze bepaling als volgt:

Artikel 8 Ontbinding
Door opdrachtgever, indien de afgesloten_jaar_evaluatie door opdrachtgever als onvoldoende beoordeeld wordt dan verliest opdrachtnemer alle rechten. In dat geval compenseert de opdrachtgever opdrachtnemer voor zijn inspanning gedurende het afgesloten jaar. Compensatie bestaat in dit geval uit een eenmalige uitkering groot 60% van de omzetvermeerdering gerealiseerd door de opdrachtnemer minus de kosten gepaard gaand met deze omzetvermeerdering.
(...).”
3.11
De rechtbank heeft overwogen (r.o. 4.5) dat de in artikel 8 genoemde ‘afgesloten_jaar_evaluatie’ zou plaatsvinden aan het einde van het kalenderjaar. Ten tijde van de ontbinding op 11 oktober 2010 was de termijn waarbinnen bepaalde targets gehaald moesten worden daarom nog niet verstreken, zodat 4Winds op dat moment op die grond nog niet in verzuim kon zijn. EML komt niet tegen deze specifieke vaststelling op, maar stelt in het kader van grief VI dat de bespreking voorafgaand aan het overhandigen van de brief van 11 oktober 2010 aan [Y] als de jaarevaluatie dient te gelden. Het argument dat EML geeft, is dat zij de mondelinge toelichting op die brief ‘juridisch duidt als de jaarevaluatie’. Dat zij vindt dat dit de jaarevaluatie was, biedt evenwel naar het oordeel van het hof geen grondslag voor het door haar bepleite rechtsgevolg. 4Winds wijst er in dit verband terecht op dat uit de samenwerkingsovereenkomst volgt dat telkenmale na afloop van een jaar de betreffende evaluatie diende plaats te vinden. Uit artikel 1 en 4 van de samenwerkingsovereenkomst volgt dat het hierbij gaat om het kalenderjaar. In dat licht kan een in oktober gegeven mondelinge toelichting, wat daar verder van zij, niet als de vereiste eindejaarevaluatie worden beschouwd. Ook overigens kan op grond van het over en weer gestelde niet worden aangenomen dat door partijen een fatale termijn is overeenkomen die op 11 oktober 2010 was verstreken. Grief VI wordt verworpen.
3.12
Met
grief VIIbetoogt EML, naar het hof begrijpt, dat de rechtbank heeft miskend dat het de intentie van partijen was om van jaar tot jaar de doelstellingen te formuleren. Op het moment dat 4Winds die niet haalde, was zij toerekenbaar tekort geschoten en hoefde zij niet alsnog in gebreke te worden gesteld. De rechtbank heeft wat dit betreft ten onrechte de verbintenissen die voortvloeien uit de samenwerkingsovereenkomst niet geduid als resultaatsverbintenissen, aldus EML.
3.13
Ook deze grief faalt. De rechtbank heeft niets overwogen over het al dan niet jaarlijks vaststellen van doelstellingen en ook niet of op grond daarvan al of niet kan worden gesproken van een resultaatsverbintenis. Dat hoefde de rechtbank in dit verband ook niet te doen. Er – terecht – vanuit gaande dat ten tijde van de ontbinding op 11 oktober 2010 de termijn waarbinnen de targets door 4Winds gehaald moesten nog niet was verstreken, heeft de rechtbank slechts vastgesteld dat de uitzonderingssituatie van artikel 6:83 onder a) zich hier niet voordoet, namelijk die waarin het verzuim van rechtswege intreedt doordat de voor de voldoening gestelde termijn is verstreken zonder dat de verbintenis is nagekomen. Het hof kan, zoals hiervoor ook al is overwogen, wat dit betreft niet tot een ander oordeel komen.
3.14
Met
grief VIIIstelt EML dat de omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat een ingebrekestelling achterwege kan blijven, dan wel dat een beroep op het ontbreken van een ingebrekestelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat is inderdaad juist, maar het hof leest in de toelichting op deze grief geen door EML gestelde bijkomende feiten en omstandigheden die de door EML bepleite rechtsgevolgen zouden kunnen meebrengen. Grief VIII faalt in zoverre. Dat EML op het moment dat de buitengerechtelijke ontbinding plaatsvond meende dat 4Winds de gestelde doelen niet meer zou halen is geen bijkomende omstandigheid als hier bedoeld, maar een situatie als genoemd in artikel 6:265 lid 2 BW, waarin de bevoegdheid tot ontbinding zonder verzuim intreedt voor zover de nakoming blijvend onmogelijk is. Die vraag komt hierna aan de orde.
3.15
Met de grieven VII en VIII (deels) en met de
grieven IX tot en met XIIstelt EML dat op 11 oktober 2010 de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst voor 4Winds blijvend onmogelijk was, zodat EML de samenwerkingsovereenkomst op die grond terstond kon ontbinden. Het hof stelt vast dat in de toelichting op deze grieven nogmaals een aantal hiervoor reeds besproken en verworpen klachten aan de orde worden gesteld. Zij delen het lot van de betreffende hiervoor besproken grieven.
3.16
De rechtbank heeft overwogen dat zelfs als zou worden uitgegaan van de door EML gestelde targets, die gemotiveerd door 4Winds zijn betwist, niet kan worden aangenomen dat het voor 4Winds niet mogelijk zou zijn geweest om in 2010 nog “een halve man” extra in te zetten. Evenmin is het de rechtbank gebleken dat 4Winds onvoldoende omzet heeft gerealiseerd. Ook als wordt uitgegaan van de – door 4Winds gemotiveerd betwiste – cijfers van EML is in vergelijking met 2009 een omzetverhoging van € 96.545,00 gerealiseerd.
3.17
EML stelt dat deze overwegingen van de rechtbank onjuist zijn, omdat er begin oktober geen opdrachten meer in de pijplijn zaten en dus ook geen opdrachten meer verstrekt zouden worden. 4 van de 15 medewerkers zaten met opdrachten die voor 18 oktober 2010 zouden eindigen. Er waren geen gesprekken, noch onderhandelingen, noch toezeggingen waaruit werk en/of opdrachten uit zouden kunnen voortvloeien. Werving en screening van kandidaten duurt gemiddeld 4 tot 8 weken, zodat bij de belangrijkste opdrachtgevers van EML dat jaar geen omzet gegeneerd zou worden. EML heeft bewijs aangeboden, maar de rechtbank heeft dit ten onrechte gepasseerd, aldus EML.
3.18
Voor het hof geldt als uitgangspunt, zoals hiervoor is overwogen, dat uit de samenwerkingsovereenkomst volgt dat telkenmale na afloop van een kalenderjaar een jaarevaluatie diende plaats te vinden. Tussen partijen is niet in geschil dat op grond van artikel 8 van de samenwerkingsovereenkomst de uitkomst van een jaarevaluatie voor EML een gegronde reden zou kunnen opleveren om de samenwerkingsovereenkomst te beëindigen. Nu aldus uit de samenwerkingsovereenkomst volgt dat van een jaarevaluatie op 11 oktober 2010 geen sprake kan zijn, maar eerst na afloop van het kalenderjaar (ongeveer 3 maanden later), is (op het niet halen van doelstellingen gebaseerde) tussentijdse ontbinding in beginsel niet aan de orde. De door EML genoemde omstandigheden zijn onvoldoende om daar anders over te denken. De (speculatieve) verwachting van EML – al dan niet gebaseerd op haar ervaringen over het voorafgaande jaar – dat 4Winds de targets niet zou kunnen halen, acht het hof van onvoldoende gewicht om te oordelen dat nakoming op 11 oktober 2010 reeds blijvend onmogelijk was als bedoeld in artikel 6:265 BW, dan wel om te concluderen dat het verzuim van 4Winds toen reeds was ingetreden. Verder is het hof, evenals de rechtbank, van oordeel dat onvoldoende is gesteld en gebleken dat nakoming voor 4Winds tijdelijk onmogelijk was. Onder deze omstandigheden is de door EML aangeboden bewijslevering niet ter zake dienend, zodat haar aanbod door het hof wordt gepasseerd.
3.19 4
4Winds heeft er nog op gewezen dat een tussentijdse beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst met onmiddellijke ingang per 11 oktober 2010 voor haar zeer ingrijpend was. Zij kwalificeert de beëindiging feitelijk als een ‘ontslag op staande voet’ met als gevolg de daarvan uitgaande diffamerende werking en de daarbij behorende overige nadelige gevolgen. Het hof begrijpt deze stellingen van 4Winds mede als een beroep op lid 1 van artikel 6:265 BW, waar is bepaald dat de bevoegdheid tot ontbinding de schuldenaar niet toekomt als de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt, althans dat 4Winds meent dat onder de gegeven omstandigheden beëindiging van de tussen partijen bestaande overeenkomst alleen mogelijk was als daartoe een voldoende zwaarwegende grond bestond. Nu ervan moet worden uitgegaan dat EML alleen heeft beoogd de samenwerkingsovereenkomst te ontbinden en die bevoegdheid in dit geval niet bestond, omdat 4Winds niet in verzuim was en nakoming niet tijdelijk of blijvend onmogelijk was, kunnen deze stellingen van 4Winds verder buiten bespreking blijven.
3.2
Met het voorgaande falen de grieven VII en VIII geheel, alsmede de grieven IX tot en met XII.
3.21
De
grieven V en XIVhouden verband met het door EML gestelde lidmaatmaatschap van EML bij de Netherlands Aerospace Group.
3.22
Vast staat dat 4Winds in het begin van 2010 een opdracht heeft uitgevoerd voor het bedrijf FME om HBO luchtvaartprofielen samen te stellen. Onweersproken heeft 4Winds gesteld dat zij EML heeft aangeboden deze opdracht via EML te laten verlopen, maar dat EML dit heeft geweigerd. Daar komt bij dat partijen begin 2010 hebben afgesproken dat 4Winds tijdelijk 2 dagen per week voor EML zou gaan werken en de overige 3 dagen per week zelf inkomsten diende te genereren. In die specifieke periode zijn de genoemde werkzaamheden door 4Winds voor FME verricht. Niettemin meent EML dat de opbrengst van deze opdracht aan haar ten goede dient te komen. De rechtvaardiging daarvoor is dat EML meent dat 4Winds voor de uitvoering van de opdracht gebruik heeft gemaakt van de lidmaatmaatschap van EML bij de Netherlands Aerospace Group. Zonder dat lidmaatschap had 4Winds deze opdracht nooit kunnen uitvoeren, aldus EML.
3.23
Voor zover EML haar vorderingen grondt op de stelling dat 4Winds de opdracht heeft verkregen dankzij het lidmaatschap van EML bij de Netherlands Aerospace Group, heeft 4Winds dit gemotiveerd weersproken. Zij heeft een schriftelijke verklaring overgelegd van de projectleider van FME waaruit blijkt dat deze opdracht voortkomt uit de zakelijke relatie die [Y] al geruime tijd had met deze projectleider. Zij zijn oud-collega’s die het contact hebben behouden. FME verklaart dat de opdracht geheel los staat van de activiteiten van [Y] voor EML en het lidmaatschap van EML bij de Netherlands Aerospace Group. Daarmee kan de genoemde stelling van EML niet als vaststaand worden aangemerkt. Het hof acht verder van belang dat EML heeft niet toegelicht wat het lidmaatmaatschap van EML bij de Netherlands Aerospace Group precies inhoudt. Zij heeft niet uitgelegd waarom dit lidmaatschap noodzakelijk was voor het uitvoeren door 4Winds van deze opdracht. Zonder die toelichting kan het hof niet beoordelen of 4Winds wel gebruik heeft gemaakt van het genoemde lidmaatschap en of daarin ook een rechtvaardiging gevonden kan worden voor het verkrijgen van de opbrengst van deze opdracht, ook ondanks het feit dat EML deze opdracht zelf heeft geweigerd en daarmee 4Winds feitelijk de vrije hand heeft gelaten de opdracht zelf voor eigen rekening en risico uit te voeren. Dit brengt mee dat de stellingen van EML falen bij gebreke van een voldoende onderbouwing. De grieven V en XIV zijn vergeefs voorgesteld.
3.24
In hoger beroep heeft EML haar eis vermeerderd. Zij vordert primair dat het hof bepaalt dat rechtens op correcte wijze de samenwerkingsovereenkomst per 11 oktober 2010 is beëindigd. Deze vordering kan, gelet op de verwerping van de grieven, niet worden toegewezen.
3.25
Subsidiair vordert EML dat het hof zal bepalen dat de samenwerkingsovereenkomst tegen een door het hof te bepalen datum als opgezegd c.q. beëindigd heeft te gelden. Zij meent dat het niet zo kan zijn dat EML gehouden kan worden 4Winds een vergoeding te betalen zonder dat daartegenover enige tegenprestatie staat.
3.26
Het hof overweegt als volgt. Uit het voorgaande volgt dat EML de samenwerkingsovereenkomst zonder toereikende grond heeft ontbonden. De samenwerkingsovereenkomst is dus in stand gebleven en 4Winds kan daarvan nakoming vorderen. Uit de processtukken valt geen andere conclusie te trekken dan dat EML 4Winds vanaf 11 oktober 2010 niet meer in de gelegenheid heeft gesteld en willen stellen nog werkzaamheden voor EML te verrichten. Dat 4Winds vanaf die datum geen werkzaamheden meer heeft verricht, kan in beginsel dan ook niet aan de vordering van 4Winds tot nakoming van de op grond van de samenwerkingsovereenkomst verschuldigde vergoeding in de weg staan.
3.27
Voor opzegging is in beginsel nodig dat de samenwerkingsovereenkomst in een (tussentijdse) opzeggingsmogelijkheid voorziet, dan wel dat bij gebreke daarvan onder de gegeven omstandigheden een voldoende zwaarwegende grond bestaat tot beëindiging van de tussen partijen bestaande overeenkomst. EML heeft niet toereikend gemotiveerd dat aldus en tegen welke datum de samenwerkingsovereenkomst kan worden opgezegd. De omstandigheid dat 4Winds vanaf 11 oktober 2010 geen werkzaamheden meer voor EML heeft verricht, kan in het licht van het feit dat EML 4Winds niet meer in de gelegenheid heeft gesteld en willen stellen die werkzaamheden te verrichten, in beginsel geen toereikende grond voor een opzegging worden gevonden.
3.28
De in hoger beroep vermeerderde eis moet worden afgewezen.
3.29
EML heeft bewijs aangeboden, maar dit aanbod niet betrokken op voldoende concrete stellingen die indien bewezen tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Het bewijsaanbod wordt daarom gepasseerd.
3.3
Grief XIII ziet op de in eerste aanleg uitgesproken kostenveroordeling en faalt met de verwerping van de besproken grieven.
3.31
Grief XV heeft geen zelfstandige betekenis en kan buiten behandeling blijven.
3.32
De grieven hebben geen succes. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. De in hoger beroep vermeerderde eis wordt afgewezen. EML zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
wijst af hetgeen in hoger beroep door EML bij wege van eisvermeerdering is gevorderd;
veroordeelt EML in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van 4Winds begroot op € 1.815,00 aan verschotten en € 2.632,00 voor salaris advocaat;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, M.M.M. Tillema en E.J.H. Schrage en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op dinsdag 14 mei 2013.