Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- memorie na enquête, met een productie;
- antwoordmemorie na enquête, met producties.
3.De verdere beoordeling
[Y] en [geïntimeerde] waren getrouwd onder huwelijkse voorwaarden. De aan Dexia verschuldigde maandbedragen werden betaald vanaf zijn persoonlijke rekening, waarop ook zijn inkomen werd gestort. Eerst was dat zijn inkomen als zelfstandige en later dat uit zijn praktijk-B.V. Vanaf die bankrekening maakte [geïntimeerde] automatisch geld over naar de gezamenlijke rekening van hem en [Y]. [Y] had ook een eigen inkomen en een eigen rekening. [Y] was niet geïnteresseerd in de rekening van [geïntimeerde]. Dat was ook een kwestie van luxe, het geld was er gewoon. [Y] bekeek de rekeningafschriften van de bankrekening van [geïntimeerde] niet, hij bekeek ze zelf niet eens.
Het accountantskantoor waarvoor [X] werkzaam is, verzorgt al jaren de aangiften VPB en IB/VB, de jaarrekening en de publicatiestukken van de vennootschap van [geïntimeerde]. [geïntimeerde] levert één keer per jaar de gegevens aan, een assistent maakt de stukken in concept op en de accountant spreekt die door met de klant. In het geval van [geïntimeerde] was [X] dat zelf. In dat gesprek worden de verschillende stukken ook ondertekend. Daarna werden die door het secretariaat verzonden.
T-formulier en anders een door de assistent opgestelde aangifte. Als [Y] iets moest tekenen, nam [geïntimeerde] dat mee en bracht hij het ondertekend weer terug. De aangiften van [Y] werden niet met haar zelf besproken. Dat is in een dergelijke situatie niet ongebruikelijk. De gedragsregels schrijven dat ook niet voor. [X] weet niet of [Y] de aangiften van [geïntimeerde] heeft meeondertekend.
Dit laatste aspect kan naar het oordeel van het hof buiten beschouwing blijven. Wat Dexia over de inhoud van de telefoongesprekken heeft gesteld beperkt zich tot het doorgeven van het verzoek Dexia terug te bellen en de mededeling dat [geïntimeerde] Dexia ook wilde spreken. Hieruit kan naar het oordeel van het hof niet worden geconcludeerd dat tussen Dexia en [Y] en tussen [Y] en [geïntimeerde] over het bestaan en de inhoud van de leaseovereenkomsten is gesproken. Op de door Dexia gestelde telefoongesprekken kan de vereiste daadwerkelijke bekendheid van [Y] met de leaseovereenkomsten daarom niet worden gebaseerd.
gesproken over voordeelverrekening van drie leaseovereenkomsten met een positief saldo, laat staan dat [geïntimeerde] ondubbelzinnig heeft ingestemd met behandeling van deze nieuwe grief. Voor zover het eerst bij pleidooi opvoeren van het argument van voordeelverrekening geen nieuwe grief inhoudt, acht [geïntimeerde] dit verweer van Dexia tardief en aldus in strijd met de goede procesorde.”
Tijdens het pleidooi is met zoveel woorden aan de orde gekomen dat het toevoegen van het eerstgenoemde element gunstig is voor Dexia, het tweede element gunstig is voor [geïntimeerde] en dat het bedrag ten gunste van Dexia groter is dan het genoemde voordeel voor [geïntimeerde]. Dat is uitdrukkelijk voorgehouden aan [geïntimeerde], die vervolgens heeft verklaard zich neer te leggen bij de wijze waarop Dexia de berekeningen in het licht van de nieuwe jurisprudentie heeft uitgevoerd en dat hij zich ook verder refereert aan de uitkomsten van die berekeningen. Aldus heeft [geïntimeerde] er ondubbelzinnig mee ingestemd dat de voordeelverrekening onderdeel van de rechtsstrijd is geworden, waartegenover Dexia heeft geaccepteerd dat één van de leaseovereenkomsten leidde tot een onaanvaarbaar zware financiële last. Dit alles is aldus uitgangspunt voor de verdere beoordeling. In het navolgende zal aan de orde komen dat de voordeelverrekening alleen speelt bij leaseovereenkomst [nummer 8].