[H] heeft als getuige, voor zover hier van belang, het volgende verklaard.
Ik ben directeur van Raw 3D Products BV (hierna: Products). Ik ben dat geworden op 16 maart 2010. Ik was statutair bestuurder, maar geen aandeelhouder. (…).
Met betrekking tot de 3D-reclamecassettes waar het hier om gaat waren er vier vennootschappen actief, namelijk Raw 3D Media BV, waarvan [appellant] enig aandeelhouder was, [R] Staalbouw BV en [R] Aluminium BV, beide van [R] en Products, waarvan [appellant] en [R] al dan niet middellijk de aandeelhouders waren.
[appellant] en [R] wilden aan de beurs deelnemen, ik was daar geen voorstander van, maar ik ben ermee akkoord gegaan dat zij dat hadden besloten.
Het was de bedoeling dat Products zich uiteindelijk zou gaan bezighouden met de productie en verkoop van de hierboven genoemde 3D-producten. Products stond stand-by voor het geval er orders zouden komen. In dat geval zou Products worden ingeschakeld.(…)
Van de rekening van Kluwer vernam ik pas veel later, toen Kluwer betaling wenste te ontvangen. De rol van Products was puur op de achtergrond, tot er tussen [R] en [appellant] een beslissing zou vallen hoe het nu verder moest. In het kader van de vormgeving van de verdere samenwerking hadden de kosten kunnen worden doorbelast naar Products, maar zover is het nooit gekomen. (…)
Er is mij nooit door [R] of [appellant] gevraagd die factuur voor mijn rekening, dat wil zeggen de rekening van Products te nemen. (…)
U citeert mij uit een e-mail van 28 april 2010 van mijn hand (productie 2 bij appeldagvaarding). Inderdaad was ik ervan op de hoogte dat er was ingeschreven voor de beurs en dat het ongeveer dat bedrag kostte. Uit de mail blijkt dat ik me afvroeg of het bedrijfseconomisch een verstandige uitgave was. Ik had namelijk een adviserende rol binnen het hele project. Ik wijs u er overigens op dat ik in deze mail de woorden ‘op afstand’ gebruik, wat een aanwijzing is voor de manier waarop ik erin stond. U wijst mij erop dat het onderwerp van de e-mail luidt: ‘commerciële activiteiten Raw 3D Products’. Products zou zich gaan bemoeien met de marketing, dus het viel wel onder de toekomstige commerciële activiteiten van Products, maar zoals ik eerder al zei: ik heb in die periode nog helemaal niets gedaan, mijn rol was nog totaal stand-by. Products zou zich met de verkoop gaan bezighouden. De eventuele gevolgen van de beurs zouden wel mijn pakkie-an zijn, maar die beurs zelf niet. Sterker nog, ik was er zelfs tegen. De inschrijving heeft niet plaatsgevonden in overleg met mij.
U citeert een e-mail van 4 mei 2010 (productie 3 bij appeldagvaarding). Die e-mail bevestigt dat ik tegen deelneming aan de beurs was. (…)
Op het moment dat bij Kluwer de extra advertentieruimte werd besteld was ik daarvan niet op de hoogte. Uit mijn e-mail van 19 mei 2010 (productie 5 bij appeldagvaarding) blijkt dat ik wel enthousiast was over het stukje dat was geschreven, hoe meer gratis publiciteit hoe beter, maar ik vond dat er niet allerlei kosten aangegaan moesten worden.
U vraagt mij wat mijn motief was om namens de BV de factuur van Kluwer niet te erkennen. Ik vind het niet juist om een schuld te erkennen die de BV niet is aangegaan, aangezien er geen geld is. De BV was leeg. Ik was al niet enthousiast over deelname aan de beurs, ik had daarvoor gewaarschuwd, dan ga ik die kosten niet erkennen.
Het concreet inschakelen van Products is uiteindelijk nooit gebeurd.
(…) De e-mail van 2 september 2010 (6): ik weet niet of ik namens Products ooit BTW in aftrek heb gebracht. Dit is een typische adviseringsmail van mijn kant met fiscaal advies over de BTW. Waar het is verwerkt kan ik niet zeggen. In de e-mail staat niet vermeld dat het om Products gaat. Bovendien gaat het om fiscale kwesties. Ik wist niets over die kosten, dat blijkt wel uit de mail en ik vraag waar de rekening moet komen te vallen. 3D hoeft niet per se Products te zijn. Overigens is het zo dat als vooraftrek is gepleegd dat nog niet noodzakelijkerwijs betekent dat de vordering wordt erkend. Ik wilde de vordering van Kluwer op aanwijzing van de aandeelhouder wel erkennen, ondanks het feit dat Products de schuld niet was aangegaan, maar dan moest er wel geld komen om die rekening te betalen.
(…)Naar aanleiding van de mail van 14 mei 2010 (9) vraagt mr. Hooijen mij of er ooit een volmacht op papier aan [appellant] is verstrekt door Products. Niet dat ik weet. De mail van 1 april 2010 (13) is een verzoek van mij om aan [appellant] een volmacht af te geven voor de bankrekening. Ik deed dit verzoek omdat [appellant] wilde meekijken met de betalingen van Products, die door mij werden gedaan. (…) In de mail van 6 september 2010 (…) zeg ik ‘hadden we beter’. Ik praat hier gewoon als mensen onder elkaar, ik ben geen jurist. Er zijn vier BV’s, die noem ik samen ‘we’. Dat stond los van het feit dat Products deze bestelling nooit heeft gedaan. Products stond langs de zijlijn.