Uitspraak
mr. M.F.J. Martenste Den Bosch,
mr. A.R. Jaarsmate Vinkeveen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen vonnissen van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, die op 1 februari 2012 en 25 april 2012 zijn gewezen. De zaak betreft een geldlening van € 27.000,- die door [appellant] aan [geïntimeerde] is verstrekt, met een terugbetalingsschema van 27 maandelijkse termijnen van € 1.000,-. [appellant] is in gebreke gebleven met de betalingen, wat heeft geleid tot een vordering van [geïntimeerde] tot betaling van het openstaande bedrag van € 25.000,-, vermeerderd met rente en kosten.
Tijdens de procedure heeft [appellant] aangevoerd dat hij door bedreigingen van [geïntimeerde] niet in staat was om zijn schuld af te lossen. Het hof heeft echter geoordeeld dat [appellant] onvoldoende concrete feiten heeft aangedragen die deze stelling onderbouwen. De bedreigingen zijn niet bewezen en de stelling dat [geïntimeerde] de exploitatie van gokkasten in zijn café onmogelijk heeft gemaakt, is eveneens niet voldoende onderbouwd. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan en dat de grieven van [appellant] falen.
Uiteindelijk heeft het hof de vonnissen van de rechtbank bekrachtigd en [appellant] veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 6 augustus 2013 door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam.