ECLI:NL:GHAMS:2013:2575

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2013
Publicatiedatum
22 augustus 2013
Zaaknummer
200.120.329-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geldlening en betalingsverplichtingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen vonnissen van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, die op 1 februari 2012 en 25 april 2012 zijn gewezen. De zaak betreft een geldlening van € 27.000,- die door [appellant] aan [geïntimeerde] is verstrekt, met een terugbetalingsschema van 27 maandelijkse termijnen van € 1.000,-. [appellant] is in gebreke gebleven met de betalingen, wat heeft geleid tot een vordering van [geïntimeerde] tot betaling van het openstaande bedrag van € 25.000,-, vermeerderd met rente en kosten.

Tijdens de procedure heeft [appellant] aangevoerd dat hij door bedreigingen van [geïntimeerde] niet in staat was om zijn schuld af te lossen. Het hof heeft echter geoordeeld dat [appellant] onvoldoende concrete feiten heeft aangedragen die deze stelling onderbouwen. De bedreigingen zijn niet bewezen en de stelling dat [geïntimeerde] de exploitatie van gokkasten in zijn café onmogelijk heeft gemaakt, is eveneens niet voldoende onderbouwd. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan en dat de grieven van [appellant] falen.

Uiteindelijk heeft het hof de vonnissen van de rechtbank bekrachtigd en [appellant] veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 6 augustus 2013 door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer: 200.120.329/01
zaak/rolnummer rechtbank Amsterdam: HA 11-5
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 augustus 2013
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
tevens incidenteel GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. M.F.J. Martenste Den Bosch,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats]
GEÏNTIMEERDE,
tevens incidenteel APPELLANT,
advocaat:
mr. A.R. Jaarsmate Vinkeveen.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 25 juli 2012 in hoger beroep gekomen van vonnissen van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Hilversum (hierna: de kantonrechter), op 1 februari 2012 en 25 april 2012 gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser en [appellant] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van [geïntimeerde] af zal wijzen met beslissing over de proceskosten.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen, met beslissing over de proceskosten.
Partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1
De kantonrechter heeft in het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 1 februari 2012 onder 1.1 tot en met 1.4 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.1.
Volgens een door beide partijen op 20 januari 2011 te [plaats] ondertekende schuldbekentenis is [appellant] aan [geïntimeerde] een bedrag verschuldigd van € 27.000,-- dat door [appellant] in 27 achtereenvolgende maandelijkse termijnen, ieder groot € 1.000,--, vanaf 1 maart 2011 aan [geïntimeerde] terugbetaald moet worden. Over de schuld dient [appellant] aan [geïntimeerde] een rente te vergoeden van 6 % per jaar.
2.1.2.
Indien de schuld en eventueel de rente niet of niet tijdig door [appellant] wordt voldaan, zijn de schuld en de eventuele rente in hun geheel opeisbaar zonder dat een ingebrekestelling vereist is.
2.1.3.
[appellant] is achterstallig met de betaling vanaf 1 mei 2011, zodat aan hoofdsom nog openstaat een bedrag van € 25.000,--, te vermeerderen met de overeengekomen rente.
2.1.4.
[geïntimeerde] heeft [appellant] op 8 juni 2011 vergeefs gesommeerd tot betaling, in gebreke gesteld en aangezegd dat bij niet voldoen aan de sommatie het gehele resterende bedrag van de hoofdsom te vermeerderen met de rente opeisbaar zou worden.

3.Beoordeling

3.1
In dit geding vordert [geïntimeerde] veroordeling van [appellant], uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 25.000,-- met wettelijke rente en kosten. De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen. Tegen dat oordeel richt zich het hoger beroep van [appellant]. Het hof begrijpt dat hij geen beroep heeft willen instellen tegen het in deze zaak gewezen tussenvonnis, omdat hij daartegen geen grief heeft gericht.
3.2
Met zijn eerste grief richt [appellant] zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat niet is bewezen dat [geïntimeerde] zich schuldig heeft gemaakt aan bedreigingen, gokkasten in het café onbruikbaar heeft laten maken en deze niet heeft laten herstellen, waardoor hij niet meer in staat was zijn schuld aan [geïntimeerde] af te lossen. Hij voert in dat verband aan, onder verwijzing naar een brief van de politie van 15 augustus 2011, dat de bedreigingen evident zijn en nog altijd onderwerp van onderzoek door politie en/of justitie.
3.3
Het hof oordeelt als volgt. [appellant] heeft in eerste aanleg zijn aangifte van 6 augustus 2011 in het geding gebracht waaruit blijkt dat hij aangifte heeft gedaan van bedreiging door [geïntimeerde]. Het hof laat (de ernst van) deze bedreiging (waarvan de aannemelijkheid overigens aan twijfel onderhevig is, nu de aangifte niet wordt ondersteund door verklaringen van derden en [geïntimeerde] wel andersluidende verklaringen van derden in het geding heeft gebracht) in het midden, omdat [appellant] onvoldoende concrete feiten heeft gesteld waaruit volgt dat de beweerde bedreiging het hem feitelijk onmogelijk heeft gemaakt om zijn betalingsverplichtingen na te komen, dan wel dat (en waarom) deze bedreiging hem de bevoegdheid heeft gegeven om zijn verplichtingen op te schorten of hem van die verplichtingen heeft bevrijd. Het hof gaat daarom aan dit betoog als onvoldoende concreet toegelicht voorbij.
3.4
[appellant] heeft voorts aangevoerd dat [geïntimeerde] het hem onmogelijk zou hebben gemaakt geld te verdienen met de exploitatie van gokkasten en daarmee zijn schuld af te betalen. In dat verband verwijst [appellant] naar een brief van hem aan [geïntimeerde] gedateerd 14 september 2011, die [appellant] als productie in het geding heeft gebracht. In die brief deelt [appellant] [geïntimeerde] mee dat een speelautomaat in zijn café al een week kapot is en vraagt hij wanneer [geïntimeerde] een monteur naar hem toestuurt. Tevens schrijft [appellant] daarin dat hij eigenlijk wel 2 nieuwe automaten wil hebben omdat de automaten die bij hem staan constant kapot gaan. Uit deze brief kan het hof niet afleiden dat het onbruikbaar zijn van de automaten aan [geïntimeerde] te wijten is, zodat Dogans stelling reeds op die grond onvoldoende concreet is toegelicht. Datzelfde geldt voor het betoog dat [geïntimeerde] niets meer deed aan de gokkasten. In dat verband geldt bovendien dat [appellant] in hoger beroep niet meer heeft gereageerd op de brieven d.d. 13 augustus 2011 en 26 september 2011 van [plaats], die [geïntimeerde] (ter bestrijding van het verweer van [appellant]) in eerste aanleg in het geding heeft gebracht. Dat had wel op zijn weg gelegen nu uit deze brieven volgt, dat het de monteurs in [appellant]’s café door [appellant] of zijn medewerkers bij herhaling werd verboden om storingen aan de automaten te verhelpen.
3.5
Voor zover [appellant] met het overleggen van de verklaring van Psyq heeft willen aanvoeren dat zijn psychische gesteldheid hem heeft belemmerd zijn schuld aan [geïntimeerde] te voldoen, heeft hij die stelling onvoldoende concreet betrokken.
3.6
Dat, ten slotte, een door [appellant] op 29 juli 2011 via GWK Travelex gedane contante betaling aan [geïntimeerde] is teruggekomen, volstaat op zichzelf genomen niet ter onderbouwing van [appellant]’s betoog dat [geïntimeerde] [appellant]’s betalingen heeft gedwarsboomd.
3.7
Hetgeen [appellant] overigens nog naar voren heeft gebracht kan niet tot een ander oordeel leiden. De eerste grief faalt.
3.8
Gelet op het hiervoor gegeven oordeel dat [appellant] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, komt het hof aan bewijslevering niet toe. Grief 2, die zich tegen het passeren van zijn bewijsaanbod richt, faalt daarmee eveneens.
3.9
Nu de grieven falen zal het vonnis waarvan beroep worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel.

4.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in appel:
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 666,00 aan verschotten en € 894,00 voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, J.C. Toorman en R.J.Q. Klomp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2013.