ECLI:NL:GHAMS:2013:2779
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot verklaring voor recht inzake ongeldig derdenbeslag door SVB
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van [appellant] tegen de Sociale Verzekeringsbank (SVB). [appellant] had in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd dat het op 23 mei 2006 door W.F. Klercq onder SVB gelegde executoriaal derdenbeslag ongeldig was, omdat het beslagexploot niet op het juiste kantoor van de SVB was betekend. De rechtbank Amsterdam had deze vordering op 25 juli 2012 afgewezen, met de overweging dat de niet-naleving van de betekeningseisen niet automatisch leidt tot nietigheid, tenzij de benadeelde partij onredelijk is benadeeld. De rechtbank oordeelde dat SVB niet onredelijk benadeeld was door de betekening in Nijmegen.
In hoger beroep heeft [appellant] twee grieven ingediend. De eerste grief betrof de geldigheid van de betekening van het beslagexploot, waarbij [appellant] stelde dat hij hierdoor lange tijd onbekend was met het beslag en bepaalde wettelijke bevoegdheden niet kon uitoefenen. Het hof verwierp deze grief, omdat de wettelijke regeling niet voorziet in schadevergoeding voor de beslagene, maar enkel voor de derde beslagene, in dit geval SVB. De tweede grief betrof de stelling dat de beschikkingen op grond waarvan het beslag was gelegd niet geldig aan hem waren betekend. Ook deze grief werd verworpen, omdat het hof oordeelde dat het niet aan SVB was om de geldigheid van de betekening te toetsen.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep. De kosten werden vastgesteld op € 683 aan verschotten en € 894 voor salaris, met bijkomende nakosten. Het arrest werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.