Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
in het principale appelhet vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen en
in het incidentele appelhet vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw recht doende,
avoor recht zal verklaren dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde] door [appellanten] kennelijk onredelijk is,
bbedoelde bedrag vanaf 1 augustus 2009, althans vanaf een zodanige datum als het hof juist acht, tot de dag van algehele voldoening,
2.De feiten
3.De beoordeling
(vii) Aan [geïntimeerde] is, gelet op de lengte van zijn dienstverband, gedurende acht maanden suppletie uitgekeerd.
grief 3 in het principale appelfaalt.
grief 4 in het principale appelevenmin slaagt.
grief 6, grief 7 en grief 8 in het principale appelfalen, dat
grief 1 in het principale appeleveneens tevergeefs is voorgesteld en dat
grief 5 in het principale appelbuiten bespreking kan blijven.
grief 2 in het principale appel, wat er zij van de gegrondheid ervan, geen verdere bespreking behoeft. Daarnaast geldt als uitgangspunt dat óók bij de bepaling van het bedrag aan schadevergoeding dat op grond van de gebleken kennelijke onredelijkheid van het ontslag billijk is te achten, na het einde van de dienstbetrekking intredende omstandigheden buiten beschouwing dienen te worden gelaten behoudens voor zover daaruit aanwijzingen zijn te putten voor hetgeen uiterlijk op het tijdstip van ingang van het ontslag kon worden verwacht met betrekking tot de gevolgen van het ontslag voor de werknemer. Hiervan uitgaande oordeelt het hof als volgt.
grief 9 in het principale appelalsmede de
grief in het incidentele appelfalen. Eenzelfde conclusie moet worden getrokken met betrekking tot
grief 10 in het principale appel, omdat uit de toelichting op deze grief niet blijkt welke rechtsregel de kantonrechter zou hebben geschonden. Voor zover [appellanten] hebben beoogd daaraan nog een algemene grief toe te voegen, strandt ook deze grief, die immers geen zelfstandige betekenis heeft.