In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van een overeenkomst tot verkoop van aanmerkelijkbelangaandelen. De belanghebbende, aangeduid als [X], had in 2007 aandelen in [A B.V.] verkocht aan [X] Beleggingsmaatschappij B.V. voor een bedrag van € 1.088.095. Echter, in 2012 heeft [X] de transactie vernietigd op grond van wederzijdse dwaling, waarbij de wederpartij heeft berust in deze vernietiging. Het Hof oordeelt dat de vernietiging civielrechtelijk terugwerkende kracht heeft tot het moment van de verkoop, maar dat dit niet betekent dat de belastingheffing over de gerealiseerde winst uit aanmerkelijk belang niet plaatsvindt. De inspecteur had de winst uit aanmerkelijk belang vastgesteld op € 1.083.558, wat het Hof bevestigt. Het Hof stelt dat de vernietiging van de overeenkomst pas in het jaar van de vernietiging kan leiden tot een verlies uit aanmerkelijk belang, en dat de belastingheffing over de winst uit aanmerkelijk belang in het jaar van vervreemding blijft staan. De rechtbank had eerder het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, en het Hof onderschrijft deze beslissing. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.