In deze tuchtrechtelijke procedure tegen een notaris, die zijn ambt uitoefende in Arnhem-Leeuwarden, zijn bedenkingen ingediend door de voorzitter van de kamer van toezicht over de notarissen. De zaak betreft de verkoop van een woning die deel uitmaakte van de nalatenschap van een overleden erflaatster. De notaris heeft de erfgenaam geadviseerd om een makelaar in te schakelen voor de verkoop, maar de erfgenaam heeft dit advies genegeerd en de woning zelf verkocht voor een aanzienlijk lagere prijs dan de marktwaarde. De notaris heeft vervolgens de akte van levering gepasseerd, maar de opeenvolgende verkopen van de woning vertoonden een opmerkelijke waardestijging, wat leidde tot verdenkingen van witwaspraktijken. Het hof oordeelt dat de notaris niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is voor het negeren van zijn advies door de erfgenaam, maar dat hij zich kwetsbaar heeft gemaakt door niet adequaat te reageren op een aanbod van een makelaar om hem een bedrag van € 40.000 te betalen. Dit heeft geleid tot een schorsing van zes maanden in de uitoefening van zijn ambt. De kamer voor het notariaat heeft de bedenkingen van de voorzitter gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de notaris is niet schuldig bevonden aan het opzettelijk indienen van een onjuiste successieaangifte. De maatregel van schorsing is opgelegd vanwege de schending van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de notaris, wat het vertrouwen in het notariaat ernstig heeft aangetast.