In deze zaak heeft de verzoeker, die gedetineerd is, op 20 november 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters van het gerechtshof Amsterdam. Dit verzoek volgde op een eerdere beslissing van het hof op 12 november 2013, waarin het verzoek van de verzoeker tot schorsing van zijn voorlopige hechtenis was afgewezen. De verzoeker stelde dat de strafkamer zich niet hield aan de eigen beslissing van 12 november, omdat de laptop die hem ter beschikking was gesteld niet functioneerde en niet binnen de gestelde termijn was geleverd. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 28 november 2013 heeft de raadsvrouw van de verzoeker betoogd dat de strafkamer de schijn van partijdigheid heeft gewekt door het openbaar ministerie extra tijd te geven om aan de opdracht van het hof te voldoen. De wrakingskamer heeft overwogen dat de rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen zwaarwegende aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechters. De beslissing van de strafkamer om het verzoek tot schorsing aan te houden, werd niet als onbegrijpelijk beschouwd. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de beslissing van de rechters niet dermate onbegrijpelijk was dat deze alleen door vooringenomenheid kon zijn ingegeven. De beschikking is uitgesproken op 3 december 2013.