Uitspraak
_______________________________________________________________________ _ _
1.Het geding in hoger beroep
2.De stukken van het geding
3.De feiten
4.Het standpunt van klager
5.Het standpunt van de notaris
6.De beoordeling
7.De beslissing
K 29.12 van:
raadsman: mr. J.Z. Moree,
kantoorhoudende te Wateringen, gemeente Westland.
Verloop van de procedure.
Vervolgens heeft de voorzitter van de kamer de behandeling gesloten en bepaald dat op 16 oktober 2012 een beschikking zal volgen.
Relevante vaststaande feiten.
We hebben het over een gepasseerde akte uit 1998. Het is knap dat U zich precies weet te herinneren wat er toen exact is gezegd (…). Mij lukt dat niet. Ik weet wél op welke wijze ik akten passeer en de inhoud daarvan tijdens het passeren doorneem en gelegenheid geef voor het stellen van vragen en naar aanleiding van die vragen adviseer. Mochten partijen het op dat moment anders willen dan in de te passeren voorliggende akte staat vermeld, dan wordt de akte ofwel ter plaatse aangepast, danwel – indien het echt niet anders kan – wordt er een nieuwe passeerafspraak gemaakt. (…) Een ding is zeker: Ik kan nooit gezegd hebben dat huwelijkse voorwaarden met een periodiek verrekenbeding het meest in de buurt komen van koude uitsluiting, omdat dat nergens op slaat. (…)”.
Bij het indienen van een klacht tegen een notaris geldt het volgende: De klacht dient te worden ingediend binnen drie jaren na de dag waarop U heeft kennisgenomen van het volgens U laakbare handelen of nalaten. U geeft in Uw e-mail van 17 december 2011 aan dat na 4 jaar de LTB voor het eerst de verrekening heeft gedaan en dat U het er toen ook niet mee eens was. Dat moet dus zijn geweest in het jaar 2002/2003. U zult daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Ik meld U dit om elkaar over en weer energie te besparen. (…)”.
Inhoud van de klacht.
a. Klager verwijt de notaris dat hij hem voorafgaande aan, dan wel bij gelegenheid van, het passeren van de akte onjuist, dan wel onvolledig heeft geïnformeerd en/of daarbij niet de vereiste zorgvuldigheid heeft betracht.
b. Klager verwijt de notaris voorts dat hij onjuist heeft gehandeld in reactie op zijn klacht.
c. Ten slotte verwijt klager de notaris dat hij hem weigert inzage te geven in het dossier.
Het standpunt van klager.
Het standpunt van de notaris.
De notaris heeft betwist dat hij klager overigens onjuist heeft geïnformeerd. Hij is van mening dat hij klager niet aan zijn lot heeft overgelaten en dat hij snel en adequaat heeft gereageerd op de vragen van klager. Hij heeft hieraan toegevoegd dat hij klager meerdere malen, zowel mondeling als schriftelijk heeft gewezen op de mogelijkheid een klacht tegen hem in te dienen.
De beoordeling.
Gelet op de verschillende lezingen van klager en de notaris over de inhoud van de bespreking op 30 oktober 1998 voorafgaande aan het passeren van de akte is niet komen vast te staan wat de inhoud van die bespreking is geweest en dus ook niet dat de notaris zich tijdens die bespreking op zodanige wijze heeft uitgelaten dat klager daaruit slechts heeft kunnen begrijpen dat koude uitsluiting niet mogelijk was en dat het noodzakelijk was een verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden op te nemen. De enkele opmerking van de notaris dat het opnemen van koude uitsluiting maatschappelijk niet verantwoord is, is daarvoor onvoldoende. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat die opmerking ook gemaakt kan zijn met het oog op de belangen van de partner van klager. Klager kon hieruit evenwel niet afleiden dat de voorliggende variant - uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen met een verrekenbeding – in zijn geval echt de enige mogelijkheid was. Evenmin is komen vast te staan dat de notaris klager niet zou hebben gewezen op de gevolgen van het niet uitvoeren van het verrekenbeding. Dit klachtonderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard.
Het staat vast dat de notaris met de door hem in het e-mailbericht van 6 december 2011 aangehaalde arresten van de Hoge Raad (zie 2.f) zijn stelling dat koude uitsluiting maatschappelijk onaanvaardbaar is, heeft willen onderbouwen. De notaris heeft daarbij bedoelde arresten onjuist, althans onvolledig en suggestief weergegeven. Ter zitting heeft de notaris erkend dat zijn interpretatie van de arresten te wensen overlaat. Uit de inhoud van het e-mailbericht leidt de kamer af dat het bericht er toe strekte klager te ontmoedigen om nadere actie tegen de notaris te ondernemen. Dit geldt ook voor het e-mailbericht van 9 maart 2012 (zie 2.h). Ook daarin heeft de notaris zijn standpunt ten aanzien van de ontvankelijkheid van een eventuele klacht van klager met te grote stelligheid gepresenteerd, kennelijk met de bedoeling klager van een klacht tegen de notaris af te houden. Van een redelijk handelend notaris mag in een dergelijk geval worden verwacht dat hij ten minste duidelijk maakt dat de kamer anders kan oordelen, zoals zij in dit geval ook heeft gedaan. Deze beide wijzen van handelen van de notaris zijn, elk afzonderlijk alsook in samenhang bezien, een notaris onwaardig. Dit klachtonderdeel zal daarom gegrond worden verklaard. De stelling van klager dat de notaris hem niet adequaat heeft geïnformeerd over de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de kamer vindt geen steun in de feiten, nu als onweersproken vaststaat dat de notaris klager in ieder geval al op 11 januari 2012 op de klachtmogelijkheid heeft gewezen.
Met klager is de kamer van oordeel dat de notaris ten onrechte weigert inzage te verstrekken in het dossier. Het betoog van de notaris dat het in strijd is met zijn geheimhoudingsplicht jegens de ex-echtgenote van klager om klager inzage te verschaffen in het dossier, mist juridische grondslag, aangezien het dossier in de relatie tussen klager en zijn ex-echtgenote (slechts) van belang is voor de uitleg van de overeengekomen huwelijkse voorwaarden. Alleen al hierom had de notaris klager inzage moeten verstrekken in het dossier. Gelet op het beroep op zijn geheimhoudingsplicht geeft het vervolgens geen pas dat de notaris zich in de onderhavige klachtprocedure zelf wel enkele malen heeft gebaseerd op de inhoud van het dossier, namelijk in het sub 2.f vermelde e-mailbericht en ter zitting. Klager is niet in staat om de beweringen van de notaris op dit punt te verifiëren. Aldus is er sprake van een door de notaris gecreëerde ongelijkwaardige positie van klager ten opzichte van de notaris. Ook dit klachtonderdeel zal gegrond worden verklaard.