Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Het oordeel van de rechtbank
(…)
-3.3.3. Bij Verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2000, Pb L 311, is (onder meer) artikel 220, lid 2, letter b, CDW gewijzigd door toevoeging van een viertal alinea’s die betrekking hebben op de afgifte in derde landen van onjuiste certificaten die dienen tot vaststelling van de preferentiële status van goederen. In zijn arrest van 9 maart 2006, Beemsterboer Coldstore Services BV, C-293/04, Douanerechtspraak 2007/56, heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen voor recht verklaard dat artikel 220, lid 2, letter b, CDW, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2700/2000, van toepassing is op een douaneschuld die is ontstaan en is nagevorderd vóór de inwerkingtreding van laatstgenoemde verordening. Ingevolge de (nieuwe) tweede alinea van deze bepaling wordt de afgifte van een onjuist certificaat door een instantie van een derde land aangemerkt als een vergissing in de zin van de eerste alinea, die redelijkerwijze niet kon worden ontdekt. Het is buiten redelijke twijfel dat hiermee wordt gedoeld op gevallen waarin de autoriteiten van het derde land certificaten van oorsprong hebben afgegeven met vermelding van het eigen land als land van oorsprong waarvoor het preferentiële tarief van toepassing is maar die autoriteiten de juistheid van die oorsprong achteraf ontkennen dan wel niet (kunnen) bevestigen, en niet op gevallen als het onderhavige geval waarin de autoriteiten van het derde land (het land van uitvoer) certificaten van oorsprong hebben afgegeven waarop een ander land is vermeld dan het eigen land waarvoor het preferentiële tarief van toepassing is. In dit geval was de vergissing van de autoriteiten van het land van uitvoer zonder meer kenbaar en redelijkerwijze te ontdekken. De eventuele ingewikkeldheid van de in het Protocol voorziene preferentiële regeling doet hieraan niet af en evenmin de omstandigheid dat de Israëlische instanties gedurende een reeks van maanden onjuiste certificaten hebben afgetekend.”
4.Geschil in hoger beroep
5.Standpunten van partijen
6.Relevante verdragsbepalingen
7.Bepalingen van de GN
Automobielen voor goederenvervoer
- dumpers ontworpen voor gebruik in het terrein
vrachtauto’s(bijvoorbeeld met open laadvloer, met zijschotten en huif, met gesloten laadruimte);
bestelwagensvan alle soorten;
verhuiswagens; kiepers;tankwagens (ook indien uitgerust met pompen); koelwagens en
isothermische wagens;vrachtauto’s met twee of meer boven elkaar geplaatste laadvlakken voor het vervoer van bijvoorbeeld zuren in mandflessen of butaangas in flessen; vrachtauto’s met laagliggend laadvlak en oprit voor het transport van zwaar materieel (gevechtswagens, hef- en graafmachines, elektrische transformatoren, enz.); vrachtauto’s speciaal ingericht voor het transport van vers aangemaakte beton, andere dan vrachtauto-betonmolens als bedoeld bij post 87.05; vuilniswagens, ook indien met inrichtingen voor het inladen, om de lading op te stuwen, te bevochtigen, enz.
dumpers, zijnde sterkgebouwde vrachtauto’s van een speciaal type, meestal met kiepbak – soms met zelfopenende bodem – voor grondverzet of het transport van materialen.
dumpersbedoeld bij onderverdeling 8704.10 zijn in het algemeen van andere voertuigen voor goederenvervoer (in het bijzonder van vrachtwagens met kiepbak) te onderscheiden door de volgende kenmerken: