MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
de buitenlandse vennootschap VARDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED,
gevestigd te Dublin, Ierland,
APPELLANTE,
advocaat: mr. P.C.M. Ouwens, te Spijkenisse,
[ GEÏNTIMEERDE ],
wonend te [ A ],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. J.E. Stokx, te Amstelveen.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna Varde en [ Geïntimeerde ] genoemd.
Varde heeft drie grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd, bewijs aangeboden en producties in het geding gebracht met conclusie dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van Varde alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [ Geïntimeerde ] in de kosten van beide instanties.
Vervolgens heeft [ Geïntimeerde ] geantwoord, bewijs aangeboden en een productie in het geding gebracht met conclusie dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van Varde in de kosten van het hoger beroep.
Daarna heeft Varde een akte met een productie genomen, waarop [ Geïntimeerde ] bij antwoordakte met producties heeft gereageerd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de desbe¬treffende memorie.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2, 2.1 tot en met 2.9, een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daaromtrent bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
4.1 Tussen partijen staat, als enerzijds gesteld en ander¬zijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weer¬sproken, het volgende vast.
4.1.1 Op of omstreeks 2 februari 2001 heeft [ Geïntimeerde ] met een rechtsvoorgangster van Dexia Bank Nederland N.V. (hierna: Dexia) een leaseovereenkomst met de naam Capital Effect Maandbetaling 20 jaar (hierna: Capital Effect) gesloten met een looptijd van 240 maanden. Krachtens die lease¬overeenkomst is voor rekening en risico van [ Geïntimeerde ] voor een bedrag van € 4.342,50 aan aandelen gekocht, welk bedrag door [ Geïntimeerde ] van Dexia werd geleend. [ Geïntimeerde ] diende gedurende de looptijd van de leaseovereenkomst maandelijks rente en aflossing te voldoen ten bedrage van € 46,31. Capital Effect is een zogenoemd aflosproduct.
Op of omstreeks 2 oktober 2001 heeft [ Geïntimeerde ] met een rechts¬voorgangster van Dexia een leaseovereenkomst met de naam Triple Effect Maandbetaling gesloten (hierna: Triple Effect) met een looptijd van 36 maanden. Krachtens die leaseovereenkomst is voor rekening en risico van [ Geïntimeerde ] voor een bedrag van € 7.705,17 aan aandelen gekocht, welk bedrag door [ Geïntimeerde ] van Dexia werd geleend. [ Geïntimeerde ] diende gedurende de looptijd van de lease¬overeenkomst maandelijks € 44,91 aan rente te betalen. Triple Effect is een zogenoemd restschuldproduct. De twee leaseovereen¬komsten worden hierna gezamenlijk aangeduid als: de leaseover¬eenkomsten.
4.1.2 De leaseovereenkomsten zijn geëindigd met een restschuld, die [ Geïntimeerde ] onbetaald heeft gelaten.
4.1.3 Op 1 juni 2003 heeft [ Geïntimeerde ] het “Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod” (hierna: het aanmeldingsformulier) ondertekend. Door die ondertekening is [ Geïntimeerde ] de “Overeenkomst Dexia Aanbod” aangegaan.
4.1.4 Bij beschikking van 25 januari 2007 (LJN AZ7033) heeft dit hof op de voet van artikel 7:907, eerste lid, BW een overeenkomst tussen Dexia en anderen verbindend verklaard (hierna: de WCAM-overeenkomst) voor de kring van gerechtigden als bedoeld in artikel 2 van de WCAM-overeenkomst. De WCAM-overeenkomst bevat een regeling voor de afwikkeling van schade ontstaan uit effec¬tenleaseovereenkomsten. Kopenhol heeft niet op de voet van artikel 7:908 lid 2 BW een opt-outverklaring uitgebracht.
4.1.5 De echtgenote heeft bij verklaring van 29 juni 2009 de leaseovereenkomsten vernietigd.
4.1.6 Dexia heeft haar vordering(en) op [ Geïntimeerde ] aan Varde overgedragen.
4.2 Varde heeft [ Geïntimeerde ] gedagvaard en, kort samengevat, gevor¬derd [ Geïntimeerde ] te veroordelen tot betaling van in hoofdsom € 5.046,57 met nevenvorderingen. De kantonrechter heeft de vorde¬ringen van Varde afgewezen. De kantonrechter is ervan uitgegaan dat [ Geïntimeerde ] door ondertekening van het aanmel¬dingsformulier met Dexia een vaststellingsovereenkomst (hierna: de vaststellings¬overeenkomst) is aangegaan. De vaststel¬lingsovereenkomst laat naar het oordeel van de kantonrechter onverlet de bevoegdheid van de echtgenote van [ Geïntimeerde ] tot vernietiging van de leaseover¬eenkomsten, omdat zij geen partij is bij de vaststel¬lings¬over¬eenkomst. De vaststellingsovereenkomst heeft volgens de kan¬ton¬rechter bovendien tot gevolg dat het uitzonderingsgeval van artikel 2.2 onder f. van de WCAM-overeenkomst zich voordoet, zodat [ Geïntimeerde ] en zijn echtgenote niet gebonden zijn aan de WCAM-overeenkomst en mitsdien ook de WCAM-overeenkomst niet in de weg staat aan een vernietiging door de echtgenote van de leaseover¬eenkomsten. De kantonrechter heeft vervolgens het verweer van [ Geïntimeerde ] dat zijn echtgenote door de verklaring van 29 juni 2009 de leaseovereenkomsten heeft vernietigd gehonoreerd en geoordeeld dat de vordering van Varde daarop afstuit.
4.3 Met grief I betwist Varde bij gebrek aan wetenschap dat [ Geïntimeerde ] ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomsten gehuwd was met mevrouw [ X ], zodat een beroep op de vernietigbaarheid van de leaseovereenkomsten wegens het ontbreken van de in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming geen effect heeft gehad.
4.4 [ Geïntimeerde ] heeft als productie 1 bij memorie van antwoord een ‘marriage certificate’ in het geding gebracht, waarin staat dat [ Geïntimeerde ] op [ datum ] in Israel is gehuwd met [ X ]. Uit het uittreksel uit de Gemeentelijke basis¬administratie dat Varde als productie 4 bij akte in hoger beroep in het geding heeft gebracht, volgt dat [ Geïntimeerde ] op [ datum ] was gehuwd. In het licht van het voorgaande heeft Dexia onvol¬doende betwist dat [ Geïntimeerde ] ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomsten was gehuwd. Aan de betwisting van Varde dat de echtgenote van [ Geïntimeerde ] ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomsten haar gewone verblijfplaats in Nederland had, gaat het hof als onvoldoende toegelicht voorbij.
4.5 Voorts stelt Varde in het kader van grief I dat de echtgenote van [ Geïntimeerde ] de leaseovereenkomst Triple Effect heeft meege¬tekend. [ Geïntimeerde ] betwist gemotiveerd dat de onder de lease¬overeenkomst geplaatste ‘krabbel’ afkomstig is van zijn echt¬genote [ X ]. Gelet op deze betwisting is niet komen vast te staan dat [ X ] toestemming heeft verleend voor het aangaan van de lease¬overeenkomst Triple Effect. Nu Dexia ter zake geen bewijs heeft aangeboden is voor bewijslevering geen plaats.
4.6 Varde stelt zich tevens op het standpunt dat het beroep op de vernietigbaarheid van de leaseovereenkomsten wegens het ontbreken van de in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming afstuit op de nadien tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst. Dienaangaande geldt het volgende.
4.7 Op grond van artikel 1:88 lid 1 sub d BW was voor het aangaan van de leaseovereenkomsten, die moeten worden aangemerkt als overeenkomsten van huurkoop, de schriftelijke toestemming van [ X ], de echtgenote van [ Geïntimeerde ] vereist. Op grond van artikel 1:89 lid 1 kan [ X ] als echtgenote zonder wier toestemming de leaseovereenkomsten zijn gesloten, deze vernietigen.
4.8 [ Geïntimeerde ] heeft het aanmeldingsformulier ondertekend en is daarmee de Overeenkomst Dexia Aanbod, de vaststellings¬overeen¬komst, aangegaan. [ Geïntimeerde ] heeft in artikel 5.1 van de vaststel¬lingsover¬een¬komst afstand gedaan van alle gepre¬tendeerde rechten (met inbegrip van maar niet beperkt tot enig recht op schade¬vergoeding of vernietiging) uit hoofde van of verband houdende met de lease¬overeenkomsten.
4.9 Blijkens de tekst op het aanmeldingsformulier gaat de echt¬geno(o)t(e) die het aanmeldingsformulier mede-ondertekent met Dexia de vaststellingsovereenkomst aan, voor zover deze overeen¬komst blijkens de bepalingen daarvan op hem/haar van toepassing is in zijn/haar hoedanigheid van echtgeno(o)t(e). [ X ] heeft het aanmeldingsformulier niet mede-ondertekend. Na de onderteke¬ning door [ Geïntimeerde ] van de vaststellingsovereenkomst heeft [ X ] bij verklaring van 29 juni 2009 de lease¬overeenkomsten buiten¬gerechtelijk vernietigd.
4.10 De vraag die daarmee voorligt is of [ X ], nadat [ Geïntimeerde ] de vaststellingsovereenkomst met Dexia is aangegaan, nog bevoegd was de leaseovereenkomsten op grond van artikel 1:88 lid 1 onder d BW buitengerechtelijk te vernietigen. Bij de beantwoording van de vraag stelt het hof voorop dat de ratio van artikel 1:88 BW is echtgenoten in hun onderlinge verhouding, dus ten opzichte van elkaar, te beschermen. Nu [ X ] de vaststellingsover¬eenkomst niet met Dexia is aangegaan, heeft zij jegens Dexia geen afstand gedaan van genoemde vernietigingsbevoegdheid. Dat [ X ] op een andere wijze jegens Dexia afstand van die bevoegdheid heeft gedaan, is gesteld noch gebleken. De stellingen van Varde bevatten voorts onvoldoende aanknopingspunt om te oordelen dat [ Geïntimeerde ] als bevoegde vertegenwoordiger van [ X ] afstand heeft gedaan van haar vernietigingsbevoegdheid. Die stellingen bevat¬ten al evenmin een toereikend aanknopingspunt voor de gevolg¬trekking dat Dexia mocht menen dat [ Geïntimeerde ] bevoegd was om namens [ X ] afstand te doen van haar vernietigingsbevoegdheid. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat [ Geïntimeerde ], omdat bedoelde bevoegdheid tot vernietiging niet aan [ Geïntimeerde ] als afnemer, maar alleen aan [ X ] als zijn echtgenote toekomt, geen afstand heeft kunnen doen van die niet aan hem ten dienste staande vernietigingsbevoegd¬heid. Een andere uitleg valt niet te rijmen met de strekking van artikel 1:88 BW de andere echtgenoot te beschermen tegen het zonder zijn toestemming aangaan van de daarin bedoelde rechtshandelingen. Uit het voorgaand volgt dat [ X ] bevoegd is gebleven de leaseovereenkomsten op grond van artikel 1:88 lid 1 onder d BW te vernietigen.
4.11 Als gevolg van het feit dat [ X ] de vaststellings¬over¬eenkomst niet met Dexia is aangegaan, is zij bevoegd gebleven de leaseovereenkomsten door een buitengerechtelijke verklaring te vernietigen en is over de rechtsgeldigheid van die leaseovereen¬komsten tussen Dexia en [ Geïntimeerde ] onzekerheid blijven bestaan in de zin van artikel 7:900 lid 1 BW. Deze onzekerheid, die dus is blijven bestaan als gevolg van het feit dat alleen [ Geïntimeerde ] de vaststellingsovereenkomst heeft geaccepteerd en [ X ] bevoegd bleef de leaseovereenkomsten te vernietigen, was vatbaar voor beëindiging door de WCAM-overeenkomst. Zowel [ Geïntimeerde ] als [ X ] moet daarom als gerechtigde onder de WCAM-overeenkomst worden aangemerkt. Vaststaat dat [ Geïntimeerde ] zich niet op de voet van artikel 7:908 lid 2 BW aan de verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst heeft ontrokken, zodat hij aan de WCAM-overeenkomst is gebonden. Het hof verwijst wat dit betreft naar zijn uitspraak van 11 oktober 2011 (LJN BU6767). Ook Varde is als rechtop¬volgster van Dexia aan de WCAM-overeenkomst gebonden. Daarvan uitgaande kan in het midden blijven of de rechtsvordering tot vernietiging van de leaseovereenkomsten al dan niet is verjaard.
4.12 Uit het voorgaande volgt dat grief I faalt. Voor zover Varde met grief II - uiterst subsidiair - betoogt dat [ Geïntimeerde ] en [ X ] gebonden zijn aan de WCAM-overeenkomst slaagt de grief. Anders dan Varde lijkt te veronderstellen is [ Geïntimeerde ] ook gebonden aan de WCAM-overeenkomst, indien de rechtsvordering tot vernietiging van de leaseovereenkomsten reeds was verjaard toen [ X ] daarop bij brief van 29 juni 2009 een beroep deed. Uit het onder 4.11 overwogene volgt dat voor de gebondenheid aan de WCAM-overeenkomst beslissend is dat [ X ] bevoegd is gebleven de leaseovereenkomsten te vernietigen ongeacht of die bevoegdheid al dan niet was verjaard.
4.13 [ Geïntimeerde ] voert in dat verband nog aan dat destijds op de website van Dexia stond vermeld: “Cliënten die het Dexia Aanbod hebben geaccepteerd, hebben reeds een schikking met Dexia getroffen. Een onderdeel van deze schikking is dat zij afstand van recht hebben gedaan. De regeling die deze cliënten met Dexia hebben getroffen, is definitief. Zij konden dus geen opt-out verklaring indienen”. Als gevolg van die mededeling heeft [ Geïntimeerde ] geen mogelijkheid gehad om een opt-outverklaring in te dienen. Indien hem duidelijk zou zijn gemaakt dat de situatie zou kunnen bestaan dat hij achteraf alsnog onder de Duisenberg-regeling zou vallen, had hij de mogelijkheid gehad de opt-out verklaring in te dienen. Deze mogelijkheid is hem onthou¬den/ontzegd en dat dient als onrechtmatig te worden bestempeld, aldus nog steeds [ Geïntimeerde ]. Het hof volgt hem niet in dat standpunt. Het enkele feit dat de mededeling van Dexia niet ziet op de situatie dat de echtgeno(o)t(e) van de cliënt het Dexia Aanbod niet heeft meegetekend, heeft niet tot gevolg dat [ Geïntimeerde ] en zijn echtgenote geen gerechtigden onder de WCAM-overeenkomst zijn. Feiten die dat anders maken zijn onvoldoende gesteld of gebleken.
4.14 Uit het vorenstaande volgt dat [ Geïntimeerde ] en [ X ] zijn aan te merken als gerechtigden onder de WCAM-overeenkomst. Nu [ Geïntimeerde ] en [ X ] zich niet op de voet van artikel 7:908 lid 2 BW aan de verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst hebben onttrokken, zijn zij aan de WCAM-overeenkomst gebonden. Tenge¬volge van die gebondenheid zijn de door [ Geïntimeerde ] in eerste aanleg gevoerde verweren, wat daar verder van zij, niet relevant.
4.15 Uit de artikelen 4 e.v. van de WCAM-overeenkomst volgt dat in geval van een restschuldproduct als Triple Effect een ver¬goeding van (afgerond) 67% van de restschuld wordt toegekend en in geval van een aflosproduct als Capital Effect geen vergoeding wordt toegekend. Indien Dexia binnen drie jaar en zes maanden na de aanvangsdatum van een effectenlease¬overeenkomst een brief heeft ontvangen, waarin een beroep wordt gedaan op de vernieti¬gingsgrond als bedoeld in artikel 1:89 lid 1 jo. artikel 1:88 lid 1 onder d BW is bij beide type leaseovereenkomsten de toegekende vergoeding gelijk aan 100% van de restschuld. [ X ] heeft eerst op 29 juni 2009 een beroep gedaan op bedoelde vernietigingsgrond, zodat die situatie zich hier niet voordoet.
4.16 Geen van partijen heeft de eindafrekening van de Triple Effect in het geding gebracht aan de hand waarvan berekend moet worden welk bedrag Varde op grond van de WCAM-overeenkomst aan [ Geïntimeerde ] moet vergoeden. Ook de eindafrekening van de Capital Effect is niet in het geding gebracht. Het hof zal Varde in de gelegenheid stellen alsnog bij akte de twee eindafrekeningen in het geding te brengen met per leaseovereenkomst de berekening welk bedrag aan restschuld [ Geïntimeerde ] aan Varde moet betalen en vanaf welke datum [ Geïntimeerde ] volgens Varde de wettelijke rente is verschuldigd. [ Geïntimeerde ] mag daarop bij akte reageren.
4.17 Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.
5. Beslissing
Verwijst de zaak naar de rol van 19 februari 2013 voor het door Dexia nemen van de onder 4.16 genoemde akte;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.P. van Achterberg, J.C.W. Rang en J.W. Hoekzema en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 22 januari 2013 door de rolraadsheer.