ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ6961

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.088.984/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleaseovereenkomst en vernietiging door echtgenoot zonder toestemming

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, waarin de vorderingen van de echtgenoot van een klant, die niet had ingestemd met een effectenleaseovereenkomst, zijn toegewezen. De echtgenote had de leaseovereenkomst buitengerechtelijk vernietigd op grond van artikel 1:89 BW, dat vereist dat de echtgenoot toestemming geeft voor het aangaan van dergelijke overeenkomsten. Dexia betoogde dat de echtgenoot geen recht had om de vernietiging in te roepen, omdat de echtgenote een vaststellingsovereenkomst had ondertekend, maar het hof oordeelde dat de echtgenoot, als partij die niet had ingestemd, wel degelijk bevoegd was om de vernietiging in te roepen. Het hof bevestigde dat de leaseovereenkomst rechtsgeldig was vernietigd en dat Dexia verplicht was om de door de echtgenote betaalde bedragen terug te betalen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde Dexia in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEXIA NEDERLAND B.V. (voorheen Dexia Bank Nederland N.V.),
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTE,
advocaat: mr. R.M. Hermans te Amsterdam,
t e g e n
[ GEÏNTIMEERDE ],
wonend te [ woonplaats ],
GEÏNTIMEERDE,
niet verschenen.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna Dexia en [ Geïntimeerde ] genoemd.
Bij dagvaarding van 9 juni 2011 is Dexia in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 9 maart 20011, in deze zaak onder zaak-/rolnummer 1031589/DX EXPL 09-138 gewezen tussen [ Geïntimeerde ] als eiser en Dexia als gedaagde.
Op 21 juni 2011 is tegen [ Geïntimeerde ] verstek verleend.
Dexia heeft twee grieven tegen het bestreden vonnis gefor¬muleerd, een productie in het geding gebracht en geconcludeerd het bestreden vonnis te vernietigen en de vorderingen van [ Geïntimeerde ] alsnog af te wijzen en [ Geïntimeerde ] te veroordelen tot terugbe¬taling van hetgeen door Dexia op grond van het bestreden vonnis is betaald, met veroordeling van [ Geïntimeerde ] in de kosten van beide instanties, een en ander voor zover mogelijk uit¬voerbaar bij voorraad.
Ten slotte heeft Dexia arrest gevraagd.
2. Grieven
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de desbe¬treffende memorie.
3. Feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2, 2.1 tot en met 2.9, een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daaromtrent bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
4. Beoordeling
4.1 Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.1.1 Op of omstreeks 27 april 2000 heeft [ X ], de echtgenote van [ Geïntimeerde ], (hierna: [ echtgenote ]) met een rechtsvoorgangster van Dexia een effectenleaseovereenkomst met de naam WinstVerDriedubbelaar (hierna: de leaseovereenkomst) gesloten met een looptijd van 36 maanden. Krachtens de lease¬overeenkomst is voor rekening en risico van [ echtgenote ] voor een bedrag van € 23.500,29 aan aandelen gekocht, welk bedrag door haar van de rechtsvoorgangster van Dexia werd geleend. [ echtgenote ] diende gedurende de looptijd van de leaseover¬eenkomst rente¬termijnen te voldoen en aan het einde van de looptijd in twee termijnen het aankoopbedrag van de aandelen. De leaseovereenkomst is een zogenoemd restschuldproduct.
4.1.2 Per 28 april 2003 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld. Volgens de eindafrekening was [ echtgenote ] nog € 13.560.23 aan Dexia verschuldigd.
4.1.3 Op 9 juli 2003 heeft [ echtgenote ] het “Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod” (hierna: het aanmeldingsformulier) ondertekend. Door die ondertekening is [ echtgenote ] met Dexia de “Overeenkomst Dexia Aanbod” aangegaan.
4.1.4 Bij brief van 18 april 2006 heeft [ Geïntimeerde ] met een beroep op artikel 1:89 BW de leaseovereenkomst buitengerechtelijk ver¬nietigd en terugbetaling gevorderd van alle door [ echtgenote ] betaalde termijnen binnen een termijn van 14 dagen.
4.2 [ Geïntimeerde ] heeft Dexia gedagvaard en, kort samengevat, gevor¬derd voor recht te verklaren dat de leaseovereenkomst buiten¬gerechtelijk is vernietigd en Dexia te veroordelen tot (terug)be¬taling van al hetgeen in het kader van de leaseovereenkomst is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente alsmede tot het ongedaan maken van de registratie van [ echtgenote ] bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel, met veroordeling van Dexia in de werkelijke proceskosten. De kantonrechter heeft de vorderingen van [ Geïntimeerde ] grotendeels toegewezen.
4.3 Met grief 1 richt Dexia zit tegen het oordeel van de kanton¬rechter dat [ Geïntimeerde ] gebruik kan maken van de vernieti¬gingsbevoegdheid van artikel 1:89 BW, dat de leaseovereenkomst rechtsgeldig is vernietigd en dat Dexia gehouden zou zijn om de bedragen die [ echtgenote ] aan haar heeft betaald te restitueren. Dexia betoogt dat, anders dan de kantonrechter heeft aangenomen, de aanvaarding van het Dexia Aanbod en het ten gevolge daarvan opnemen van de renteloze lening door [ echtgenote ] wel degelijk meebrengt dat de vorderingen van [ Geïntimeerde ] moeten worden afgewezen. Dienaangaande geldt het volgende.
4.4 Op grond van artikel 1:88 lid 1 sub d BW was voor het aangaan van de leaseovereenkomst, die moet worden aangemerkt als een overeenkomst van huurkoop, de schriftelijke toestemming van [ Geïntimeerde ] vereist. Op grond van artikel 1:89 lid 1 kan [ Geïntimeerde ] als echtgenoot zonder wiens toestemming de leaseover¬eenkomst is gesloten, de leaseovereenkomst vernietigen.
4.5 [ echtgenote ] heeft het aanmeldingsformulier ondertekend en is daarmee de Overeenkomst Dexia Aanbod, een vaststellingsover¬eenkomst, aangegaan. [ echtgenote ] heeft in artikel 5.1.2 van de vaststellingsovereenkomst afstand gedaan van alle gepretendeerde rechten (met inbegrip van maar niet beperkt tot enig recht op schadevergoeding of vernietiging) uit hoofde van of verband houdende met de lease¬overeenkomst.
4.6 Blijkens de tekst op het aanmeldingsformulier gaat de echt¬geno(o)t(e) die het aanmeldingsformulier mede-ondertekent met Dexia de vaststellingsovereenkomst aan, voor zover deze overeen¬komst blijkens de bepalingen daarvan op hem/haar van toepassing is in zijn/haar hoedanigheid van echtgeno(o)t(e). [ Geïntimeerde ] heeft het aanmeldingsformulier niet mede-ondertekend. Na de ondertekening door [ echtgenote ] heeft [ Geïntimeerde ] bij brief van 18 april 2006 de leaseovereenkomst buitengerechtelijk vernietigd.
4.7 De vraag die daarmee voor ligt is of [ Geïntimeerde ], nadat [ echtgenote ] de vaststellingsovereenkomst met Dexia is aangegaan, nog bevoegd was de leaseovereenkomst op grond van artikel 1:88 lid 1 onder d BW buitengerechtelijk te vernietigen. Bij de beantwoording van die vraag stelt het hof voorop dat de ratio van artikel 1:88 BW is echtgenoten in hun onderlinge verhouding, dus ten opzichte van elkaar, te beschermen. Nu [ Geïntimeerde ] de vaststellingsover¬eenkomst niet met Dexia is aangegaan, heeft hij jegens Dexia geen afstand gedaan van genoemde vernietigings¬bevoegdheid. Dat [ Geïntimeerde ] op een andere wijze jegens Dexia afstand van die bevoegdheid heeft gedaan, is gesteld noch gebleken. De stellingen van Dexia bevatten voorts onvoldoende aanknopingspunt om te oordelen dat [ echtgenote ] als bevoegde vertegenwoordiger van [ Geïntimeerde ] afstand heeft gedaan van diens vernietigingsbevoegdheid. Die stellingen bevat¬ten al evenmin een toereikend aanknopingspunt voor de gevolg¬trekking dat Dexia mocht menen dat [ echtgenote ] bevoegd was om namens [ Geïntimeerde ] afstand te doen van diens vernietigingsbevoegdheid. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat [ echtgenote ], omdat bedoelde bevoegd¬heid tot vernietiging niet aan [ echtgenote ] als afnemer, maar alleen aan [ Geïntimeerde ] als haar echtgenoot toekomt, geen afstand heeft kunnen doen van die niet aan haar ten dienste staande vernietigingsbevoegd¬heid. Een andere uitleg valt niet te rijmen met de strekking van artikel 1:88 BW de andere echtgenoot te beschermen tegen het zonder zijn toestemming aangaan van de daarin bedoelde rechtshandelingen.
4.8 Het hof volgt Dexia niet in haar uitleg van artikel 5.1.2 van de Overeenkomst Dexia Aanbod. Dexia stelt dat [ echtgenote ] in genoemd artikel verklaart dat zij ter zake van de effecten¬leaseovereenkomst afstand doet van alle door of namens haar of te harer behoeve door derden jegens Dexia gepretendeerde rechten. In samenhang met artikel 5.1.4 waarin [ echtgenote ] verklaart dat zij over de bevoegdheden beschikt om de in artikel 5.1.2 genoemde verklaringen effectief te kunnen afleggen, leest Dexia daarin dat [ echtgenote ] ervoor in staat dat ook [ Geïntimeerde ], die in dit verband als derde heeft te gelden, geen beroep op vernietiging meer zal doen. Dexia ziet er echter aan voorbij dat [ Geïntimeerde ] op grond van artikel 1:89 BW een eigen vernietigingsrecht heeft dat hij niet door of namens of ten behoeve van [ echtgenote ] uitoefent en dat derhalve niet onder de zinsnede ‘door of namens haar of te harer behoeve door derden’ valt. Daarom kan de verklaring van [ echtgenote ] niet worden opgevat als een garantie van [ echtgenote ] dat [ Geïntimeerde ] afstand heeft gedaan van zijn vernietigingsbevoegdheid.
4.9 De vernietiging van de leaseovereenkomst heeft de rechts¬grond doen ontvallen aan hetgeen [ echtgenote ] ter voldoening daaraan heeft betaald, zodat [ Geïntimeerde ] krachtens het bepaalde in artikel 6:203 BW juncto artikel 1:89 lid 5 BW gerechtigd is die bedragen als onverschuldigd betaald van Dexia terug te vorderen.
4.10 Dexia betoogt dat omdat de Overeenkomst Dexia Aanbod in stand blijft, een beroep op vernietiging van de leaseovereenkomst [ Geïntimeerde ] niet kan baten. Ten eerste heeft de Overeenkomst Dexia Aanbod te gelden als een (nieuwe) grondslag voor de betalingen door [ echtgenote ] die [ Geïntimeerde ] in deze procedure terugvordert. Ten tweede geldt dat zelfs als [ Geïntimeerde ] de afspraken tussen Dexia en [ echtgenote ] in de Overeenkomst Dexia Aanbod in beginsel niet tegen zich zou hoeven te laten gelden, [ echtgenote ] dan garanties heeft geschonden en schadeplich¬tig is jegens Dexia, zodat Dexia kan verrekenen.
4.11 Met betrekking tot het eerste punt betoogt Dexia dat, doordat de Overeenkomst Dexia Aanbod niet door een eventuele vernietiging van de leaseovereenkomst wordt aangetast, de beta¬lingsverplichtingen van [ echtgenote ] ook niet worden aangetast. Bijgevolg kan er geen beroep op de onverschuldigdheid van de reeds door [ echtgenote ] gedane betalingen worden gedaan.
4.12 Het hof oordeelt als volgt. Met het bedrag van de renteloze lening heeft [ echtgenote ] de restschuld van € 13.560,23 betaald. Op deze renteloze lening heeft [ echtgenote ] gedurende enige tijd maandelijks afgelost, in totaal een bedrag van € 1.120,03 (zie memorie van grieven onder 9). Als gevolg van de vernieti¬ging van de leaseover¬eenkomst, moet Dexia het bedrag van de restschuld dat met het bedrag van de lening is betaald - € 13.560,23 - als onverschuldigd betaald aan [ Geïntimeerde ] terugbetalen. [ echtgenote ] heeft de renteloze lening gedeeltelijk, voor een bedrag van € 1.120,03, afgelost en zij moet nog een bedrag van € 12.440,20 aflossen. Het door Dexia uit hoofde van de restschuld terug te betalen bedrag kan tot een bedrag van € 12.440,20 worden verrekend met het nog door [ echtgenote ] af te lossen bedrag van € 12.440,20, zodat Dexia uit hoofde van de restschuld per saldo nog € 1.120,03, het bedrag dat [ Geïntimeerde ] uit dien hoofde vordert en de kantonrechter heeft toegewezen, moet (terug)betalen. Ook als met Dexia zou worden aangenomen dat de vernietiging van de leaseovereenkomst geen gevolgen heeft voor de Overeenkomst Dexia Aanbod, ziet Dexia eraan voorbij dat [ Geïntimeerde ] geen vordering instelt tot restitutie van de aflossingen op de renteloze lening maar een vordering tot restitutie van de restschuld, waarbij hij de met de renteloze lening betaalde restschuld verrekent met de resterende schuld uit hoofde van de renteloze lening.
4.13 Voorts betoogt Dexia dat [ echtgenote ] door de aanvaarding van de Overeenkomst Dexia Aanbod (onder meer) afstand heeft gedaan van de vordering uit onver¬schuldigde betaling. Omdat [ echtgenote ] geen vordering uit onverschuldigde betaling kan instellen, kan [ Geïntimeerde ] dat ook niet doen, ondanks het feit dat hij op grond van artikel 1:89 lid 5 BW bevoegd is die vordering in te stellen. Iedere andere uitkomst zou tot het onaanvaardbare resultaat leiden dat [ echtgenote ], die volgens Dexia gehuwd is in algehele gemeenschap van goederen, alsnog haar huwelijksvermogen ziet toenemen met de opbrengst van de vordering uit onverschuldigde betaling, waarvan zij afstand heeft gedaan, aldus nog steeds Dexia.
4.14 Het betoog van Dexia gaat niet op. Dat [ echtgenote ], indien zij in algehele gemeenschap van goederen is gehuwd, haar huwelijks¬vermogen zou zien toenemen indien de vordering van [ Geïntimeerde ] uit onverschuldigde betaling op Dexia wordt toegewezen, laat onverlet dat [ Geïntimeerde ] een eigen vordering uit onverschuldigde betaling op Dexia heeft, ongeacht het huwelijksgoederenregime dat tussen zijn echtgenote en hem van toepassing is en ongeacht of [ echtgenote ] jegens Dexia afstand van de vordering uit onverschuldigde betaling heeft gedaan.
4.15 Indien de vordering van [ Geïntimeerde ] tot terugbetaling van de door [ echtgenote ] gedane betalingen onder de leaseovereenkomst voor toewijzing in aanmerking komt, beroept Dexia zich op haar recht tot verrekening van haar schuld met haar vordering op [ echtgenote ] uit hoofde van door haar geschonden garanties.
4.16 Hiervoor onder 4.8 heeft het hof reeds overwogen dat [ Geïntimeerde ] op grond van artikel 1:89 BW een eigen vernietigings¬recht heeft, dat hij niet door of namens of ten behoeve van [ echtgenote ] uitoefent, zodat de verklaring van [ echtgenote ] in artikel 5.1.2 van de Overeenkomst Dexia Aanbod niet kan worden opgevat als een garantie van [ echtgenote ] dat [ Geïntimeerde ] afstand heeft gedaan van zijn vernietigingsbevoegdheid. Reeds op die grond wordt niet toegekomen aan het beroep op verrekening.
4.17 Uit het vorenstaande volgt dat grief 1 faalt. Grief 2, die voortbouwt op grief 1, behoeft geen behandeling.
5. Slotsom en kosten
Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd. Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De kosten worden op nihil gesteld.
6. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis dat de recht¬bank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam op 9 maart 2011 tussen partijen heeft gewezen onder zaak-/rolnummer 1031589 DX EXPL 09-138;
veroordeelt Dexia in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van [ Geïntimeerde ] gevallen, op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, M.P. van Achterberg en M.M.M. Tillema en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 12 februari 2013 door de rolraadsheer.