ECLI:NL:GHAMS:2014:1404

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
200.136.273/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van klacht tegen notaris

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in 's-Hertogenbosch. Klager, die zijn klacht tegen de notaris had ingediend, werd niet-ontvankelijk verklaard. Klager had op 29 oktober 2013 hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, die betrekking had op een klacht die hij op 24 april 2013 had ingediend. De klacht betrof het vermeende nalaten van de notaris om onderzoek te doen naar de afwikkeling van de nalatenschap van klagers vader bij het opmaken van het testament van zijn moeder. Het hof heeft vastgesteld dat klager in maart 2010 al kennis had genomen van het testament en dat zijn klacht na de vervaltermijn van drie jaar was ingediend, zoals bepaald in artikel 99 lid 15 van de Wet op het notarisambt (Wna). Klager voerde aan dat hij pas op 5 november 2012 tijdens een comparitiezitting had vernomen dat de notaris het bedoelde onderzoek niet had uitgevoerd. Het hof oordeelde echter dat klager niet voldoende had toegelicht welke aspecten van de afwikkeling van de nalatenschap de notaris had moeten onderzoeken en hoe dit onderzoek de inhoud van het testament zou hebben beïnvloed. Hierdoor ontbrak het klager aan belang bij zijn klacht, wat leidde tot zijn niet-ontvankelijkheid. Het hof bekrachtigde de beslissing van de kamer en wees de aanvullende onderdelen van de klacht van klager af, omdat het hof alleen de zaak in de oorspronkelijke context kon beoordelen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op dezelfde datum.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.136.273/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2013/39
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 22 april 2014
inzake
[klager],
met woonplaats te [woonplaats],
appellant,
tegen
[notaris]
notaris te[vestigingsplaats],
geïntimeerde.

1.Geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant (hierna: klager) is bij een op 29 oktober 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de (aan deze beslissing gehechte) beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 21 oktober 2013, waarbij klager niet-ontvankelijk is verklaard in zijn klacht tegen de notaris.
1.2.
De notaris heeft geen verweerschrift ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 3 april 2014. Klager is verschenen en heeft het woord gevoerd aan de hand van een pleitnotitie.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Klacht

Klager heeft in zijn klacht van 24 april 2013 de notaris in hoofdzaak verweten dat deze bij het opmaken van het testament van zijn moeder geen onderzoek heeft gedaan naar de afwikkeling van de nalatenschap van zijn toen reeds overleden vader.

4.Verweer

De notaris heeft geen verweer gevoerd.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft klager niet ontvangen in zijn klacht omdat klager in maart 2010 kennis heeft genomen van het testament en de klacht is ingediend na het verstrijken van de vervaltermijn van drie jaren, zoals bedoeld in artikel 99 lid 15 Wna. Klager heeft aangevoerd dat hij voor het eerst op 5 november 2012 ter gelegenheid van een comparitiezitting heeft vernomen dat de notaris het door hem bedoelde onderzoek niet heeft gedaan.
5.2.
Daargelaten of de notaris in de concrete omstandigheden van dit geval verplicht was een onderzoek te doen naar de afwikkeling van de nalatenschap van klagers vader, heeft klager niet (voldoende) concreet toegelicht naar welke aspecten van de afwikkeling van de nalatenschap de notaris onderzoek had moeten doen en in welk opzicht onderzoek had moeten leiden tot een andere inhoud van het testament van zijn moeder. Klager heeft dan ook onvoldoende aangevoerd om aan te nemen dat het verweten nalaten zijn belangen heeft geschaad, zodat hij belang mist bij zijn klacht. Klager is reeds daarom niet-ontvankelijk in zijn klacht.
5.3.
De onderdelen waarmee klager zijn klacht in hoger beroep heeft aangevuld, moeten buiten behandeling blijven omdat het hof alleen de zaak, zoals die in eerste aanleg aan de orde is geweest, opnieuw in volle omvang beoordeelt.
5.4.
Hetgeen verder nog naar voren is gebracht, kan onbesproken blijven omdat het niet kan leiden tot een andere beslissing.

6.Beslissing

Het hof bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, A.M.A. Verscheure en A.A. van Berge en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 22 april 2014 door de rolraadsheer.