ECLI:NL:GHAMS:2014:1632

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
8 mei 2014
Zaaknummer
200.087.445/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot tegenbewijs in leaseovereenkomst en verwerping van verrekening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant], die eerder als gedaagde in conventie en eiser in voorwaardelijke reconventie was opgetreden tegen LeasePlan Nederland N.V. De zaak betreft een leaseovereenkomst die op 11 juni 2008 werd gesloten tussen [appellant] en LeasePlan voor een Fiat 500. LeasePlan vorderde betaling van een achterstand van € 6.101,51, terwijl [appellant] zich beriep op de vernietiging van de algemene voorwaarden en verrekening met een tegenvordering. De kantonrechter had in eerdere vonnissen de vordering van LeasePlan toegewezen en het beroep van [appellant] op verrekening verworpen.

In hoger beroep heeft [appellant] de grieven gericht tegen de oordelen van de kantonrechter, met name over de vernietiging van de algemene voorwaarden. Het hof heeft vastgesteld dat de overeenkomst via internet tot stand is gekomen en dat [appellant] de algemene voorwaarden op de internetsite van LeasePlan heeft geaccordeerd. Het hof heeft [appellant] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen deze stelling. Tevens heeft het hof overwogen dat, ongeacht de uitkomst van het bewijs, het beroep op verrekening van [appellant] verworpen wordt, omdat hij geen grieven heeft gericht tegen de beoordeling van zijn tegenvordering door de kantonrechter.

Het hof heeft partijen in overweging gegeven de zaak in der minne te regelen, gezien de tijd en kosten die gemoeid zijn met getuigenverhoren. De beslissing om getuigen te horen is aangehouden, en het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot na de bewijslevering.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer: 200.087.445/01
zaak/rolnummer rechtbank Amsterdam: 1134607 CV EXPL 10-8893
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 mei 2014
inzake
[APPELLANT],(voorheen) handelend onder de naam
[X],
wonend te Lanaken (België),
appellant,
advocaat: mr. S.C. Blommendaal te Maastricht,
t e g e n
de naamloze vennootschap
LEASEPLAN NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. S.K. Setz te Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en LeasePlan genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 31 maart 2011, hersteld bij exploot van 9 mei 2011, in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (verder: de kantonrechter) van 23 april 2010 en 25 februari 2011, onder bovenstaand zaak- en rolnummer gewezen tussen hem als gedaagde in conventie/ eiser in voorwaardelijke reconventie en LeasePlan als eiseres in conventie/verweerster in voorwaardelijke reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met een productie;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis van 25 februari 2011, voor zover in conventie gewezen, zal vernietigen en, (in zoverre) opnieuw rechtdoende, kort gezegd, de vordering van LeasePlan alsnog geheel zal afwijzen, met veroordeling van LeasePlan in de kosten van het geding in beide instanties.
LeasePlan heeft geconcludeerd tot, kort gezegd, bekrachtiging van het bestreden vonnis van 25 februari 2011, met veroordeling van [appellant] in de kosten van - begrijpt het hof - het hoger beroep.
Partijen hebben in hoger beroep bewijs aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in bestreden vonnis van 25 februari 2011 (verder ook: het vonnis), onder 1.1 tot en met 1.10, een aantal feiten vastgesteld. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
( a) LeasePlan heeft op 11 juni 2008 met [appellant], die daarbij handelde als/namens zijn eenmanszaak Bienvenue Uitzendbureau, een “Mantelovereenkomst Operationele Lease” gesloten met betrekking tot een personenauto van het merk Fiat 500 met kenteken [kenteken] (verder: de overeenkomst). Artikel 1 van de overeenkomst luidt, voor zover van belang:
“3. Op deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden (…) van LeasePlan van toepassing, zoals geaccordeerd door Cliënt([appellant]; hof)
op onze internetsite (…)”
Bij brief van 1 juli 2008 heeft LeasePlan [appellant] een kopie van de getekende overeenkomst en de algemene voorwaarden toegezonden.
( b) Na eerdere perikelen tussen partijen heeft LeasePlan [appellant] bij brief van 6 oktober 2009 gesommeerd tot betaling binnen vijf dagen van een betalingsachterstand van € 1.452,99. Omdat [appellant] dat niet heeft gedaan, heeft LeasePlan bij brief van 13 oktober 2009 onder verwijzing naar artikel 5 lid 6 van de algemene voorwaarden de overeenkomst beëindigd en [appellant] verzocht de auto vóór 16 oktober 2009 in te leveren. [appellant] heeft aan dat verzoek niet voldaan.
( c) Blijkens het daarvan opgemaakt proces-verbaal zijn partijen ter zitting van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 25 november 2009 het volgende overeengekomen:
“Partijen komen overeen dat [appellant] de Fiat 500 met papieren en sleutels maandag 30 november 2009 voor 17.00 uur zal afleveren (…). De rest van hun geschil zullen partijen aan de bodemrechter voorleggen.”
[appellant] is deze afspraak nagekomen.
3.2.
In de eerste aanleg van dit geding vorderde LeasePlan in conventie de betaling door [appellant] van een bedrag van € 6.101,51 in hoofdsom wegens niet voldane facturen, waarvan een met datum 9 januari 2010 ter grootte van € 3.349,85 (productie 11.1 bij inleidende dagvaarding) ten titel van de in artikel 5 lid 7 van de algemene voorwaarden bedoelde vergoeding in verband met voortijdige beëindiging van het leasecontract (verder: de beëindigingsvergoeding). Tevens vorderde LeasePlan een rente van 1,5% per maand over die hoofdsom alsmede een bedrag van € 915,22 (15% over de hoofdsom) wegens buitengerechtelijke kosten, een en ander op grond van artikel 21 lid 3 respectievelijk lid 5 van de algemene voorwaarden. [appellant] heeft tegen de vorderingen verweer gevoerd. In dat kader heeft hij de toepasselijke algemene voorwaarden vernietigd op de grond dat LeasePlan hem niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden daarvan kennis te nemen als bedoeld in artikel 6:233 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Tevens heeft [appellant] zich beroepen op verrekening met een tegenvordering van € 1.524,51 wegens reparatiekosten (€ 502,51), parkeerkosten (€ 480,=) en door LeasePlan in rekening gebracht eigen risico (€ 542,=). In dat kader heeft hij subsidiair (namelijk voor het geval de vernietiging van de algemene voorwaarden op grond van art. 6:233 aanhef en sub b BW niet zou worden aanvaard) artikel 21 lid 4 van de algemene voorwaarden, dat een verrekeningsverbod bevat, vernietigd op grond van het bepaalde in art. 6:237 sub g BW. Voorwaardelijk, namelijk voor het geval de kantonrechter het beroep op verrekening niet zou honoreren, vorderde [appellant] in reconventie de betaling van LeasePlan van voormeld bedrag van € 1.524,51. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter in conventie de door LeasePlan gevorderde hoofdsom van € 6.101,51 met 1,5% rente per maand toegewezen evenals een bedrag van € 833,= aan buitengerechtelijke incassokosten, [appellant] in de proceskosten veroordeeld en het meer of anders gevorderde afgewezen. Omdat in conventie het beroep van [appellant] op verrekening werd verworpen, was de voorwaarde vervuld waaronder [appellant] zijn reconventionele vordering had ingesteld. De kantonrechter wees deze vordering af en veroordeelde [appellant] in de desbetreffende proceskosten.
3.3.
Bij de appeldagvaarding is [appellant] opgekomen tegen het vonnis van 23 april 2010, waarbij een comparitie van partijen werd gelast, en tegen het vonnis van 25 februari 2011, zowel in conventie als in reconventie. Uit de grieven en de conclusie in de memorie van grieven leidt het hof af dat [appellant] het hoger beroep alsnog heeft beperkt tot het vonnis van 25 februari 2011, voor zover in conventie gewezen.
3.4.1.
Grief Ihoudt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het door [appellant] op grond van art. 6:233 aanhef en sub b BW gedane beroep op vernietiging van de algemene voorwaarden geen stand houdt, omdat vaststaat dat de overeenkomst via internet tot stand is gekomen en [appellant] voor het sluiten van de overeenkomst kennis heeft kunnen nemen van de algemene voorwaarden. Volgens [appellant] is de overeenkomst niet via internet tot stand gekomen maar heeft hij het bestelformulier en de overeenkomst per fax van LeasePlan ontvangen nadat tussen partijen een aantal keren telefonisch contact was geweest. De algemene voorwaarden heeft hij pas bij brief van 1 juli 2008 ontvangen, dat is na het sluiten van de overeenkomst en toen hij de Fiat al had. Hij kon, zo stelt hij, de algemene voorwaarden daarom wel op grond van art. 6:233 aanhef en sub b BW vernietigen. Het hof oordeelt als volgt.
3.4.2.
Volgens artikel 1 lid 3 van de mede door [appellant] ondertekende overeenkomst zijn de algemene voorwaarden door [appellant] op de internetsite van LeasePlan geaccordeerd. Omdat de getekende overeenkomst als onderhandse akte in de zin van artikel 156 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet worden aangemerkt, gaat het hof er op grond van art. 157 lid 2 Rv tot op door [appellant] te leveren tegenbewijs van uit dat de inhoud van artikel 1 lid 3 van de overeenkomst juist is. Gelet op het door hem gedane bewijsaanbod, zal [appellant] tot het leveren van tegenbewijs worden toegelaten.
3.4.3.
Als [appellant] het zojuist omschreven bewijsvermoeden niet weet te ontzenuwen, heeft hij digitaal kennis kunnen nemen van de algemene voorwaarden van LeasePlan (en deze ook geaccordeerd) en kon hij deze daarom niet op grond van het bepaalde in art. 6:233 aanhef en sub b BW vernietigen.
3.4.4.
Voor het geval [appellant] dat bewijsvermoeden wel ontzenuwt, overweegt het hof het volgende. Bij memorie van antwoord heeft LeasePlan onder meer gesteld dat zij, voordat zij [appellant] de algemene voorwaarden bij de onder 3.1 (a) genoemde brief van 1 juli 2008 toezond, [appellant] een schriftelijk exemplaar van de overeenkomst heeft toegestuurd met het verzoek deze te ondertekenen. Bij dat stuk had LeasePlan, zo stelt zij, “ten overvloede” ook nog een exemplaar van haar algemene voorwaarden gevoegd. Het hof merkt op dat LeasePlan niet eerder dan bij haar memorie van antwoord heeft gesteld dat zij al vóór de brief van 1 juli 2008 een schriftelijk exemplaar van haar algemene voorwaarden aan [appellant] ter hand had gesteld. Hoewel [appellant] op deze stelling niet meer heeft kunnen reageren, ligt in zijn eerdere stellingen een betwisting van deze stelling besloten en wel omdat hij steeds heeft gesteld dat hij pas bij de brief van 1 juli 2008 kennis heeft gekregen van de algemene voorwaarden van LeasePlan. Omdat LeasePlan van haar onderhavige nieuwe stelling geen bewijs heeft aangeboden, gaat het hof daaraan voorbij. Voor zover LeasePlan bij memorie van antwoord ook nog mocht hebben willen betogen dat zij [appellant] met de toezending van de algemene voorwaarden bij de brief van 1 juli 2008 een redelijke mogelijkheid heeft geboden van haar algemene voorwaarden kennis te nemen, verwerpt het hof die stelling, omdat de overeenkomst op 11 juni 2008 is gesloten en de toezending van de algemene voorwaarden op 1 juli 2008 dus niet voor of bij het sluiten van de overeenkomst is geweest. Waar de kantonrechter in overweging 9 belang hecht aan de brief van 1 juli 2008 en verwijst naar artikel 6:234 lid 1 onder c (oud) BW, doet zij dat kennelijk bij wege van extra argument in de door haar aangenomen situatie dat de overeenkomst via internet tot stand is gekomen, maar niet als zelfstandig argument in het geval de overeenkomst niet via internet tot stand is gekomen.
3.5.
Het door [appellant] gedane beroep op verrekening wordt, ongeacht de resultaten van de hiervoor besproken bewijslevering, verworpen op grond van het feit dat [appellant] geen grieven heeft gericht tegen de voor hem ongunstige beoordeling door de kantonrechter van zijn desbetreffende (tegen)vordering in de overwegingen 19 tot en met 21 van het vonnis in reconventie. Daarmee is komen vast te staan dat [appellant] geen (tegen)vordering op LeasePlan heeft. Tegen de vordering van LeasePlan met betrekking tot de niet betaalde facturen heeft [appellant] - met uitzondering van die ter zake van de beëindigingsvergoeding - geen ander verweer gevoerd dan het beroep op verrekening, reden waarom een bedrag van in hoofdsom (€ 6.101,51 minus € 3.349,85 is) € 2.751,66 terecht is toegewezen. Als de beëindigingsvergoeding, waarover aanstonds meer, eveneens toewijsbaar blijkt te zijn, strandt het door [appellant] gedane beroep op verrekening in zoverre op dezelfde grond. Dit betekent dat
grief II, die slechts is voorgedragen voor het geval grief I wordt verworpen en is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] geen (subsidiair) beroep toekomt op het bepaalde in art. 6:237 aanhef en sub g BW, geen bespreking behoeft.
3.6.
Ook
grief III, die is gericht tegen de toewijzing door de kantonrechter van de beëindigingsvergoeding van € 3.349,85, is slechts voorgedragen voor het geval grief I wordt verworpen. In afwachting van voormelde bewijslevering zal de bespreking van deze grief worden aangehouden behoudens het volgende. LeasePlan heeft zich bij memorie van antwoord op het standpunt gesteld dat [appellant] het bedrag van € 3.349,85 ook verschuldigd is, indien LeasePlan daarop niet op grond van haar algemene voorwaarden aanspraak zou kunnen maken. Alsdan vordert zij dat bedrag namelijk, kort gezegd, als schadevergoeding ten gevolge van de door haar bij de brief van 13 oktober 2009 gedane ontbinding van de overeenkomst wegens wanprestatie van [appellant]. [appellant] heeft op deze stelling nog niet kunnen reageren en zal daartoe na de bewijslevering in de gelegenheid worden gesteld.
3.7.
Gelet op de met getuigenverhoren gemoeide tijd en kosten en het betrekkelijk geringe belang waarover nog moet worden beslist (er is immers al geoordeeld dat een bedrag van € 2.751,66 in hoofdsom terecht is toegewezen), geeft het hof partijen in overweging de zaak alsnog in der minne te regelen.
3.8.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.Beslissing

Het hof:
stelt [appellant] in de gelegenheid om door het horen van getuigen tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat de algemene voorwaarden van LeasePlan door [appellant] op de internetsite van LeasePlan zijn geaccordeerd;
bepaalt dat, indien [appellant] zulks wenst, getuigen zullen worden gehoord en wel door mr. R.J.M. Smit, bij deze tot raadsheercommissaris benoemd, die daartoe op woensdag 2 juli 2014 te 13.30 uur zitting zal houden in een der lokalen van het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam;
bepaalt dat (de advocaten van) partijen, indien zij op voormeld tijdstip verhinderd zijn, daarvan binnen twee weken na heden bericht geven aan de griffie, zulks onder mededeling van de eigen verhinderdata en die van de wederpartij over de maanden augustus, september en oktober 2014;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E. Molenaar, R.J.M. Smit en L.A.J. Dun en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 mei 2014.