ECLI:NL:GHAMS:2014:1684

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
9 mei 2014
Zaaknummer
200.142.146-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voeging van zaken in hoger beroep tussen verzekeraars en SRO

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, hebben de verzekeraars, waaronder Allianz Nederland Schadeverzekering N.V. en AXA Art Versicherung A.G., hoger beroep ingesteld tegen eerdere vonnissen van de rechtbank Midden-Nederland. De verzekeraars hebben op 11 september 2013 de dagvaarding ingediend, waarbij zij in hoger beroep zijn gekomen van vonnissen die op 15 september 2010, 10 november 2010 en 12 juni 2013 zijn gewezen. De zaak betreft een geschil tussen de verzekeraars en SRO, een rechtspersoon die zich bezighoudt met sport, recreatie en onderwijsvoorzieningen, en andere betrokken partijen zoals Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. en D.I. Dak-, Zink- en Loodgieterswerk.

Het Gerechtshof heeft op 6 mei 2014 een tussenarrest gewezen, waarin het hof de voeging van de onderhavige zaak met twee andere aanhangige zaken heeft toegestaan. De verzekeraars hebben aangevoerd dat de zaken verknocht zijn en dat aan de eisen van artikel 222 lid 1 Rv is voldaan. SRO en de andere geïntimeerden hebben geen bezwaar gemaakt tegen de voeging. Het hof heeft de beslissing over de proceskosten aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak en de zaak verwezen naar de rol van 17 juni 2014 voor het nemen van een memorie van grieven door de verzekeraars.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. Dit arrest is een belangrijke stap in de procedure, waarbij de verzekeraars hun standpunten verder kunnen toelichten in de memorie van grieven.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.142.146/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland : C/16/286565/HA ZA 10-1092
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 mei 2014
inzake
1. de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
handelend onder de naam ALLIANZ GLOBAL RISKS NEDERLAND,
gevestigd te Rotterdam,
2. de rechtspersoon naar het recht van Duitsland
AXA ART VERSICHERING A.G.,
gevestigd te Keulen (Duitsland),
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellant sub 3],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellant sub 4],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
5. de rechtspersoon naar het recht van het Verenigd Koninkrijk
HISCOX EUROPE UNDERWRITING LIMITED,
rechtsopvolgster van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HISCOX B.V.,
gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk),
6. de naamloze vennootschap
HDI-GERLING VERZEKERINGSN N.V.,
rechtsopvolgster van Nassau Verzekering Maatschappij N.V.,
gevestigd te Rottersdam,
7. de rechtspersoon naar het recht van het Verenigd Koninkrijk
XL INSURANCE COMPANY PLC.,
voorheen handelend onder de naam XL INSURANCE COMPANY LIMITED,
gevestigd te Amsterdam,
appellanten in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat: mr. Chr.H. van Dijk te Amsterdam,
tegen
1. de naamloze vennootschap
N.V. SPORT, RECREATIE EN ONDERWIJSVOORZIENINGEN,
gevestigd te Amersfoort,
advocaat: mr. H.K.P Ex te Amsterdam,
2.
[geïntimeerde sub 2]
wonend te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A. van Hees te Amsterdam,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident.
Appellanten worden hierna gezamenlijk de verzekeraars genoemd en ieder afzonderlijk Allianz, Axa, [appellant sub 3] , [appellant sub 4] , Hiscox, HDI-Gerling en XL Insurance. Geïntimeerden worden hierna SRO en [geïntimeerde sub 2] .

1.Het geding in hoger beroep

De verzekeraars zijn bij dagvaarding van 11 september 2013 in hoger beroep gekomen van de vonnissen die onder bovengenoemd zaaknummer door - thans - de rechtbank Midden-Nederland, zitting houdend te Utrecht, zijn gewezen op 15 september 2010, 10 november 2010 en 12 juni 2013 tussen de verzekeraars en Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. (hierna: Delta Lloyd) als eiseressen en SRO, [geïntimeerde sub 2] en D.I. Dak-, Zink- en Loodgieterswerk als gedaagden.
Bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, van 29 oktober 2013 met zaaknummer 200.135.780, is de zaak tussen de verzekeraars en SRO en [geïntimeerde sub 2] ter verdere behandeling verwezen naar dit hof.
Partijen hebben de zaak gezamenlijk aangebracht op de rol van dit hof van 11 maart 2014.
De verzekeraars hebben vervolgens op de voet van artikel 222 Rv juncto artikel 353 lid 1 Rv voeging gevorderd van de onderhavige zaak met de tussen SRO als appellante en Delta Lloyd als geïntimeerde bij dit hof aanhangige zaak met zaaknummer 200.143.314/01. Daarnaast hebben de verzekeraars voeging gevorderd van de onderhavige zaak met de tussen [geïntimeerde sub 2] als appellant en Delta Lloyd als geïntimeerde bij dit hof aanhangige zaak met zaaknummer 200.142.140/01, een en ander met veroordeling van SRO en [geïntimeerde sub 2] in de kosten van het incident.
SRO heeft daarop geantwoord en geconcludeerd tot referte, met veroordeling van de verzekeraars in de kosten van het incident.
[geïntimeerde sub 2] heeft tevens geantwoord en geconcludeerd tot referte.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling

in het incident tot voeging
2.1
De verzekeraars hebben voeging gevorderd op de grond dat genoemde zaken verknocht zijn. SRO en [geïntimeerde sub 2] hebben geen bezwaar gemaakt tegen voeging.
2.2
Uit hetgeen de verzekeraars hebben aangevoerd volgt dat aan de eisen van artikel 222 lid 1 Rv wordt voldaan. De zaken zullen derhalve worden gevoegd.
2.3
De beslissing over de kosten zal worden aangehouden. De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor memorie van grieven door de verzekeraars.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident tot voeging:
voegt de onderhavige zaak met de zaken met zaaknummers 200.143.314/01 en 200.142.140/01;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 17 juni 2014 voor het nemen van een memorie van grieven door de verzekeraars;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J. van den Bergh, J.C. Toorman en J.W. Hoekzema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2014.