ECLI:NL:GHAMS:2014:1789

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2014
Publicatiedatum
16 mei 2014
Zaaknummer
200.140.524-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van schorsing van notaris wegens onvoldoende verzekering tegen beroepsaansprakelijkheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schorsing van een notaris. De notaris had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kamer voor het notariaat in Den Haag, die op 18 december 2013 de schorsing van de notaris had bekrachtigd. De schorsing was opgelegd omdat de notaris volgens de kamer onvoldoende verzekerd zou zijn tegen beroepsaansprakelijkheid, zoals vereist door de Wet op het notarisambt en de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011. Het hof heeft vastgesteld dat de notaris op het moment van schorsing weliswaar niet verzekerd was voor bedragen boven één miljoen euro, maar dat hij zich tijdig had aangemeld voor een collectieve excedent beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de schorsing gerechtvaardigd was, aangezien de notaris had gedaan wat in zijn vermogen lag om aan de verzekeringsplicht te voldoen. Het hof vernietigde de beslissing van de kamer en stelde vast dat de schorsing van de notaris was vervallen. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor notarissen om adequaat verzekerd te zijn, maar ook de verantwoordelijkheden van de toezichthoudende instanties in het beoordelen van schorsingsmaatregelen.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.140.524/01 NOT
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 13 mei 2014
inzake
[notaris],
notaris te [plaatsnaam],
appellant,
gemachtigde: mr. A.G.H.M. Ganzeboom, advocaat te Capelle aan den IJssel.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant (hierna: de notaris) is bij een op 17 januari 2014 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 18 december 2013, waarbij de kamer de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de kamer van 20 november 2013 tot schorsing van de notaris op de voet van artikel 106 van de Wet op het notarisambt (Wna) met ingang van 21 november 2013 te 0.00 uur heeft bekrachtigd.
1.2.
Van de zijde van de notaris zijn op 14 februari 2014 een aanvullend beroepschrift en op 26 maart 2014 een brief met nadere producties ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 3 april 2014. De notaris en zijn gemachtigde zijn verschenen. De gemachtigde heeft het standpunt van de notaris nader toegelicht aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. De notaris heeft ter terechtzitting een verklaring voorgelezen, die eveneens aan het hof is overgelegd.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter van de kamer in de beslissing van 20 november 2013 heeft vastgesteld. De notaris heeft tegen deze vaststelling van de feiten geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Op grond van artikel 15 lid 1 Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 (Vbg) moet een notaris voldoende verzekerd zijn tegen vermogensschade als gevolg van aansprakelijkheid, ongeacht uit welken hoofde deze aansprakelijkheid kan ontstaan.
3.2.2.
Artikel 15 lid 2, aanhef en onder a, Vbg bepaalt dat voor de verzekering van het risico van beroepsaansprakelijkheid van de notaris en zijn protocolvoorgangers schaden die lopen tot vijfentwintig miljoen euro moeten zijn gedekt. Deelname aan de verzekering die de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) collectief ten behoeve van de leden sluit en die schaden dekt van een miljoen euro tot vijfentwintig miljoen euro is verplicht op grond van artikel 15 lid 2, aanhef en onder b, Vbg. Een notaris is op grond van artikel 15 lid 2, aanhef en onder c, Vbg voorts gehouden zelf een verzekering af te sluiten die schaden dekt tot een bedrag van een miljoen euro.
3.2.3.
De verplichte deelname aan de collectieve verzekering via de KNB is geëindigd per 1 oktober 2013 als gevolg van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 mei 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA0134), waaruit volgt dat deelname aan de collectieve verzekering van de KNB niet verplicht kan worden gesteld. Vanaf 1 oktober 2013 dient een notaris zelf ook zorg te dragen voor een adequate verzekering tegen beroepsaansprakelijkheid voor schaden van één tot vijfentwintig miljoen euro.
3.2.4.
De KNB heeft haar leden de mogelijkheid geboden om op vrijwillige basis deel te blijven nemen aan een collectieve excedent (aanvullende) beroepsaansprakelijkheids-verzekering die de KNB heeft afgesloten voor schaden van één tot vijfentwintig miljoen euro.
3.2.5.
De notaris heeft zich op 24 en 27 september 2013 bij de KNB aangemeld voor voortzetting van de collectieve excedent beroepsaansprakelijkheidsverzekering nadat hij, zoals hij stelt, medio september 2013 had geconstateerd dat het voor hem niet mogelijk bleek het excedentrisico elders tegen acceptabele voorwaarden te verzekeren. De KNB heeft zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat hij eerst als verzekerde kon worden toegelaten als hij de premieachterstand ad € 12.413 zou hebben betaald. De notaris heeft op 5 november 2013 de premieachterstand aan de KNB voldaan.
3.2.6.
Bij brief van 6 november 2013 heeft het Bureau Financieel Toezicht (BFT) de voorzitter van de kamer voorgesteld ordemaatregelen (als bedoeld in artikel 106 Wna) tegen de notaris te treffen, gegrond op de stelling dat er een ernstig vermoeden bestond dat de notaris onvoldoende verzekerd was tegen het risico van beroepsaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 15 lid 2 Vbg. Op dezelfde grond heeft het BFT op 7 november 2013 bij de kamer een tuchtklacht tegen de notaris ingediend.
3.2.7.
Naar aanleiding van de betaling van de premieachterstand heeft de KNB de notaris op 8 november 2013 een zogenoemde no-claimverklaring toegezonden met de mededeling dat de verzekeraar ondertekening van die verklaring verlangde alvorens te bezien of de notaris alsnog voor de verzekering zou worden geaccepteerd.
3.2.8.
Bij beslissing van 20 november 2013 van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer is de notaris (bij wijze van ordemaatregel) met ingang van 21 november 2013 te 00.00 uur geschorst.
3.2.9.
Op 21 november 2013 ontving de KNB het bericht van de verzekeraar dat de aanvraag van de notaris om deel te nemen aan de collectieve excedent beroepsaansprakelijkheidsverzekering, was geaccepteerd en de KNB heeft dat aan de plaatsvervangend voorzitter meegedeeld. De plaatsvervangend voorzitter heeft vervolgens de schorsing van de notaris, met ingang van 22 november 2013 te 0.00 uur, opgeheven.
3.2.10.
Bij beslissing van 18 december 2013 heeft de kamer de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van 20 november 2013 (op grond van het bepaalde in artikel 106 Wna in verbinding met artikel 27 lid 1, tweede volzin, Wna) bekrachtigd.

4.Het standpunt van de notaris

De notaris voert aan dat de plaatsvervangend voorzitter van de kamer de (ordemaatregel van) schorsing van 20 november 2013 op oneigenlijke gronden heeft opgelegd en dat de kamer deze schorsing bij beslissing van 18 december 2013 ten onrechte heeft bekrachtigd. Hetgeen de notaris ter onderbouwing van zijn klacht heeft aangevoerd, wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

5.De beoordeling

5.1.
Het hof stelt voorop dat in deze zaak niet ter discussie staat dat de notaris zich zelfstandig verzekerd had/heeft tegen beroepsaansprakelijkheid voor bedragen tot één miljoen euro. Evenmin staat ter discussie dat de notaris met ingang van 1 oktober 2013 niet (meer) verzekerd was tegen beroepsaansprakelijkheid voor bedragen van één tot vijfentwintig miljoen euro maar dat hij daartegen alsnog – met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2003 – is verzekerd nadat de verzekeraar hem op 21 november 2013 als verzekerde had geaccepteerd.
5.2.
Op grond van artikel 106 Wna kan de voorzitter van de kamer bij wijze van een ordemaatregel de onmiddellijke schorsing in de uitoefening van het ambt (of een andere voorlopige voorziening) gelasten in geval van:
- een klacht tegen een (toegevoegd/kandidaat-)notaris van zeer ernstige aard;
- die blijkt geeft van kennelijk gevaar voor benadeling van derden;
- waarvan de voorzitter een ernstig vermoeden heeft ten aanzien van de gegrondheid van de klacht of van de benadeling.
5.3.
De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft in haar beslissing van 20 november 2013 (kort weergegeven) onder meer overwogen dat voorshands voldoende was gebleken dat de notaris sinds 1 oktober 2013 niet verzekerd was tegen beroepsaansprakelijkheid voor bedragen van één tot vijfentwintig miljoen euro, dat onduidelijk was of de notaris als verzekerde zou worden geaccepteerd – wat in zijn risicosfeer lag – en dat geen reden bestond de beslistermijn aan te houden gelet op het risico van benadeling van derden. Gelet op het ernstig vermoeden ten aanzien van de gegrondheid van de klacht en/of van de benadeling van derden, heeft de plaatsvervangend voorzitter aanleiding gezien de notaris bij wijze van ordemaatregel te schorsen tot het moment waarop voldoende duidelijkheid bestond dat hij wel (weer) voldeed aan de op hem rustende verzekeringsplicht.
5.4.
Het hof deelt dit oordeel van de voorzitter niet. Voor het hof is onvoldoende komen vast te staan dat het enkele gegeven dat de notaris sinds 1 oktober 2013 niet (meer) verzekerd was tegen beroepsaansprakelijkheid voor schaden boven de één miljoen euro, in dit geval een dusdanig ernstig gevaar voor benadeling van derden opleverde dat ten tijde van de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter het opleggen van een (orde)maatregel van schorsing was gerechtvaardigd.
5.5.
Bij zijn oordeel heeft het hof de volgende feiten en omstandigheden meegewogen:
5.5.1.
Voldoende aannemelijk is dat de notaris op het moment dat hij van zijn eigen verzekeraar bericht kreeg (op of omstreeks 24 september 2013) dat hem geen excedent beroepsaansprakelijkheidsverzekering kon worden aangeboden tegen acceptabele voorwaarden, zich onverwijld heeft aangemeld voor de vrijwillige collectieve excedent beroepsaansprakelijkheidsverzekering van de KNB.
5.5.2. (
Mede) gezien de inhoud van de uitvoerige correspondentie tussen de notaris, de KNB en de kamer heeft de notaris vervolgens gedaan wat in zijn vermogen lag om te bewerkstelligen dat zijn deelname aan de excedent beroepsaansprakelijkheids-verzekering van de KNB alsnog tijdig in orde zou komen.
5.5.3.
Het tijdverloop tussen 5 november 2013 en 20 november 2013 betrof uitsluitend de formele acceptatie van de aanmelding van de notaris door de verzekeraar, waarop de notaris geen invloed had, terwijl er geen reden was om aan te nemen dat de notaris niet door de verzekeraar als verzekerde zou worden geaccepteerd.
5.5.4.
De notaris in de periode vanaf 1 oktober 2013 niet geheel onverzekerd tegen beroepsaansprakelijkheid, aangezien zijn verzekering tegen aanspraken tot één miljoen euro ook in die periode doorliep.
5.5.5.
De notaris heeft desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat zijn praktijk vooral bestaat uit zaken met betrekking tot binnenscheepvaart, ondernemingsrecht en onroerend goed (voor midden- en kleinbedrijf) en familiezaken waarbij het zakelijk risico in het algemeen een bedrag van één miljoen euro niet overstijgt. Het hof heeft geen aanleiding aan de juistheid van deze mededeling te twijfelen.
5.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat de kamer de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter ten onrechte heeft bekrachtigd, zodat de beslissing van de kamer moet worden vernietigd.
5.7.
Hetgeen verder nog naar voren is gebracht, kan onbesproken blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.

6.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing van de kamer van 18 december 2013;
- stelt vast dat de beslissing van de voorzitter van 20 november 2013 tot schorsing van de notaris is vervallen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, A.M.A. Verscheure en A.A. van Berge en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 13 mei 2014 door de rolraadsheer.