Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief II in principaal appelwijst North Sea erop dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat zij de btw die zij in verband met het door[X] B.V. voor de werkzaamheden aan de vloer gefactureerde bedrag heeft moeten betalen, niet kan verrekenen. Zij heeft als verhuurster van woonruimte aan particulieren niet geopteerd voor belaste verhuur.
grieven III tot en met V, VIII, IX en XIII, XIV en XVI in principaal appelbevatten in de kern bezwaren tegen onderdelen van het deskundigenrapport dat de rechtbank aan haar oordeel ten grondslag heeft gelegd en de overwegingen die de rechtbank daaraan heeft gewijd.
grief 2 in incidenteel appelheeft [geïntimeerde] bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de door de rechtbank vastgestelde gebruiksvergoeding omdat het bedrag van € 750,= per maand het gehele pand betreft en daarop geen verdeelsleutel is toegepast.
grief 1 in incidenteel hoger beroepgekeerd tegen rechtsoverweging 2.20 van het bestreden eindvonnis. De rechtbank heeft daarin overwogen dat uit het door [geïntimeerde] in het geding gebrachte bouwkundige rapport van 2 maart 2011 weliswaar volgt dat versteviging van de balklaag van de verdiepingsvloer noodzakelijk was, maar in dat rapport, opgemaakt na de door [geïntimeerde] uitgevoerde werkzaamheden, wordt nog steeds melding gemaakt van een te licht uitgevoerde balklaag en de noodzaak van verzwaring daarvan, zonder dat daarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen gedeelten van de vloer die wel en niet goed zouden zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet kan worden vastgesteld dat North Sea door de werkzaamheden aan de verdiepingsvloer is verrijkt.
grief 4 in incidenteel hoger beroepheeft [geïntimeerde] gesteld dat de rechtbank de investering van North Sea in de betonvloer van € 14.510,= ten onrechte bij de bepaling van de waardevermeerdering in aanmerking heeft genomen (door het bedrag van de waardevermeerdering met dit bedrag te verminderen), omdat [geïntimeerde] dit bedrag reeds aan North Sea heeft betaald door middel van de terugbetaling van een door North Sea ten behoeve van de verbouwing aan hem verstrekte lening van € 45.000,=.
grief X in principaal appel, betreffende de veroordeling van North Sea, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie. Het hof acht een kostencompensatie in conventie passend, nu partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld, waarbij ieder van partijen de helft dient te dragen van de kosten van het deskundigenbericht voor zover in conventie gevallen (oftewel ieder een derde deel van die kosten). Ook in zoverre zal het bestreden eindvonnis worden vernietigd.
Grief XVII in principaal hoger beroep, gericht tegen het passeren door de rechtbank van het bewijsaanbod van North Sea, deelt dat lot, nu zij in eerste aanleg – en in hoger beroep – geen voldoende concrete feiten of omstandigheden heeft gesteld die, indien bewezen, tot een andere beoordeling van het geschil kunnen leiden.