ECLI:NL:GHAMS:2014:3093

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2014
Publicatiedatum
4 augustus 2014
Zaaknummer
200.144.980-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtprocedure tegen notaris inzake onjuiste informatie over notariskosten

In deze tuchtprocedure heeft klaagster de notaris verweten dat hij onduidelijke, onjuiste en misleidende informatie heeft verstrekt over de doorberekening van notariskosten aan de betrokken partijen. De klacht van klaagster was gericht tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in Amsterdam, die op 11 maart 2014 de klacht gegrond had verklaard en de notaris had berispt. De notaris heeft op 7 april 2014 hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de behandeling van de zaak op 10 juli 2014 heeft klaagster, vergezeld van haar echtgenoot, haar standpunt toegelicht aan het hof. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van het geding en de feiten zoals vastgesteld door de kamer. Klaagster had als legitimaris aanspraak gemaakt op een deel van de nalatenschap van haar overleden moeder, maar was door haar broers als erfgenaam uitgesloten. De notaris had de broers geadviseerd en de kosten voor zijn diensten aan hen in rekening gebracht. Klaagster heeft de notaris verweten dat hij haar niet correct had geïnformeerd over de kosten en dat deze ten onrechte aan haar in rekening waren gebracht. Het hof heeft geoordeeld dat de notaris niet onjuist of misleidend heeft gehandeld en dat er geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is vastgesteld. De klacht van klaagster is ongegrond verklaard en de beslissing van de kamer is vernietigd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.144.980/01 NOT
nummer eerste aanleg : 545981/NT 13-47
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 5 augustus 2014
inzake
[naam],
notaris te [gemeente],
appellant,
tegen
[naam],
wonend te [gemeente],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: de notaris) heeft op 7 april 2014 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 11 maart 2014 (ECLI:NL:TNORAMS:2014:13). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klaagster) tegen de notaris gegrond verklaard en aan de notaris de maatregel van berisping opgelegd
.
1.2.
Op 30 april 2014 is een aanvullend beroepschrift ingekomen.
1.3.
Klaagster heeft op 20 mei 2014 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 juli 2014. De notaris, en klaagster, vergezeld van haar echtgenoot, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klaagster aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
Bij brief van 17 januari 2013 is klaagster door haar broers in kennis gesteld van het overlijden van hun moeder, mevrouw [naam] (hierna: erflaatster) en de uitsluiting van klaagster als erfgenaam van erflaatster. Klaagster heeft als legitimaris aanspraak gemaakt op een deel van de nalatenschap van erflaatster. De twee broers van klaagster hebben de notaris benaderd voor het geven van advies ter zake van de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. De notaris heeft de nota voor zijn advieswerkzaamheden aan de broers gezonden, die deze nota hebben voldaan.
Bij e-mail van 29 april 2013 heeft de secretaresse van de notaris aan klaagster bericht: “Naar aanleiding van uw vraag van vrijdag kan ik u mededelen dat de notariskosten voor rekening van uw broers komen”. Een van de broers van klaagster, [naam] (hierna: [X]), heeft vervolgens een gedeelte ten bedrage € 316,87 van de totale nota van de notaris in aftrek gebracht op het bedrag van € 1.026,55 dat klaagster op grond van haar legitieme portie toekwam en het restant van dat bedrag aan klaagster overgemaakt. In een e-mail van 7 juni 2013 heeft [X] aan de notaris meegedeeld:
“Heeft u mijn zuster ook op de hoogte gebracht van uw mededeling aan mij over de aftrekbaarheid van de notariskosten
Ik zal uw telefonische antwoord in mijn mail aan haar gebruiken met de verwijzing dat zij geen geld meer krijgt (…)”.
Uit een e-mail van 26 juni 2013 van [X] aan klaagster blijkt dat [X] de notaris heeft verzocht om de e-mail van de secretaresse aan klaagster (van 29 april 2013) te rectificeren.

4.Het standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de notaris dat hij onduidelijke, onjuiste dan wel misleidende informatie en adviezen inzake de doorberekening van de notariskosten aan de betrokken partijen heeft gegeven.
In verband hiermee verzoekt klaagster de notaris te gelasten klaagster te compenseren voor het bedrag van € 316,87, zijnde het bedrag aan notariskosten dat haar broers met klaagster hebben verrekend.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.De beoordeling

Formele aspecten
6.1.1.
De notaris heeft bezwaren geuit tegen de gang van zaken in eerste aanleg. Door de handelwijze van de kamer is de rechts- en procespositie van de notaris geschonden. Daarnaast kan die handelwijze de toets van artikel 6 van het Europees Verdrag van de Mens (EVRM) niet doorstaan, aldus de notaris.
6.1.2.
Het hof overweegt als volgt. Het eerste bezwaar van de notaris betreft het feit dat de kamer werd voorgezeten door een ander dan hem tevoren was meegedeeld. Aan de notaris kan worden toegegeven dat het correct was geweest indien hij bij de aanvang van de mondelinge behandeling erover was geïnformeerd dat de samenstelling van de kamer anders was dan hem tevoren was meegedeeld. Het feit dat die informatie achterwege is gebleven, betekent echter, anders dan de notaris stelt, niet dat de leden van kamer die de zaak in eerste aanleg heeft behandeld, niet onpartijdig waren. Ook voor het overige is niets aangevoerd dat daarvoor enige aanwijzing oplevert. De notaris heeft ook niet gesteld dat hij een of meer leden van de kamer zou hebben gewraakt als hij voor de zitting op de hoogte was gesteld van de juiste samenstelling van de kamer.
6.1.3.
Dat de kamer op de zitting, waarop de klacht werd behandeld, aan de notaris heeft voorgesteld aan klaagster een brief te schrijven, waarna klaagster zou kunnen besluiten de klacht in te trekken of te handhaven, valt binnen de bevoegdheid van de kamer. Niet kan worden gezegd dat de kamer hiermee de regie van de procedure uit handen heeft gegeven, zoals de notaris heeft betoogd. Het hof is verder van oordeel dat er geen reden is om aan te nemen dat de rechts- en procespositie van de notaris door de handelwijze van de kamer is geschonden. Het is het hof ook niet gebleken dat de kamer niet onpartijdig en/of onafhankelijk heeft gehandeld, zodat geen sprake is van schending van het recht op een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6 EVRM.
6.2.
In een tuchtprocedure als de onderhavige bestaat geen grondslag voor een veroordeling van een van partijen tot betaling van een geldbedrag aan de andere partij. Om die reden zal het hof klaagster niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek de notaris te gelasten om klaagster voor het door haar broers met haar verrekende bedrag aan notariskosten te compenseren.
Inhoudelijke aspecten
6.3.
De notaris heeft op de zitting in hoger beroep verklaard dat hij zich tegen de broers van klaagster niet heeft uitgelaten over de mogelijkheid de notariskosten ten laste van de boedel te brengen en hen hierover ook niet heeft geadviseerd. Ook heeft de notaris, zo heeft hij verklaard, hun niet gezegd dat de notariskosten - gedeeltelijk - bij klaagster in rekening mochten worden gebracht. Met betrekking tot dit laatste heeft de notaris in een telefonisch onderhoud met [X] iets gezegd met de strekking: ‘dat het niet handig was om dat te doen’.
6.4.
Het hof is van oordeel dat op grond van de stukken en hetgeen door partijen verder is aangevoerd niet kan worden vastgesteld dat de notaris klaagster en haar broers onduidelijk, onjuist dan wel misleidend heeft geïnformeerd over de doorberekening van de notariskosten. De e-mail van 7 juni 2013 van [X] aan de notaris, waarin [X] melding maakt van een mededeling van de notaris over de aftrekbaarheid van de notariskosten, is te vaag om tot een ander oordeel te komen. Aannemelijk is dat de door de secretaresse van de notaris in de e-mail van 29 april 2013 aan klaagster gedane mededeling dat de notariskosten voor rekening van de broers van klaagster komen, betrekking heeft op de door de broers van klaagster aan de notaris gegeven opdracht tot het geven van advies ter zake van de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. De notaris heeft klaagster daarvoor ook geen declaratie gezonden.
6.5
Ter zitting in hoger beroep heeft de notaris verklaard dat hij heeft geprobeerd tussen klaagster en haar broers te bemiddelen. Mede in aanmerking genomen deze bemiddelende rol was het naar het oordeel van het hof zorgvuldig geweest als de notaris naar aanleiding van de e-mail van 26 juni 2013 van [X], waarin de notaris wordt verzocht om rectificatie van de mededeling aan klaagster dat de notariskosten voor rekening van de broers komen, klaagster en haar broers had geïnformeerd over de onduidelijkheid die in de praktijk en de literatuur bestaat over het antwoord op de vraag of notariskosten als de onderhavige (deels) ten laste van een legitimaris mogen worden gebracht. Dit geldt temeer nu de notaris ter zitting heeft verklaard dat het hem ‘niet kies leek’ dat de broers het bedrag van zijn declaratie deels aan klaagster in rekening zouden brengen. Het feit dat de notaris dit niet heeft gedaan, levert echter geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op.
6.6.
Op grond van het voorgaande moet de klacht ongegrond worden verklaard. Nu het hof tot een andere beslissing komt dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven en zal deze worden vernietigd.
6.7.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.8.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing en opnieuw rechtdoende:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar verzoek om compensatie voor het door haar broers aan haar in rekening gebrachte bedrag aan notariskosten;
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, A.M.A. Verscheure en G. Kleykamp-van der Ben en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2014 door de rolraadsheer.