Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klager, een lid van een vereniging, op 2 april 2014 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden, die op 4 maart 2014 de klacht van klager tegen de notaris ongegrond had verklaard. Klager verwijt de notaris dat hij de statuten van de vereniging in strijd met de wet heeft opgemaakt, omdat daarin is opgenomen dat aangeslotenen stemrecht hebben in de algemene vergadering, terwijl zij geen leden zijn. Klager heeft ook geklaagd over het niet verstrekken van relevante stukken door de notaris, ondanks herhaald verzoek.
Het hof heeft de zaak behandeld op 10 juli 2014, waarbij zowel klager als de notaris aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat klager geen bezwaar heeft gemaakt tegen de vaststelling van de feiten door de kamer en dat de notaris een verweerschrift heeft ingediend. Klager heeft aanvullende stukken ingediend, maar het hof heeft besloten zich te beperken tot de klachten zoals die in eerste aanleg zijn geformuleerd.
Het hof heeft geoordeeld dat de notaris niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De statuten zijn volgens de wet niet per definitie in strijd met de wet, en de keuze van de notaris om de statutenwijziging bij akte te passeren is verdedigbaar. Wat betreft de klacht over het niet verstrekken van stukken, heeft het hof vastgesteld dat de notaris niet verplicht was om deze stukken aan klager te verstrekken, omdat het niet ging om stukken die onder artikel 49 van de Wet op het notarisambt vallen. Het hof heeft de beslissing van de kamer bevestigd en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn nieuw geformuleerde klacht.