ECLI:NL:GHAMS:2014:3182

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2014
Publicatiedatum
12 augustus 2014
Zaaknummer
200.149.295
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van tussentijdse beëindiging van de schuldsanering wegens gebrekkige communicatie tussen bewindvoerders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van appellante [X]. De rechtbank Noord-Holland had op 13 mei 2014 de schuldsanering van [X] beëindigd, omdat zij nieuwe schulden had laten ontstaan en onvoldoende had gecommuniceerd met haar bewindvoerder. Het hof heeft de zaak behandeld op 1 juli 2014, waarbij [X] werd bijgestaan door haar advocaat mr. N. van Luijk. Tijdens de zitting is gebleken dat er gebrekkige communicatie was tussen de bewindvoerder in de schuldsanering en de beschermingsbewindvoerder, wat heeft geleid tot de beslissing van de rechtbank.

Het hof heeft vastgesteld dat [X] meerdere kansen heeft gehad om haar schuldsanering succesvol af te ronden, maar dat er ook persoonlijke omstandigheden zijn die haar situatie compliceren. [X] heeft verklaard dat haar schulden zijn ontstaan door een huurachterstand die is ontstaan tijdens een periode dat zij bij haar moeder verbleef. Ze heeft nu een regeling getroffen met haar verhuurder en heeft hulp van fondsen gekregen om haar schulden af te lossen. Het hof heeft ook opgemerkt dat [X] ondersteuning krijgt van maatschappelijk werk en een budgetcoach, en dat zij actief bezig is met sollicitaties.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat er geen reden is om de schuldsanering van [X] te beëindigen, ondanks de gebrekkige informatievoorziening. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de voordracht tot beëindiging van de schuldsanering afgewezen. Het hof heeft [X] erop gewezen dat zij nu een bijzondere kans krijgt om haar schuldenpositie te verbeteren, maar dat zij zich aan alle verplichtingen uit de schuldsanering moet houden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.149.295/01
insolventienummer rechtbank Noord-Holland : C/15/610/2011 R
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 juli 2014
in de zaak van
[X],
wonend te [Y],
appellante,
advocaat: mr. N. van Luijk te Roosendaal.

1.Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna [X] genoemd.
[X] is bij op 20 mei 2014 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 mei 2014, waarbij ten aanzien van [X] de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds is beëindigd, zoals in het dictum van voornoemd vonnis is uiteengezet.
Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 1 juli 2014. Bij die behandeling is [X] verschenen, bijgestaan door mr. Van Luijk voornoemd. Voorts is E. Kuhl namens de bewindvoerder verschenen en de civiel bewindvoerder D. Groenendijk.
Het hof heeft kennis genomen van het verzoekschrift, het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg en de namens [X] op 24 juni 2014 nader overgelegde stukken. [X] heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

2.Beoordeling

2.1
Op verzoek van de bewindvoerder heeft de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X] op de voet van artikel 350 van de Faillissementswet (Fw) tussentijds beëindigd, omdat [X] – samengevat – nieuwe schulden heeft laten ontstaan voor een bedrag van ongeveer € 4.000,- en niet te verwachten valt dat zij deze voor het einde van de schuldsaneringsregeling zal kunnen inlopen. Bovendien heeft [X] de bewindvoerder onvoldoende geïnformeerd, is het de derde keer dat de bewindvoerder een beëindigingsverzoek heeft ingediend en heeft zij voldoende kansen gehad, aldus de rechtbank.
2.2
Ten behoeve van de behandeling van het hoger beroep heeft de bewindvoerder bij brief van 16 juni 2014 een verslag aan het hof doen toekomen. [X] heeft - naar blijkt uit uitlatingen van de advocaat van [X] - van dit verslag kennis genomen.
2.3
In hoger beroep is het volgende gebleken.
2.4
[X] – geboren op[----] – is op 23 augustus 2011 tot de schuldsaneringsregeling toegelaten. De rechtbank heeft op 15 mei 2012 de schuldsanering ten aanzien van [X] op verzoek van de bewindvoerder d.d. 5 maart 2012 beëindigd. Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 30 augustus 2012 deze beëindiging ongedaan gemaakt en de looptijd van de regeling verlengd met één jaar.
De bewindvoerder heeft daarna opnieuw op 27 december 2012 een verzoek ingediend tot beëindiging van de schuldsanering. Dit verzoek is door de bewindvoerder ingetrokken.
2.5
De bewindvoerder heeft het volgende verklaard. [X] heeft meerdere kansen gehad de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen. Desondanks verloopt de informatievoorziening nog steeds niet goed. Zo ontbreken inkomensgegevens, bankafschriften en sollicitatiebewijzen.
2.6
[X] heeft het volgende aangevoerd. De verzoeken tot tussentijdse beëindigingen zijn terug te leiden tot één bepaalde gebeurtenis uit het leven van [X]. Zij heeft, zonder de bewindvoerder in te lichten, in 2012 enkele maanden bij haar moeder[----] verbleven, er is toen een huurachterstand van haar woning in Nederland ontstaan en de woning is ontruimd. [X] verbleef na terugkomst in Nederland in de noodopvang en toen zij een woning in [Y] kreeg, is zij op stel en sprong daarnaartoe vertrokken, hetgeen zij de bewindvoerder (wederom) niet had gemeld, hetgeen heeft geleid tot het tweede verzoek tot beëindiging van de schuldsanering. Nu is de schuldsanering door de rechtbank beëindigd in verband met de in 2012 ontstane huurschuld. [X] had echter niet begrepen dat zij deze schuld voor het einde van de looptijd moest voldoen. Zij heeft nu een regeling getroffen met de verhuurder inhoudende dat als de helft wordt voldaan, de andere helft wordt kwijtgescholden. [X] heeft twee fondsen bereid gevonden om in totaal € 1.500,- bij te dragen. Het overige bedrag van € 500,- zal [X] nog voor het einde van de zomer kunnen voldoen met de kinderbijslag.
Voorts is het [X] evenmin duidelijk geworden dat zij (wederom) niet aan de informatieplicht zou voldoen. Zij stuurde maandelijks de informatiebladen naar de beschermingsbewindvoerder en deze laatste zond de bladen naar de bewindvoerder. Dat er informatie zou ontbreken heeft de bewindvoerder niet laten weten. [X] en de beschermingsbewindvoeder zijn uiteraard bereid ontbrekende informatie op te sturen.
2.7
Op grond van het verhandelde ter zitting in hoger beroep en de overgelegde stukken is naar het oordeel van het hof gebleken dat er thans geen reden is de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X] te beëindigen. Weliswaar is de informatieverstrekking aan de bewindvoerder niet goed verlopen, maar niet is vastgesteld dat dit [X] in voldoende mate te verwijten valt.[X] heeft in het verleden te kampen gehad met een persoonlijkheidsstoornis en depressieve klachten. Juist daarom is voor haar in maart 2013 een beschermingsbewind ingesteld. Nadien is er echter geen contact geweest tussen de beschermingsbewindvoerder en de bewindvoerder in de schuldsanering. Dit terwijl op eenvoudige wijze mogelijk was geweest ontbrekende informatie, met name betreffende financiële zaken, bij de beschermingsbewindvoerder op te vragen. Voorts is gebleken dat [X] met behulp van twee fondsen een betalingsregeling heeft getroffen met de verhuurder, waardoor de nieuw ontstane schuld binnen afzienbare tijd, doch in ieder geval voor het einde van de looptijd, zal kunnen worden voldaan.
Het hof heeft er voorts vertrouwen in dat [X] de schuldsaneringsregeling met goed gevolg kan afronden. Behalve dat ten aanzien van haar een beschermingsbewind is uitgesproken, krijgt zij hulp van het maatschappelijk werk, zal zij met ingang van september een budgetcoach krijgen en blijkt dat zij zich actief heeft ingezet tijdens het re-integratietraject. [X] heeft wekelijks een afspraak met mevrouw [Y] van Stichting Moed & Inspiratie en stelt met haar sollicitatiebrieven op. De beschermingsbewindvoerder heeft toegezegd de (door de bewindvoerder op te vragen) ontbrekende stukken op te sturen en in de toekomst voor een goede informatievoorziening te zorgen. Voorts heeft mevrouw[Y] van Stichting Moed & Inspiratie in de e-mail aan de advocaat van [X] van 20 mei 2014 aangegeven de kopieën van de sollicitaties van [X] aan de advocaat te willen opsturen. Mr. Van Luijk heeft ter zitting in hoger beroep toegezegd aan[Y] te verzoeken de kopieën van de sollicitatieactiviteiten van [X] (in het vervolg) aan de bewindvoerder te doen toekomen. Iedereen is gemotiveerd de schuldsaneringsregeling goed te laten verlopen.
2.8
Tegen de achtergrond van de voor [X] bij een juiste afronding van de schuldsaneringsregeling gemoeide belangen, terwijl daarnaast voldoende aannemelijk is geworden dat [X] haar zaken nu goed op orde kan krijgen, acht het hof vernietiging van het bestreden vonnis aangewezen.
2.9
[X] dient zich te realiseren dat haar hiermee een bijzondere kans wordt gegeven om uit haar schuldenpositie te komen. Het hof wijst haar er op dat tijdens het verdere verloop van de schuldsaneringsregeling alle verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling onverkort van toepassing blijven en dat zij zich in de toekomst blijvend aan al haar verplichtingen moet houden die uit de schuldsaneringsregeling voortvloeien.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
- wijst de voordracht tot beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling af.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.A.J. Dun, A.M.A. Verscheure en
E.A.G.M. Waaijers-Kaarsgaren en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.