Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
primair€ 9.040,= bruto ter zake van niet door DWI aan [appellant] toegekende roostervrije dagen, € 9.250,65 bruto ter zake van niet door DWI aan [appellant] doorbetaalde lunchpauzes, € 7.076,05 bruto zijnde het verschil tussen de door ROCvA en DWI aan [appellant] toegekende vakantiedagen en bestuursdagen, € 5.376,= bruto zijnde het negatieve verschil tussen de eindejaarsuitkering van ROCvA en die van DWI en € 930,85 bruto zijnde de niet door DWI aan [appellant] toegekende bindingsuitkering, telkens berekend over een periode van vijf jaar, met wettelijke verhoging en wettelijke rente, en
subsidiair€ 26.915,55 bruto, zijnde het verschil tussen het gehele arbeidsvoorwaardenpakket zoals dit voor [appellant] gold bij ROCvA en het arbeidsvoorwaardenpakket zoals dit gold bij DWI ten tijde van indiensttreding van [appellant] bij DWI, met wettelijke verhoging en wettelijke rente, met veroordeling van ROCvA in de proceskosten van beide instanties.
2.De feiten
3.De beoordeling
grief Ifaalt, dat
grief II– die op een ander uitgangspunt berust dan onder 3.7 overwogen – buiten bespreking kan blijven en dat
grief III, die afhankelijk is van het lot van de daaraan voorafgaande grieven, eveneens faalt.