3.7.[appellante] heeft zich in dit verband allereerst beroepen op een viertal e-mailberichten van 14 en 15 januari 2011, afkomstig van Zonnehoekje (zie productie 3 bij inleidende dagvaarding), waaruit blijkt dat een aantal personen – waaronder [appellante] – door Zonnehoekje voor in de maand januari 2011 te verrichten werkzaamheden in bepaalde groepen wordt ingedeeld. Uit de enkele inhoud van deze e-mailberichten kan echter niet worden afgeleid dat [appellante] haar werkzaamheden zou gaan verrichten krachtens een arbeidsovereenkomst in evenbedoelde zin, omdat daarover in die berichten in het geheel niet wordt gerept. Voor zover [appellante] zich ter staving van haar stellingen in dit verband er bovendien op heeft beroepen dat zij op dat moment werd ingedeeld als vervangster voor twee leidsters bij Zonnehoekje die met verlof gingen, kan het hof [appellante] evenmin in dat betoog volgen, omdat uit het e-mailbericht van[A] van 4 januari 2011 blijkt dat dit juist niet het geval is geweest:
“(…) Ik wil je doorgeven dat we een selectie hadden van sollicitanten (jou erbij) en in maand december hadden wij met spoed leidster (s)nodig.
Uit onze selectie hebben wij 2 leidsters intern met spoed aangenomen,omdat er 2 leidster i.v.m bijzonder omstandigheden uit dienst zijn.
Momenteel zijn er voldoende leidsters in elke groep.
Jij blijft in onze selectie desnoods iemand weg gaat willen we aan jou alsnog vragen om bij ons te komen werken. (…).”
Dat [appellante] in de periode van 17 januari tot 1 mei 2011 uitsluitend als stagiaire werkzaam was bij Zonnehoekje en niet krachtens een arbeidsovereenkomst, maar deze laatste haar eerst met ingang van 1 mei 2011 door Zonnehoekje werd aangeboden, volgt onder meer uit het e-mailbericht van [appellante] aan Zonnehoekje van 5 april 2011
“de school vraagt naat mijn arbeidsovereenkomst,zonder die kunnen zij mij niet inschrijven.”,
uit het e-mailbericht van Zonnehoekje aan [appellante] van 11 april 2011
“je staat vanaf volgende week bij de baarsjes ingepland.
Ik heb je vandaag gemist, je contact [contract: hof] is klaar.”,
en met name uit het e-mailbericht van [appellante] aan Zonnehoekje van 13 april 2011,
“ik zie in mij arbeidsovereenkomst dat het per 1 mei ingaat, maar ik sta voor de volgende week voor 3 dagen ingeroosterd, en aangezien ik daar boventalig zal staan wil ik even tussen uit tot 1 mei, tot mij plek vrij komt. want dat gaat mij alleen maar geld kosten, anders kan je mij contract wijzigen naar volgende week.”,
het e-mailbericht van Zonnehoekje aan [appellante] van 16 april 2011
“Wij hebben samen afspraken gemaakt dat je stage komt lopen totdat ik je een plek aan aanbieden.
deze plek komt vrij op 01 me op onze vestiging baarsjes. (…)”,
en het e-mailbericht van Zonnehoekje aan [appellante] van 17 april 2011
“je contract gaat in miv 01 mei. jij staat morgen van 08:30 tot 17:30 op de [adres] …
[B] en [C] hebben een contact tot 01 mei en tot deze datum zullen zij ook loon ontvangen, jij zal aansluiten op de dagen van [B]. (…)
jij vertelde mij dat je met spoed je contact moest hebben want je school vroeg erom. hierdoor heb je hem gekregen.
nu stel jij eisen dat deze moet ingaan miv 18 april, wij hebben onderling afspraken dat jij een contarcat krijgt zodra mogelijk is en tot deze tijd zou je minimaal 1 dag en maxiimaal 3 adgen opgeroepen worden.”,
alsmede uit het ontbreken van enigerlei e-mailbericht in deze periode van de kant van [appellante] waaruit blijkt dat zij zich op het standpunt stelt dat haar arbeidsovereenkomst al per 17 januari 2011 is ingegaan en aanspraak maakt op betaling van loon. Het e-mailbericht van Zonnehoekje met als aanhef “Dames van de [adres]” van 8 april 2011 sluit geheel op het voorgaande aan, terwijl het e-mailbericht van Zonnehoekje aan [appellante] van 6 februari 2011, waarop [appellante] zich bij memorie van grieven nog heeft beroepen, daaraan niet afdoet. De daarin voorkomende woorden “je bent BBL er” moeten immers worden gelezen in het licht van het gehele bericht (“Momenteel hebben wij voldoende leidsters, jij bent overbodig in de groepen”), en daaruit kan niet méér worden afgeleid dan dat het op dat moment uitsluitend (nog) om een (niet betaalde) stage ging.