ECLI:NL:GHAMS:2014:4601

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2014
Publicatiedatum
7 november 2014
Zaaknummer
200.149.184-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning wegens verzamelwoede en hygiëneproblemen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, waarin [appellant] werd veroordeeld om zijn woning te ontruimen. De voorzieningenrechter oordeelde dat [appellant] lijdt aan verzamelwoede, wat leidt tot een onhygiënische en brandgevaarlijke situatie in de woning. Het Nieuwe Huis, de verhuurder, had eerder al meerdere keren geprobeerd om [appellant] te helpen bij het opruimen van zijn woning, maar zonder succes. De situatie was zo ernstig dat het Stadsdeel Zuid had besloten de interventie te beëindigen, omdat de overlast niet was verminderd.

Tijdens de zitting van het hof op 28 oktober 2014 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [appellant] verzocht het hof om het vonnis van de voorzieningenrechter te vernietigen en de vorderingen van Het Nieuwe Huis af te wijzen. Het Nieuwe Huis vroeg om bekrachtiging van het vonnis. Het hof heeft besloten om een descente te gelasten, waarbij de situatie ter plaatse zal worden beoordeeld. Dit is noodzakelijk om te kunnen vaststellen of de vrees van Het Nieuwe Huis voor brandgevaar en hygiëne gegrond is.

Het hof heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en heeft partijen verzocht om aanwezig te zijn bij de descente, samen met een deskundige van de GGD. De beslissing over de ontruiming is dus nog niet definitief genomen, maar het hof heeft wel aangegeven dat de situatie ernstig is en dat er maatregelen moeten worden genomen om de gezondheid en veiligheid van [appellant] en de omwonenden te waarborgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer: SKG 200.149.184/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/558102/KG ZA 14-104
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 4 november 2014
inzake
[APPELLANT],
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. E.H.J. Slager te Amsterdam,
tegen
de coöperatie COÖPERATIEVE WOONVEREENIGING “HET NIEUWE HUIS”,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H.M. Meijerink te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Het Nieuwe Huis genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 6 mei 2014 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 7 april 2014, in kort geding gewezen tussen Het Nieuwe Huis als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [appellant] als gedaagde in conventie tevens eiser in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties;
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van Het Nieuwe Huis zal afwijzen, met veroordeling van Het Nieuwe Huis in de proceskosten en in de nakosten, in eerste aanleg en in hoger beroep.
Het Nieuwe Huis heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met van [appellant] in de proceskosten in hoger beroep.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 28 oktober 2014 doen bepleiten, [appellant] door mr. Slager en Het Nieuwe Huis door mr. W.P.C. de Vries, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2.1 tot en met 2.9 de feiten opgesomd die zij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen.
Grief 1is gericht tegen het door de voorzieningen rechter vastgestelde feit (r.o. 2.2) dat [appellant] lijdt aan verzamelwoede. Rekening houdend met die grief gaat het hof uit van het volgende.
2.1.
Het Nieuwe Huis verhuurt aan [appellant] de woning aan het adres
[adres] (hierna: de woning). De woning is gelegen in
een groot appartementencomplex met 188 appartementen.
2.2.
De woonsituatie van [appellant] is op 5 maart 2013 besproken tijdens een overleg op het Stadsdeel. Daarbij waren aanwezig: het Stadsdeel (Meldpunt Zorg en Overlast), de politie, de GGD, de GGZ inGeest, de Jellinek, het Maatschappelijk Werk en [X] (hierna:[X], beheerder van het appartementencomplex waarvan de woning onderdeel uitmaakt) namens Het Nieuwe Huis.
2.3.
Het overleg heeft ertoe geleid dat op 5 april 2013 een brief aan [appellant]
is gestuurd die onder meer de volgende passages bevat:
“(…)
Op maandag 11 maart jl zijn [Y] (GGZ inGeest) en [X] bij u langs geweest. [Y] gaf toen aan dat het echt 2 voor 12 is. De wijze van bewoning moet echt verbeteren om te voorkomen dat wij ontruiming bij de rechter zullen aanvragen.
Wij hebben besloten dat nu nog niet te doen. Niet omdat wij akkoord zijn met de huidige wijze van bewoning, maar wel omdat er verbetering zichtbaar is ten opzichte van een aantal maanden geleden. Deze verbetering moet zich dan wel voortzetten. Wij verstaan daar concreet onder:
- U laat wekelijks een medewerker van de GGZ inGeest toe. Doel van die bezoeken is
om samen met deze medewerker voortgang te maken met vermindering van de spullen
in uw appartement.
- U geeft het hoofd beheer van Het Nieuwe Huis 2 keer per jaar toegang tot uw
appartement om te beoordelen of er inderdaad voortgang wordt geboekt;
- U plaatst geen spullen op de gang, naast de deur van uw appartement. Ook nu weer
staat er een stoel. Als deze vrijdag 12 april niet is weggehaald wordt de stoel
verwijderd. Dat geldt vanaf dan ook voor alle andere spullen die buiten uw appartement worden neergezet: deze worden verwijderd;
-Vóór 1 januari 2014 liggen er geen stapels papier meer op de grond van de gang,
woonkamer, slaapkamer en keuken. Spullen liggen op tafel of in een kast. Het is
mogelijk de vloer helemaal te stofzuigen;
- Vóór 1 januari 2014 is uw slaapkamer geschikt om in te slapen. Dan zijn de spullen/het papier wat daar staat opgeruimd en is er ruimte voor een matras. Ook hier ligt niets aan losse spullen of papier meer op de grond.
(…)
Als deze verbetering op 1 januari 2014 helemaal is doorgevoerd, is het uiteraard ook geheel de bedoeling dat uw woning ook in deze opgeruimde staat blijft. (...)”
[appellant] heeft deze brief voor akkoord ondertekend.
2.4.
Een brief van Het Nieuwe Huis aan [appellant] van 6 september 2013
luidt, voor zover hier relevant:
“(…) In vervolg op de afspraken die wij maakten en vastlegden op 5 april ben ik op 8 juli jl. bij u langs geweest. Ik constateerde toen dat de opgaande lijn waar even sprake van was, helaas verdwenen is. De aanwezige berg papier in uw appartement was eerder toe- dan afgenomen.
Op 2 september zijn twee bestuursleden bij u langs geweest. Zij constateerden dat er
wederom geen verbetering heeft plaatsgevonden. De vloer was niet vrijgemaakt, er kon nog steeds niet gestofzuigd worden. Ook was in de aangrenzende kamer geen zichtbare start gemaakt met opruimen, zodat er een matras zou kunnen worden geplaatst. (…)
Daarbij constateren we dat er niet wekelijks een medewerker van de GGZ in Geest bij u langs komt. Dat is tegen de gemaakte afspraken is. Ook is het nog lange tijd voorgekomen dat u spullen buiten uw appartement plaatste. Ook dat was tegen de afspraken. De laatste weken gebeurt dit niet meer. (…)”
2.5.
Op 6 december 2013 heeft [X] aan [appellant] geschreven:
“Helaas moet ik constateren dat er sinds een aantal dagen weer spullen buiten uw
appartement staan. Dit is zoals u weet niet toegestaan. Ik verzoek u alles weg te halen.
Spullen die er a.s. maandag nog staan worden verwijderd.”
2.6.
Op 17 december 2013 heeft [X] [appellant] aangeschreven met het
doel een afspraak te maken voor een bezoek aan de woning. Op deze brief heeft [appellant]
niet gereageerd. Hij heeft ook niet gereageerd op een brief van de advocaat
van Het Nieuwe Huis van 3 januari 2014 met daarin een gelijkluidend verzoek.
2.7.
Bij brief van 20 januari 2014 heeft het Stadsdeel Zuid aan [X]
meegedeeld dat zij er ondanks hun inspanningen niet in zijn geslaagd de extreme
overlast op de woning te doen ophouden of tot een aanvaardbaar niveau terug te
brengen en dat om die reden is besloten de interventie vanuit het meldpunt Zorg en
Overlast te beëindigen.
2.8.
Op 21 maart 2014 heeft mr. Meijerink na aanhouding van de behandeling van de zaak in eerste aanleg, namens Het Nieuwe Huis aan de voorzieningenrechter geschreven:
“(...) Op 3 maart jl. heeft gedaagde meegewerkt aan een inspectie van het gehuurde. Door deze inspectie werd duidelijk dat het gehuurde nog steeds dermate veel inboedel bevat dat daardoor sprake is van brandgevaar en van een hygienisch onverantwoorde situatie.
Zaken als papier, kleding en etenswaren lagen/hingen door en naast elkaar. Gedaagde
kookt niet in het keukentje, maar in de gang. De slaapkamer, die tevens een wastafel bevat was volledig in gebruik als berging, zodat er niet kon worden geslapen en gedaagde zich er niet kon wassen.
In de woonkamer is slechts een kleine ruimte niet vol en dit is deels veroorzaakt doordat gedaagde een deel van hetgeen daar stond buiten het gehuurde op een overloop had geplaatst (waar het niet mag staan) terwijl gedaagde nog tijdens de inspectie duidelijk maakte dat hij deze zaken na het bezoek weer in zijn woning wilde plaatsen.
Met toestemming van gedaagde is een aantal foto’s gemaakt en hieruit wordt duidelijk dat de bewoning niet conform de afspraken is (bijlage).
(…)
Na de inspectie op 3 maart jl. is gedaagde opnieuw in de gelegenheid gesteld deze
afspraken na te komen. Gedaagde heeft dit aanbod geaccepteerd en er is tussen partijen overeen gekomen dat op 20 maart 2014 een tweede inspectie zou plaats vinden (...)
Op 20 maart jl. bleek helaas nauwelijks sprake van enige verbetering: in de slaapkamer is een gangetje naar de wastafel gemaakt, zodat deze kan worden gebruikt. De slaapkamer is echter nog steeds niet geschikt om in te slapen; overal in de woning liggen/staan losse spullen, kleding en etenswaren liggen door elkaar en er wordt nog steeds gekookt in de gang. Een stoel die eerder op de overloop stond is toegevoegd aan de al overvolle inboedel van de woonkamer. Ook elders in het gebouw, zoals op de zolderetage, komt eiseres spullen tegen die van [appellant] zijn, en daar niet horen te staan. Dit geeft de indruk dat er eerder sprake is van verplaatsing van spullen dan van het opruimen ervan (...)
Op de als bij lagen bij deze brief meegezonden foto’s is te zien dat zich in de
woonkamer en de kamer met de wastafel stapels ongeordende goederen bevinden.
Verder is te zien dat er in een ruimte die geen keuken lijkt te zijn, te midden van
diverse soorten goederen, een tweepits kookplaatje op een ijskast is geplaatst.
2.9.
Een door mr. Huls namens [appellant] aan de voorzieningenrechter
gezonden brief van 24 maart 2014 luidt, voor zover hier relevant:
“(…) De spullen in de slaapkamer zijn destijds door medewerkers van het Leger des heils zorgvuldig opgestapeld. Gedaagde heeft een begin gemaakt met het vrijmaken van dit gedeelte van de woning. Zo is de wastafel thans weer bereikbaar en in gebruik (...).
Gedaagde tracht etenswaren veilig te stellen teneinde te voorkomen dat dit muizen
aantrekt.
Op de overloop bevinden zich geen spullen van gedaagde. Wel heeft gedaagde, zoals
iedere bewoner een box op de zolderetage en heeft hij één koffer tijdelijk in een andere - ongebruikte - box gezet (…)”
2.1
[X] heeft op 7 april 2014 bij de politie aangifte gedaan tegen [appellant] terzake van bedreiging.

3.Beoordeling

3.1
De voorzieningenrechter heeft [appellant] veroordeeld om de woning binnen zes weken na betekening van het vonnis te ontruimen. Tegen deze beslissing tot ontruiming en de daaraan ten grondslag liggende motivering komt [appellant] met vier grieven op.
3.2
Grief 1behoeft gelet op hetgeen hiervoor onder “Feiten” is overwogen geen verdere bespreking.
3.3.
Grief 2betoogt dat geen geldig bestuursbesluit is genomen tot het aanhangig maken van de procedure door Het Nieuwe Huis tegen [appellant]. Volgens artikel 12 lid 6 van de statuten dient een geldig besluit van het bestuur genomen te worden met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin tenminste op één na alle fungerende bestuursleden aanwezig zijn. Van een dergelijk conform de statuten genomen bestuursbesluit is volgens [appellant] niet gebleken.
3.4.
Het hof overweegt als volgt. Het Nieuwe Huis is bij het pleidooi van 28 oktober 2010 vertegenwoordigd door [Z], voormalig bestuurslid van Het Nieuwe Huis. Hij heeft aan het hof (en aan de raadsman van [appellant]) een schriftelijke machtiging van Het Nieuwe Huis getoond waarin is vastgelegd dat hij door het huidige bestuur van Het Nieuwe Huis gemachtigd is haar ter zitting te vertegenwoordigen. Niet bestreden is dat de machtiging is ondertekend door alle huidige bestuursleden van Het Nieuwe Huis. Daarin ligt naar het oordeel van het hof besloten dat het voltallige bestuur van Het Nieuwe Huis instemt met het voeren van onderhavig geding tegen [appellant] en – voor zover nodig – het besluit tot het instellen van een rechtsvordering tot ontruiming bekrachtigt.
Grief 2is tevergeefs voorgedragen.
3.5.
Het Nieuwe Huis heeft op vragen van het hof bij pleidooi toegelicht dat haar vordering niet is gebaseerd op klachten over overlast van andere bewoners van het appartementencomplex, maar berust op vrees voor risico’s ten aanzien van brandveiligheid en hygiëne als gevolg van de wijze waarop [appellant] de woning bewoont en heeft ingericht. Ten einde zich een oordeel te kunnen vormen over de gegrondheid van de door Het Nieuwe Huis uitgesproken vrees zal het hof alvorens verder te beslissen een descente tevens comparitie van partijen in de woning van [appellant] gelasten. Aan Het Nieuwe Huis wordt verzocht er zorg voor te dragen dat daarbij tevens een functionaris aanwezig is die vanuit zijn of haar deskundigheid eveneens informatie kan verschaffen met betrekking tot de eventuele risico’s voor de gezondheid of leefbaarheid van omwonenden als gevolg van de wijze van bewoning van de woning door [appellant], zoals een functionaris van de GGD.
3.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.Beslissing

Het hof:
beveelt met het oog op het hiervoor overwogene een descente tevens comparitie van partijen, te houden door respectievelijk voor onderstaande leden van het hof ter plaatse van de woning aan het [adres];
bepaalt dat partijen in persoon respectievelijk, voor zover partijen rechtspersoon zijn, vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is (door schriftelijke machtiging of anderszins) tot het aangaan van een schikking, tezamen met hun advocaten, daarbij aanwezig zullen zijn;
bepaalt dat Het Nieuwe Huis ervoor dient te zorgen dat de onder 3.5 bedoelde functionaris bij de descente aanwezig zal zijn;
verwijst de zaak naar de rol van
18 november 2014voor het doen van opgave van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de periode tot en met 12 december 2014;
bepaalt de termijn waarbinnen het op te maken proces verbaal ter griffie moet zijn neergelegd op drie weken na de descente;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, C. Uriot en R.H.C. van Harmelen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 4 november 2014.