Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[geïntimeerde sub 3],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van een huurovereenkomst tussen Stadsgoed N.V. en Heineken Nederland B.V. met betrekking tot een bedrijfsruimte in het centrum van Amsterdam. Stadsgoed, de verhuurder, had de huur opgezegd op grond van dringend eigen gebruik, waarbij zij stelde dat zij de ruimte nodig had voor een nieuwe huurder die zou bijdragen aan de verbetering van de leefbaarheid in de buurt. De huurster, Heineken, en de onderhuurster, Brals Horeca Exploitatie B.V., hebben de opzeggingsgronden betwist en verzocht om bekrachtiging van het eerdere vonnis van de kantonrechter, dat de vorderingen van Stadsgoed had afgewezen.
Het hof heeft de feiten vastgesteld, waaronder de geschiedenis van de huurovereenkomst en de omstandigheden rondom de vergunning van de coffeeshop Double Reggae, die door de onderhuurster werd geëxploiteerd. Het hof oordeelde dat Stadsgoed niet voldoende concrete plannen had gepresenteerd voor het gebruik van de bedrijfsruimte na beëindiging van de huurovereenkomst, waardoor de noodzaak voor dringend eigen gebruik niet kon worden vastgesteld. Bovendien werd de belangenafweging tussen de partijen in het voordeel van Heineken en Brals geschaard, aangezien de belangen van Stadsgoed niet zwaarder wogen dan die van de huurders.
Uiteindelijk heeft het hof de grieven van Stadsgoed verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij Stadsgoed werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor verhuurders om duidelijke en concrete plannen te hebben voor het gebruik van een gehuurde ruimte bij het doen van een beroep op dringend eigen gebruik.