“De aanslag heeft een dagtekening van 14 april 2007. Ik ben het niet met de stelling van belanghebbenden eens dat door de ontvanger geen invorderingsmaatregelen zijn getroffen.
Er was geen aangifte gedaan en de aanslag was opgelegd naar een ambtshalve vastgesteld bedrag. In de Leidraad Invordering staat dat in dat geval, wanneer tegen de ambtshalve aanslag een bezwaarschrift met daarbij alsnog de aangifte wordt ingediend, uitstel van betaling wordt verleend. Dat is beleid. In dit geval werd ook nog eens een verlies aangegeven. Ik weet verder niet in hoeverre de aangifte juist is; dat is voor de te nemen uitstelbeslissing ook niet van belang.
(…)
Op het moment dat de aanslag werd ingevorderd waren er geen activa in [A BV] aanwezig. Invordering via de [I BV] groep hebben we geprobeerd door middel van beslaglegging op de effecten die tot het groepsvermogen behoorden. Maar deze effecten bleken niets waard.
(…)
Het klopt dat pas in 2009 door de ontvanger informatie is ontvangen van de Zweedse belastingdienst. Vanaf dat moment wist de ontvanger hoe de vork in de steel zat. Toen heeft de ontvanger niet langer stilgezeten en is hij gaan invorderen. Dit heeft de ontvanger gedaan door middel van een artikel-40-beschikking.
(…)
Begin 2008 is de aangifte ingediend. Dat is bijna 2 jaar te laat. Het aangiftebiljet is uitgereikt in 2006. Het onderzoek naar de juistheid van de aanslag heeft lang geduurd, omdat de BV niet veel informatie kon geven.
(…)
De aangifte vennootschapsbelasting 2005 van de BV is ook pas laat gedaan. Ik meen dat in 2007 aangifte is gedaan. Dat was vóór de afgifte van de beschikking verbreking fiscale eenheid. In die aangifte is de winst van [A BV] vanaf het door belanghebbenden zelf aangeduide verbrekingsmoment niet opgenomen.
De beschikking heffingsrente is er bij de rechtbank afgegaan. We hebben het alleen nog over de aansprakelijkheid voor de belasting en de invorderingsrente.
U vraagt mij of artikel 40 van de Invorderingswet 1990 ook geschreven is voor rechtspersonen. Je kunt je inderdaad afvragen of artikel 40 ook voor rechtspersonen geldt. Ik ben van mening dat dit niet onmogelijk is. Er staat althans niet dat het artikel niet kan gelden voor rechtspersonen. In de Leidraad staat dat ook niet. Het is beleid om in gevallen als deze de beide personen, de achterliggende aandeelhouder en de tussenholding, aansprakelijk te stellen. U zegt: er staat ‘degene die’ en ‘tezamen met zijn partner en bloedverwanten’. Dat moge zo zijn, maar er staat ook ‘al dan niet’ tussen. Ik zou de wettekst anders hebben opgeschreven maar handhaaf mijn standpunt.
(…)
Wanneer de ontvanger op de hoogte is van het feit dat er iets niet helemaal in orde is, kunnen zekerheden worden gevraagd, en gesteld, bij het verlenen van uitstel van betaling. Het indienen van een aangifte naar een negatief bedrag is op zich geen reden om te betwijfelen dat de belastingschuld betaald zal worden.
Er was niets te halen bij [A BV]. Ook [I BV] heeft grote belastingschulden.
Naar mijn mening is de € 250.000 door [C] verduisterd. Er stond niets meer op de balans van [A BV].”