ECLI:NL:GHAMS:2014:5118

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2014
Publicatiedatum
4 december 2014
Zaaknummer
200.143.256-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake revisiewerkzaamheden aan versnellingsbak auto en gebruikelijk loon

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. [appellant] had een auto, een Audi, waarvan de automatische versnellingsbak klachten vertoonde. Hij heeft de auto op 6 april 2011 afgegeven bij [geïntimeerde], een garage gespecialiseerd in het repareren en reviseren van versnellingsbakken. De kosten voor de revisie, zoals vermeld op de factuur van mei 2011, bedroegen € 3.272,50. Ondanks een aanmaning tot betaling heeft [appellant] de factuur niet voldaan.

De kantonrechter heeft in zijn tussenvonnis van 11 juni 2012 de feiten vastgesteld die niet in geschil zijn. In het hoger beroep heeft [appellant] grieven ingediend tegen de beslissing van de kantonrechter, die de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van de factuur heeft toegewezen. [appellant] betwist dat er een overeenkomst tot revisie was en stelt dat er een andere prijsafspraak was gemaakt van € 1.500,- inclusief btw voor reparatie.

Het hof heeft de grieven van [appellant] verworpen. Het hof oordeelt dat de kantonrechter terecht de bewijslast bij [appellant] heeft gelegd, aangezien hij de stelling dat er een andere prijsafspraak was gemaakt niet heeft kunnen onderbouwen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, die aan de zijde van [geïntimeerde] zijn begroot op € 308,- aan verschotten en € 632,- voor salaris.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.143.256/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 1265316 \ CV EXPL 11-22524
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 2 december 2014
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats 1],
appellant,
advocaat: mr. B.A. Zevenbergen te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde], handelend onder de naam Autobedrijf [X],
wonend te [woonplaats 2], gemeente [gemeente],
geïntimeerde,
advocaat: mr. E. Nagtegaal te Amsterdam.

1.Verloop van het geding

Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 10 januari 2014 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 14 oktober 2013, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser in conventie en verweerder in reconventie en [appellant] als gedaagde in conventie en eiser in reconventie. Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
-memorie van grieven tevens houdende akte vermeerdering van eis;
-memorie van antwoord.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
Ten slotte is arrest bepaald.

2.De feiten

De kantonrechter heeft in zijn tussenvonnis van 11 juni 2012 onder 1.1 tot en met 1.7 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Die feiten zijn in hoger beroep niet in geschil zodat ook het hof bij zijn beoordeling daarvan zal uitgaan.

3.Beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak - voor zover in hoger beroep van belang - om het volgende.
( i) [geïntimeerde] drijft een garage/herstelinrichting en is gespecialiseerd in het repareren en reviseren van (automatische) versnellingsbakken.
(ii) [appellant] is (mede)eigenaar van een Audi (hierna: de auto). De auto vertoonde klachten aan de (automatische) versnellingsbak.
(iii) Op 6 april 2011 is de auto bij [geïntimeerde] afgegeven om daaraan werkzaamheden te verrichten.
(iv) Op een factuur van [geïntimeerde] van mei 2011 op naam van [appellant] is in verband met het uit- en inbouwen van de automatische versnellingsbak, revisie inclusief “converter en megatronic” € 3.272,50 aan [appellant] in rekening gebracht.
( v) [appellant] heeft de factuur, ondanks een aanmaning tot betaling, niet voldaan.
3.2
De kantonrechter heeft in conventie de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van € 3.272,50, in verband met de werkzaamheden aan de auto, toegewezen en [geïntimeerde] met betrekking tot zijn vordering tot schadevergoeding toegelaten tot bewijslevering. In reconventie heeft hij de vorderingen van [appellant] ten aanzien van de reparatieovereenkomst afgewezen en [appellant] met betrekking tot zijn vordering tot schadevergoeding toegelaten tot bewijslevering. Tegen deze beslissingen richten zich de grieven van [appellant].
3.3.
Grief 1 houdt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft aangenomen dat [appellant], door aan te voeren dat [geïntimeerde] de versnellingsbak voor € 1.500,- inclusief btw zou repareren (en dat daarmee sprake was van een opdracht tot reparatie en niet tot revisie), alsmede dat een reparatietermijn van drie dagen was overeengekomen, een bevrijdend verweer heeft gevoerd. Er was alleen sprake van een gemotiveerde betwisting van het standpunt van [geïntimeerde]. Daarom heeft de kantonrechter [appellant] ten onrechte een bewijsopdracht gegeven. [appellant] heeft gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen de bewijsopdracht maar daaraan is de kantonrechter ongemotiveerd voorbijgegaan, aldus steeds [appellant].
3.4
Eerst wordt het volgende opgemerkt. Uit de door [appellant] in het geding gebrachte productie 4 bij conclusie van antwoord in conventie blijkt dat [appellant] naar aanleiding van de problemen aan de versnellingsbak bij [geïntimeerde] terecht is gekomen nadat hij en zijn broer op internet hadden gezocht naar een goed en goedkoop revisiebedrijf voor de versnellingsbak. De stelling van [appellant] dat hij en [geïntimeerde] hadden afgesproken dat de werkzaamheden van [geïntimeerde] niet meer dan een (goedkope) reparatie van de versnellingsbak in zouden houden, is in dat licht ontoereikend om te kunnen gelden als voldoende betwisting van de door [geïntimeerde] gestelde afspraak tot revisie van de versnellingsbak.
3.5
Volgens het onbestreden tussenvonnis van 19 november 2012 (onder 2) staat verder tussen partijen vast dat de auto van [appellant] bij [geïntimeerde] is afgegeven teneinde werkzaamheden door [geïntimeerde] te laten verrichten aan de versnellingsbak, dat [appellant] daarvoor een vergoeding verschuldigd is, dat aan de versnellingsbak (revisie)werkzaamheden zijn verricht en dat de onbetaald gelaten factuur op die werkzaamheden betrekking heeft.
3.6
Volgens artikel 7:405 BW is hoofdregel in een dergelijke situatie dat de opdrachtgever, in dit geval [appellant], aan de opdrachtnemer, in dit geval [geïntimeerde], loon is verschuldigd en, indien de hoogte niet door partijen is bepaald, het op de gebruikelijke wijze berekende loon, of bij gebreke daarvan, een redelijk loon. Uit de stellingen van [geïntimeerde] volgt dat hij op de gebruikelijke wijze het loon heeft berekend, te weten kosten van revisie van de automatische versnellingsbak ad € 2.250,- en vervanging van het ‘brein’ ad € 1.000,-, waarbij nog een korting is gegeven van € 250,-, alle bedragen exclusief btw. [appellant] betoogt echter dat in afwijking van deze hoofdregel een andere prijsafspraak is gemaakt, te weten € 1.500,- inclusief btw voor de te verrichten werkzaamheden, en dat voorts was afgesproken dat deze werkzaamheden binnen drie dagen na het afleveren van de auto bij [geïntimeerde] voltooid zouden zijn. De bewijslast van deze (andere, van de hoofdregel afwijkende) afspraken berust bij [appellant]. Terecht heeft de kantonrechter dus de bewijslast ter zake bij [appellant] gelegd. De grief is tevergeefs voorgesteld.
3.7
Met grief 2 betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat [appellant] niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd.
3.8
Deze grief faalt. Het hof verenigt zich met de overwegingen van de kantonrechter in het bestreden vonnis onder 3 tot en met 7 op dit punt en maakt deze tot de zijne.
3.9
Grief 3, waarvan het slagen afhankelijk is van het slagen van grief 1 en/of 2, faalt gelet op het voorgaande eveneens.
3.1
De grieven falen. Voor bewijslevering is geen aanleiding omdat geen bewijs is aangeboden van concrete feiten en omstandigheden die - indien bewezen - tot een ander dan het voorgaande oordeel kunnen leiden, terwijl [appellant] voorts zijn bewijsaanbod niet heeft gespecificeerd door aan te geven hoe hij nader bewijs wenst bij te brengen en niet heeft aangegeven in hoeverre de in eerste aanleg gehoorde getuigen meer of anders kunnen verklaren dan zij al hebben gedaan, als hij die getuigen opnieuw zou willen doen horen. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 308,- aan verschotten en € 632,- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. van der Kwaak, W.H.F.M. Cortenraad en L.A.J. Dun en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 2 december 2014.