Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
STICHTING RAAD VOOR ARBEIDSVERHOUDINGEN SCHOONMAAK- EN GLAZENWASSERSBRANCHE,
STICHTING VRIJWILLIG UITTREDEN SCHOONMAAK- EN GLAZENWASSERSBRANCHE in liquidatie,
STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET SCHOONMAAK- EN GLAZENWASSERSBEDRIJF,
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De ontvankelijkheid van het hoger beroep
3.Feiten
4.Beoordeling
grief 5door Fantec gedane beroep op verjaring wordt, reeds in aanmerking genomen dat de oudste factuur van 17 september 2008 dateert en de inleidende dagvaarding op 24 juni 2011 is uitgebracht, als onvoldoende toegelicht verworpen.
grief 2heeft Fantec onder meer opgemerkt dat de stichtingen over 2008 ten onrechte premies hebben geheven ter zake van haar oud-werknemers [Y] en [Z], omdat deze sinds 31 juli 2007 respectievelijk 31 januari 2007 niet meer bij haar in dienst zijn. In reactie hierop hebben de stichtingen aangevoerd dat Fantec de loongegevens over De Waard en Ugbebor over het jaar 2008 zelf heeft aangeleverd. Fantec heeft dit, hoewel nog aan het woord geweest, niet betwist noch uitgelegd waarom zij de stichtingen te dezen loongegevens over 2008 heeft aangeleverd, als beide werknemers toen niet meer bij haar in dienst waren. Onder deze omstandigheden wordt dit verweer als onvoldoende toegelicht gepasseerd. Fantec heeft in de toelichting op de grief verder nog aangevoerd dat de door de stichtingen gevorderde bedragen niet correct zijn en dat zij ten bewijze daarvan een aantal creditnota’s van de zijde van de stichtingen overlegt. De stichtingen hebben daarop aangevoerd dat en toegelicht hoe de door Fantec bedoelde crediteringen in haar saldo-specificaties zijn verwerkt. Fantec heeft zich op haar beurt niet meer uitgelaten over deze materie. Ook dit verweer wordt daarom als onvoldoende toegelicht gepasseerd.