Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[GEÏNTIMEERDE SUB 1],
[GEÏNTIMEERDE SUB 2],
[GEÏNTIMEERDE SUB 3],
[GEÏNTIMEERDE SUB 4],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat [appellant] heeft ingesteld tegen een (deel)vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de huurovereenkomst met betrekking tot een woning is beëindigd en [appellant] is veroordeeld tot ontruiming. De kantonrechter had in het vonnis van 5 augustus 2014 bepaald dat [appellant] de woning uiterlijk per 1 december 2014 moest ontruimen en een schadevergoeding van € 400,00 per maand moest betalen. [appellant] heeft in hoger beroep incidenteel gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging van het vonnis zal schorsen totdat er een eindarrest is gewezen. De [geïntimeerden] hebben hiertegen verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering van [appellant].
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat [appellant] op verschillende punten aanvoert dat de kantonrechter buiten de rechtsstrijd is getreden en dat het vonnis op juridische misslagen berust. Tevens heeft [appellant] gesteld dat de tenuitvoerlegging van het vonnis een noodtoestand bij hem zal doen ontstaan. Het hof heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verweer van [geïntimeerden] en om de laatste stand van zaken te verstrekken met betrekking tot een eventueel kort geding dat is aangespannen om de executie van het vonnis te schorsen.
De beslissing van het hof houdt in dat de zaak naar de rol van 6 januari 2015 wordt verwezen voor akte aan de zijde van [appellant], waarna [geïntimeerden] op een termijn van twee weken mogen reageren. Iedere verdere beslissing is aangehouden, zowel in het incident als in de hoofdzaak.