3.1.De uitspraak van 16 juli 2014 van de Afdeling bestuursrechtspraak luidt (voor zover hier van belang):
“1. Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat, nu de aangevallen uitspraak bekend is gemaakt vóór 1 januari 2013, het recht zoals dit gold vóór inwerkingtreding van deze wet, op dit hoger beroep van toepassing is.
2. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Wet op de Raad van State (hierna: de Wet RvS) kan een belanghebbende bij de Afdeling hoger beroep instellen tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Awb, tenzij tegen de uitspraak hoger beroep kan worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, het College van Beroep voor het bedrijfsleven of het gerechtshof.
Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) kan in afwijking van artikel 8:1 van de Awb tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld, indien het betreft:
a. een belastingaanslag, daaronder begrepen de in artikel 15 voorgeschreven verrekening, of
b. een voor bezwaar vatbare beschikking.
Ingevolge artikel 27h, eerste lid, kan de belanghebbende die bevoegd was beroep bij de rechtbank in te stellen bij het gerechtshof hoger beroep instellen tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Awb.
Ingevolge artikel 225, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet kan in het kader van de parkeerregulering een belasting worden geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij de belastingverordening dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
Ingevolge artikel 231, eerste lid, geschieden de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen onverminderd het overigens in paragraaf 4 van hoofdstuk XV bepaalde met toepassing van de AWR, de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen als waren die belastingen rijksbelastingen.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening Parkeerbelastingen 2009 van de gemeente Amsterdam (hierna: de Parkeerbelastingverordening), welke gold ten tijde van belang, wordt onder de naam van parkeerbelasting een belasting geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
Ingevolge artikel 7 geschiedt de aanwijzing van de plaats waar en het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, mag worden geparkeerd, in alle gevallen bij besluit van het college, gehoord de stadsdelen.
Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Verordening op de stadsdelen van de gemeente Amsterdam, welke gold ten tijde van belang, draagt de gemeenteraad al zijn taken en bevoegdheden over aan de deelraden behoudens die bevoegdheden die krachtens artikel 156 van de Gemeentewet niet aan een stadsdeel kunnen worden overgedragen.
Ingevolge het tweede lid draagt het college al zijn bevoegdheden over aan het dagelijks bestuur van de stadsdelen.
Ingevolge het vijfde lid zijn van overdracht van taken als bedoeld in het eerste tot en met het derde lid uitgesloten de taken en bevoegdheden die vermeld zijn op de bij deze verordening behorende bijlage lijst A.
In hoofdstuk II, punt 1, van lijst A is opgenomen de vaststelling en uitvoering van de gemeentelijke belastingen, met uitzondering van de precariobelasting ingevolge artikel 228 van de Gemeentewet en de afvalstoffenbelasting ingevolge de Wet milieubeheer.
3. Ter zitting heeft de Afdeling ambtshalve de vraag aan de orde gesteld of het geschrift van 8 april 2009 een besluit is dat moet worden aangemerkt als genomen op grond van de belastingwet en of derhalve niet de Afdeling, maar het gerechtshof Amsterdam bevoegd is van het hoger beroep kennis te nemen. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.