Uitspraak
mr. W.F. Roelinkte Hoofddorp,
mr. M.A.B. Sassente ’s-Gravenhage.
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
principaal beroep. Dehaco heeft in dit beroep vier grieven voorgesteld, die alle strekken ten betoge dat zij niet schadeplichtig is wegens de wijze waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd en dat zij aan het non-concurrentiebeding dus onverkort rechten kan ontlenen, aangezien [geïntimeerde] zelf, door een daartoe strekkende verklaring zijnerzijds tijdens de onder 3.3 genoemde algemene vergadering van aandeelhouders, de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd. De grieven lenen zich voor een gezamenlijke bespreking. Hierbij moet het hof, als in kort geding beslissende rechter, zich richten naar de waarschijnlijke uitkomst van een eventuele bodemprocedure en oordelen aan de hand van de feiten zoals deze in het huidige geding naar voren zijn gekomen, zonder dat ruimte bestaat voor nader onderzoek ter zake van die feiten. Dit leidt tot de volgende beoordeling.
incidenteel beroepis ingesteld onder de voorwaarde dat een of meer grieven in het principaal beroep slagen. Deze voorwaarde is niet vervuld, zodat hetgeen [geïntimeerde] in het incidenteel beroep heeft aangevoerd geen behandeling behoeft. Dit geldt ook voor de mededeling namens [geïntimeerde] bij gelegenheid van de pleidooien in hoger beroep strekkend tot aanvulling van de eis in het incidenteel beroep, reeds omdat ten aanzien daarvan dezelfde voorwaarde geldt.