De inspecteur heeft in zijn op 5 oktober 2012 ingekomen brief onder meer het volgende aangevoerd:
“De algemene beginselen van schadevergoedingsrecht zijn van toepassing. Ik wijs in dit verband met name op art. 6:101 BW. Een gelaedeerde dient zijn schade zo veel mogelijk te beperken, een eventuele schadevergoedingsplicht wordt verminderd of kan zelfs vervallen indien er sprake is van een omstandigheid die aan hem kan worden toegerekend. (…)
De termijn voor een redelijke berechting van de zaak in eerste aanleg is (…) in beginsel twee jaar. Gelet op de verwijzing van de Hoge Raad [in zijn arresten van 10 juni 2011] naar zijn jurisprudentie inzake de boete is het mogelijk dat van een langere termijn kan of moet worden uitgegaan, zoals bijv. als gevolg van de ingewikkeldheid van de zaak en de houding van procespartijen.
(…)
De onderhavige procedure is een (…) procedure welke – zeker in het begin daarvan – kan worden gekwalificeerd als een zeer complexe zaak, waarin een veelheid van feitelijke en rechtsvragen speelde (zie bijv. ook de vele nieuwe jurisprudentie die in het kader van het Rekeningenproject is gevormd). Inmiddels zijn vele rechts- en feitelijke vragen (…) beantwoord (zo zijn bijv. de vragen ten aanzien van de schatting en de verlengde navorderingstermijn pas in 2011 resp. 2010 beslist, zie bijv. in casu de splitsing van de procedures en uitspraken door de Rechtbank). De beoordeling van een redelijke beslistermijn moet echter plaatsvinden naar de situatie op het moment dat het bezwaar en/of beroep werd ingediend en de beslissing moest worden genomen. Op dat moment waren alle vraagpunten nog onbeslist.
Ik ben dan ook van mening dat aan de inspecteur een langere beslistermijn toe komt dan de (…) termijn van een half jaar.
(…)
[I]ndien een bezwaarschrift nog niet of nog niet voldoende is gemotiveerd, [kan] beslechting van een geschil nog (…) niet plaatsvinden. Ook al weet de Inspecteur mogelijk wel tegen welke correctie het bezwaar is gericht, dan nog kent hij niet de inhoud van de bezwaren, zodat het voor hem moeilijk is een juiste en correcte heroverweging met medeneming van alle grieven te maken. (…) Er kan dan geen sprake zijn van spanning en frustratie, althans niet van spanning en frustratie die als grond voor vergoeding van immateriële schade kan gelden. (…) In casu heeft de belanghebbende in het bezwaar van juni 2003 verzocht om uitstel van (nadere) motivering. Hij geeft aan zijn standpunt nog te willen bepalen. Nadat de inspecteur in juli te kennen heeft gegeven het bezwaar te willen aanhouden, heeft de inspecteur daarna, op 28 mei 2004, aangegeven uitspraak te willen gaan doen, en de gemachtigde verzocht het bezwaar te motiveren. De gemachtigde geeft op 16 juni 2004 een reactie, maar verzoekt tevens om uitstel voor een verdere motivering/standpuntbepaling. Op vragen van de Inspecteur van november 2005 deelt gemachtigde mee, dat hij belanghebbende niet kan bereiken en dat hij nog gegevens nodig heeft om zijn standpunt te bepalen. Na een rappel doet de Inspecteur vervolgens begin februari 2006 uitspraak. (…) Rekening houdend met het verloop in de bezwaarfase ben ik van mening, dat er geen overschrijding van de redelijke behandelingsduur in de bezwaarfase heeft plaatsgevonden. Er is zeker geen overschrijding van de redelijke behandelingsduur die (uitsluitend) aan de inspecteur is toe te rekenen.
Ook van belang is dat de belanghebbende – na zijn erkenning van het rekeninghouderschap – vervolgens geweigerd heeft gegevens te verstrekken. Daardoor bleef onzekerheid bestaan over de periode van heffing en de hoogte van de verschuldigde belasting. Zou hij de benodigde gegevens hebben verstrekt dan zou reeds in de bezwaarfase aan deze onzekerheid een einde gekomen kunnen zijn. (…) [I]k ben van mening dat in casu voor de behandelingsduur van het geschil geheel of gedeeltelijk sprake is van de bijzondere omstandigheden waar de Hoge Raad op doelt.
(…)
De belanghebbende verzoekt om een vergoeding per opgelegde navorderingsaanslag. Daar is geen enkele reden toe. Er is slechts sprake van één inhoudelijk geschil. Alle navorderingsaanslagen zijn opgelegd naar aanleiding van hetzelfde renseignement. De behandeling van het geschil ten aanzien van alle aanslagen heeft gelijktijdig plaatsgevonden en er is geen sprake van extra spanning en frustratie.”