Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Totaal voordek € 4.712,00 incl. BTW
5 Kostenvergelijk
rapporteren wij het volgende.
3 Geconstateerd
4 Schadeoorzaak
3.Beoordeling
met betrekking tot het onder i bedoelde bedragdat uit de rapportages van Garantex blijkt dat een
uurloonvan € 52,50 redelijk is, terwijl door [X] € 62,- in rekening is gebracht. Ook de kosten die [appellant] heeft moeten laten maken om te laten
vaststellen tot welk bedrag te veel is betaald, te weten € 710,-, zijn in dit bedrag begrepen. In het onder i genoemde bedrag zijn voorts begrepen de kosten voor
de winterstalling. [appellant] meent dat deze ten onrechte in rekening zijn gebracht gelet op het volgende. Partijen zijn niet overeengekomen dat de boot in de winterstalling zou blijven en dat [appellant] daarvoor een vergoeding aan [X] zou betalen. Dat [appellant] een opdracht heeft gegeven tot het verrichten van aanvullende werkzaamheden maakt niet dat [X] alsnog aanspraak kan maken op stallingskosten. [appellant] heeft uitgesproken dat hij niet wilde dat het schip in de winterstalling zou blijven. Het had op de weg van [X] gelegen, bij de aanvaarding van de aanvullende werkzaamheden, mede te delen dat deze kosten verschuldigd waren, nu het [X] duidelijk had behoren te zijn dat [appellant] de kosten in de hand heeft willen houden en geen stallingskosten wilde betalen, mede omdat de kosten van zijn eigen winterstalling lager waren. De kosten moeten geacht worden te zijn begrepen in de kosten die [X] voor haar diensten in rekening bracht. De kosten voor de winterstalling zijn daarom onverschuldigd betaald. Ook de volledige kosten voor de werkzaamheden aan
het onderwaterschipzijn begrepen in dit onder i genoemde bedrag. [appellant] is van oordeel dat deze werkzaamheden niet in rekening gebracht hadden mogen worden omdat zij dermate ondeugdelijk zijn uitgevoerd dat [X] geen aanspraak kan maken op vergoeding van kosten daarvoor. Hij voert daartoe het volgende aan. Partijen hebben afgesproken dat [X] een anti-fouling laag zou aanbrengen om aangroei van micro-organismen te voorkomen, dat daartoe het onderwaterdek zou worden opgeschuurd en dat een speciale kit zou worden aangebracht op de openstaande naden van het onderwaterschip, zulks om inwateringsproblemen bij de tewaterlating te beperken. Volgens [appellant] blijkt uit de rapporten van Garantex dat een en ander ondeugdelijk is gebeurd. De rapportage van 27 oktober 2011 vermeldt immers :
de onder ii genoemde kostenvoert [appellant] aan dat de werkzaamheden aan
het voordekook ondeugdelijk zijn uitgevoerd. Daartoe heeft hij het volgende naar voren gebracht. Partijen zijn overeengekomen dat [X] dit dek zou kaalhalen, het dekrubber zou uitfrezen, de rubbernaden zou vernieuwen en voorzien van een nieuw laksysteem. Uit de rapportage van Garantex van 8 november 2011 blijkt dat het inzetstuk in de spiegel niet op kleur is met het overige houtwerk en er een schuurafdruk op het originele houtwerk rondom het inzetstuk waarneembaar is waardoor een reparatieplek goed zichtbaar is. Hetzelfde geldt voor inzetstukken op de boeg. De kantonrechter had de vordering van [appellant] moeten toewijzen.
het dek, zoals onder iii genoemd, heeft
Grief I (B)betrekking. Deze grief richt zich met name tegen het oordeel van de kantonrechter geen mogelijkheid te zien de schending van een eventuele zorgplicht te betrekken bij de beoordeling van de vordering tot vergoeding van schade. De kantonrechter had volgens [appellant] ook op dit punt de rechtsgronden moeten aanvullen. In de toelichting op de grief wordt het volgende opgemerkt. [X] had [appellant] moeten melden dat in de toekomst op het dek onherroepelijk inwateringsproblemen zouden ontstaan. Dit volgt immers uit het laatstgenoemde rapport van Garantex. [X] wist van dat gebrek of had dat behoren te kennen. Als [appellant] daarvan had geweten had hij nooit opdracht gegeven voor werkzaamheden aan de boot, laat staan aan het dek. Op grond van de in rekening gebrachte kosten in verhouding met de waarde van de boot, mocht [appellant] verwachten dat in de toekomst geen inwateringsproblemen zouden ontstaan. Ook heeft Garantex gesignaleerd dat de werkzaamheden sneller en mooier hadden kunnen worden uitgevoerd. [appellant] wijzigt op dit punt met zoveel woorden de grondslag van zijn eis. Hij stelt dat [X] de zorgplicht als bedoeld in artikel 7:754 BW heeft geschonden en daarmee is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verbintenissen. Hij vordert op die grond ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van het betaalde ter zake. [X] heeft volgens [appellant] slechts recht op 50% van de ter zake het dek (zo begrijpt het hof) in rekening gebrachte kosten, te weten € 1.979,83.
het uurtariefvan € 62,- geldt dat dit bij het aangaan van de overeenkomst tussen [appellant] en [X] is overeengekomen, zodat dit waar toepasselijk door [appellant] verschuldigd is. Het hof merkt overigens op dat de stelling van [appellant], die gebaseerd is op het rapport van Garantex van 8 november 2011, dat het tarief van [X] 20% te hoog is in vergelijking met dat van vergelijkbare werven en dat een tarief van € 52,50 een meer gebruikelijk uurtarief is, een deugdelijke fundering ontbeert. Immers, in genoemd rapport wordt ten onrechte gesteld dat het uurtarief van Jachthaven De Eendracht, die na het zinken van de boot werkzaamheden daaraan heeft verricht, overeenkomt met de door Garantex vastgestelde bedragen (het hof begrijpt: het uurtarief van € 52,50). Uit de factuur van die Jachthaven (prod. 9 dagv.) blijkt dat haar uurtarief niet wezenlijk afwijkt van het door [X] in rekening gebrachte tarief.
de winterstallingterecht in rekening zijn gebracht en wat op dat punt tussen partijen is overeengekomen moet worden beantwoord aan de hand van de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen aan elkaars verklaringen en gedragingen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In dit verband kunnen ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst van belang zijn. De volgende omstandigheden spelen een rol. [appellant] heeft een aanmeldingsformulier winterberging 2010/2011 ondertekend waarin de volgende passage is opgenomen.
“Ondergetekende reserveert hiermee bij B.V. Scheepswerven Nicolaas [X] een plaats voor de winterberging, ingaande oktober 2010 en eindigende op een door ons te stellen datum rond april 2011. (…) Cliënt heeft kennisgenomen van en is akkoord gegaan met de tarieven (…).”[appellant] heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken de stelling dat [X] deze kosten niet in rekening zou brengen bij een reparatie die maximaal 4 tot 6 weken zou duren, maar dat dit niet gold voor een reparatie die de hele winter in beslag nam als gevolg van omstandigheden die niet aan [X] te wijten waren (het hout van de boot was te nat om te bewerken en moest eerst drogen), zoals het geval is geweest. Evenmin heeft hij weersproken dat hij zijn eigen winterstalling elders heeft opgezegd. Ten slotte heeft de advocaat van [appellant] bij pleidooi in hoger beroep de stelling van [X] dat [appellant], na een gesprek tussen partijen ter zake, ervoor heeft gekozen de boot bij [X] in de winterstalling te laten om het hout te laten drogen, deze niet naar zijn eigen stalling terug te brengen en deze vervolgens op te zeggen, niet weersproken. Een en ander in onderling verband en samenhang bezien leidt tot de conclusie dat [appellant] (minst genomen stilzwijgend) heeft aanvaard (en dat partijen zijn overeengekomen) dat de boot gedurende de winter in de stalling bij [X] zou blijven en dat aan [appellant] de daarmee gemoeide kosten in rekening zouden worden gebracht. Deze zijn daarom niet onverschuldigd betaald. [appellant] heeft onvoldoende onderbouwd dat dit anders zou zijn en wat hij in dit verband verder nog heeft aangevoerd kan daar niet aan af doen.
het onderwaterschipnaar het rapport van Garantex van 27 oktober 2011. Aan dit rapport kent het hof op het betreffende punt echter geen waarde toe. Bij de houdbaarheid van de stellingen van Garantex in het rapport zijn grote vraagtekens te stellen en deze zijn ten enenmale niet voorzien van een voldoende gefundeerde onderbouwing. Zoals hiervoor al is overwogen kunnen de conclusies in haar rapportage van
Vanwege het feit dat het vaartuig afgelopen jaren gewoon is dichtgetrokken en op eigen kracht is blijven drijven (…)”. Temeer daar het zinken kort volgde op de werkzaamheden uitgevoerd door [[]]. [X].”Nog daargelaten dat de periode van vier maanden tussen de tewaterlating van de boot en het zinken ervan niet als kort kan worden gekwalificeerd, kan deze redengeving in het licht van de aan de dag getreden scheurvorming en de doelstelling en aard van het kitwerk, zoals door [X] naar voren gebracht, niet als voldoende onderbouwing van die conclusie worden gezien. Op grond van het voorgaande kan [appellant] dan ook niet worden gevolgd in zijn stellingen dat het kitwerk ondeugdelijk is uitgevoerd. De stelling dat de werkzaamheden onnodig zijn uitgevoerd, nu [X] zelf aan [appellant] heeft gemeld dat de inwateringsproblematiek niet zodanig was dat sprake was van zinkingsgevaar, moet van de hand worden gewezen omdat deze werkzaamheden nu eenmaal zijn overeengekomen en overigens onvoldoende is weersproken dat de enkele doelstelling van het kitwerk was om inwatering (lekkage) kort na de tewaterlating tegen te gaan. Dat de werkzaamheden uitsluitend dienden plaats te vinden om zinken te voorkomen heeft [appellant] niet gesteld en is ook niet gebleken. Met betrekking tot de anti-fouling verwijst [appellant] naar het rapport van Garantex van 8 november 2011, meer specifiek de passage die onder 3.4.1.1 is weergegeven. Allereerst geldt te dien aanzien dat [appellant] aan [X] te kennen heeft gegeven dat de kosten van de werkzaamheden aan het onderwaterschip binnen de perken moesten blijven, hoewel [X] [appellant] heeft gewaarschuwd dat grondig onderhoud nodig was. Niet is gebleken dat [appellant] voor dat grondige onderhoud toestemming heeft verleend. Aangenomen moet worden dat [appellant] alleen toestemming heeft gegeven voor de werkzaamheden zoals in meergenoemde brief van 14 december 2010 omschreven. [appellant] heeft verder niet gesteld dat [X] die werkzaamheden niet heeft uitgevoerd. De suggestie dat [X] andere, te weten meer uitgebreide en grondigere werkzaamheden had moeten verrichten dan waar [appellant] kennelijk zijn toestemming voor had gegeven, zoals het
grondigopschuren van het onderwaterschip en het aanbrengen van een primerlaag, moet dan ook van de hand worden gewezen. Dat kan niet geacht worden binnen de opdracht aan [X] te vallen. Overigens kan evenmin worden gezegd dat, gelet op de uitvoerige betwisting door [X], voldoende onderbouwd is dat de aangebrachte laag anti-fouling ondeugdelijk was. In dat verband wordt nog opgemerkt dat [appellant] niet heeft gesteld dat zich groei van micro-organismen, die de anti-fouling laag beoogde te voorkomen, heeft voorgedaan. Uit het voorgaande volgt dan ook dat onvoldoende is onderbouwd dat [X] de werkzaamheden aan het onderwaterschip, gezien in de sleutel van de door [appellant] gegeven opdracht, ondeugdelijk heeft uitgevoerd.
het dek, zoals verwoord in
grief I Bleidt het hof uit de stellingen van [appellant] af dat de kern van het verwijt hier ligt in de omstandigheid dat [X] hem niet heeft gewaarschuwd dat in de toekomst inwateringsproblemen zouden ontstaan via het dek en dat [X] hem daarvoor niet heeft gewaarschuwd, hoewel hij daartoe wel verplicht was. Ten aanzien van dit verwijt moet allereerst worden opgemerkt dat de onderbouwing ervan, mede gezien hetgeen hiervoor is opgemerkt over de rapportage van Garantex, onvoldoende is. In het bijzonder is niet gesteld op welke termijn en in welke mate deze inwateringsproblemen zich zouden voordoen, en evenmin welke gevolgen deze zouden hebben. Gezien in het licht van de gemotiveerde betwisting door [X] van een en ander, en zijn stelling dat een houten boot regelmatig (jaarlijks) onderhoud nodig heeft ten einde onder meer dit soort problemen te voorkomen, had [appellant] zijn verwijten nader moeten onderbouwen. Gelet hierop en op het beperkte financiële kader van de opdrachten die hij [X] had gegeven kan voorts het betoog dat hij had mogen verwachten dat nimmer inwateringsproblemen via het dek zouden ontstaan en dat de werkzaamheden mooier of sneller hadden gekund, geen hout snijden. De stelling dat [X] op de hoogte was of behoorde te zijn van dergelijke toekomstige problematiek is eveneens onvoldoende gemotiveerd. Nu evenmin is gebleken dat zich inwatering via het dek heeft verwezenlijkt zijn de stellingen van [appellant] te vaag en speculatief om daaraan gevolgen te verbinden. In het bijzonder kan niet worden gezegd dat [X] enige zorgplicht, zoals hiervoor bedoeld, heeft geschonden. [X] is evenmin tekortgeschoten in de nakoming van verbintenissen die op hem rustten. Voor ontbinding van de overeenkomst, en terugbetaling van het betaalde ter zake is dus geen plaats.
de “vaststellingskosten”evenmin voor vergoeding in aanmerking.
grief IIIdeze nader als volgt aan. Indien het hof niet kan vaststellen of de oorzaak van het zinken is gelegen in de ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden of de scheurvorming is [X] toch aansprakelijk voor de schade. Er is dan immers sprake van een onzeker causaal verband en het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid is dan van toepassing.